| |
| |
| |
| |
ABN [1]: Nederlandse uitspraak is provincialistisch
Theo Bakker - Nijmegen
Jan Stroop breekt in het oktobernummer een lans voor een terugkeer naar de ABN-uitspraak (‘Het ABN: onmisbare spreeknorm en “decoder”’), terwijl Marc van Oostendorp in zijn reactie (‘Voor het meedogende oor’) schrijft dat deze terugkeer onhaalbaar en onwenselijk is. In hun visies gaan ze er echter geheel aan voorbij dat er ook buiten Nederland Nederlands wordt gesproken. Doordat de Nederlandse uitspraak steeds verder verwijderd raakt van het ABN, begrijpen Vlamingen Nederlandse programma's steeds minder goed, en naar verluidt verstaan zelfs Afrikaanstaligen de VRT-uitspraak, het ABN uit Vlaamse mond, beter dan de gemiddelde uitspraak op de Nederlandse televisie. Nederlanders hebben de mond vol van mondialisering, maar zien niet hoe provinciaal ze met hun eigen taal omgaan: zolang hun Poldernederlands twee provincies verder nog verstaanbaar is, zien ze geen reden hun uitspraak aan te passen. Laat daarom alle Nederlandstaligen hun provincialisme afschudden en leren in formele situaties de ABN-uitspraak te gebruiken.
| |
ABN [2]: uitspraak en onderwijs
René Appel - Amsterdam
In zijn artikel over het ABN als ‘onmisbare spreeknorm’ in Onze Taal van oktober 2007 schrijft Jan Stroop onder meer het volgende: ‘Voor het goed functioneren van onze samenleving is een omgangstaal die gebaseerd is op het ABN zeker zo belangrijk als foutloos spellen. Dat inzicht bestond vier, vijf decennia geleden nog volop. Toen kwam dat ABN je ook schijnbaar moeiteloos aangewaaid. Wie het al niet van thuis meegekregen had, leerde het wel op school; je wílde het ook leren, want het vergrootte je kansen om “hogerop” te komen.’
Het is opvallend hoe Stroop hier zijn eigen subjectieve ervaringen generaliseert. Ik sprak zo'n vier, vijf decennia geleden zoals zovelen van huis uit dialect, niet zwaar, maar toch. In mijn geval was dat West-Fries. Er was geen sprake van dat ik op school - de Rijks-hbs te Enkhuizen - ABN-uitspraak leerde. In de schoolbanken hield je voornamelijk je mond dicht, laat staan dat je in de gelegenheid was om je uitspraak van het Nederlands aan te passen aan de standaardnorm. Stroop presenteert hier vanuit cultuurpessimistische overwegingen een sterk vertekend beeld van het ‘oude’ onderwijs: vroeger leerden de kinderen tenminste nog goed Nederlands praten, maar tegenwoordig is dat er niet meer bij, lijkt hij te willen betogen.
| |
ABN [3]: spraakherkenning
Quintijn Hoogenboom - Oosterbeek
In het naschrift bij de twee artikelen over de vraag of we terug moeten naar een ABN-norm voor spreektaal beweert Jan Stroop dat spraakherkenning beter werkt met de klanken van het ABN. Als docent spraakherkenning - ik train mensen bij het gebruik van het spraakherkenningsprogramma Dragon NaturallySpeaking - heb ik in de afgelopen zeven jaar echter niet ervaren dat verschillen in uitspraak tussen de verschillende regio's (Twente, Limburg, Zeeland, etc.) een merkbare invloed hebben op de nauwkeurigheid van de herkenning (zolang het geen dialect wordt, overigens). Wel heb ik ervaren dat bepaalde klanken (zoals au) en klankcombinaties (zoals ga, met een g van boven de rivieren) door Dragon NaturallySpeaking moeilijker worden herkend. Bovendien heeft het programma moeite met het inslikken van de slot-n bij meervoudsvormen. In het eerste geval (‘ga’) worden Limburgers waarschijnlijk beter verstaan, en in het laatste de Groningers.
Spraakherkenningsprogramma's als Dragon Naturally-Speaking hebben geen moeite met regionale uitspraak.
Merk op dat dit pakket sprekersafhankelijk is. Per gebruiker wordt een ‘gebruikersprofiel’ aangemaakt. De gebruiker moet hiertoe ongeveer vijf minuten tekst voorlezen, waarna het pakket ‘geijkt’ wordt met zijn/haar uitspraak.
| |
ABN [4]: slechthorenden
G.W.M. de Kok - Helden
Als slechthorende was ik blij met Jan Stroops pleidooi voor het gebruik van het ABN. Vaak kan ik mijn (telefonische) gesprekspartners slecht verstaan door een onduidelijke uitspraak of door het gebruik van dialect - dat mijns inziens per definitie al moeilijker te verstaan is door de vaak half uitgesproken woorden en vreemde zinswendingen. Ik ben het dus roerend eens met Stroop dat men ABN (met of zonder accent) zou moeten gebruiken om zich verstaanbaar te maken, zeker tegenover vreemden, en dat er meer aandacht moet komen voor een duidelijkere uitspraak.
| |
ABN [5]: normering
André van Riel - de Moer
De artikelen van Jan Stroop en Marc van Oostendorp wekten bij mij verbazing en ook enige ergernis. Mijn ergernis geldt de zich telkens manifesterende provincialistische Hollandse minachting ten aanzien van elke vorm van het Nederlands die niet voldoet aan de gorgelende en schrapende norm van de Randstad of het taaltje van de Gooise vrouwen. Naar mijn idee is het Standaardnederlands zoals dat door Brabanders wordt gesproken even Nederlands als het Hollands van de grachtengordel.
Mijn verbazing geldt het gemak waarmee in deze artikelen gesproken wordt over ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’. Is er niet allang afscheid genomen van deze hautaine en elitaire kwalificatie? Voor de geschreven taal geeft het Standaardnederlands duidelijke vastgestelde normen. Maar waar en hoe zijn de normen voor de uitspraak van dat Standaardnederlands vastgelegd?
| |
Naschrift Jan Stroop:
De term Standaardnederlands is de afgelopen jaren zó gedevalueerd dat deze allang niet meer synoniem is met ABN, in de betekenis ‘Nederlands waaraan je niet kunt horen waar iemand vandaan komt’. ABN is daarom een uiterst bruikbare en nuttige term, die niets elitairs
| |
| |
heeft: iedereen die wil kan ABN spreken of iets wat daarbij in de buurt komt.
Met de normen voor de geschreven taal bedoelt de briefschrijver de door de overheid vastgestelde spellingregels, vermoed ik. Dat is heel iets anders dan de eigenschappen van de taal zelf. Die zijn onderdeel van ons collectieve taalbewustzijn. Hoezeer de eigenschappen van het ABN in de taalgemeenschap vastliggen, bleek uit onderzoek van dr. Renée van Bezooijen (2001). Bij haar luistertoets, waarbij een grote variatie aan spraakfragmenten op hun ABN-gehalte beoordeeld moest worden, wezen nagenoeg alle deelnemers (160 uit alle delen van Nederland) dezelfde fragmenten als ABN aan. Met andere woorden: ABN is Nederlands waarvan iedereen weet dat het ABN is.
De ergernis van de briefschrijver hoef ik me niet aan te trekken, want nergens heb ik blijk gegeven van enige Hollandse minachting. Het gekleurde Standaardnederlands zoals door Brabanders gesproken en ook door een West-Brabander als ik ben, is inderdaad even Nederlands als het Hollands van de grachtengordel, maar het is geen ABN.
| |
ABN [6]: poldergemompel
Peter Roelofsen - leraar Engels, Harlingen
Ik ben leraar. Ik lees in het oktobernummer van Onze Taal een artikel van Jan Stroop waarin deze taalkundige en onderzoeker de alarmbel luidt over de verloedering van niet slechts de spelling van onze taal (dat wisten we al), maar evenzeer over de uitspraak ervan. Medeplichtig aan deze verloedering zijn onder anderen de ‘verlichte geesten die in het laatste kwart van de twintigste eeuw het schoolvak Nederlands om zeep geholpen hebben’. Ach ja. Gelukkig was ik in het genoemde tijdvak niet actief in het onderwijs en bovendien ben ik geen leraar Nederlands, dus ik kan mijn handen in dubbele onschuld wassen.
Niets verhindert mij dus om het artikel met interesse te lezen, tot het tegen het eind ervan tot mij doordringt dat (‘o nee toch...’) hier alwéér een deskundige alwéér aan de minister van Onderwijs alwéér een advies gaat uitbrengen waarin alwéér wordt betoogd dat alwéér een maatschappelijke misstand alwéér via het onderwijs moet worden bestreden - terwijl ik het al zo druk heb met het bestrijden van terroristjes-inde-dop en met al die andere nuttige bezigheden die en passant aan het onderwijs worden uitbesteed.
Behalve leraar ben ik inmiddels ook 60, en zowaar, al vóór het lezen van dit artikel had ik in toenemende mate moeite met het verstaan van mijn leerlingen. Ik ging naar de oorarts die mij uitlegde wat ik eigenlijk al wel wist: het is een leeftijdsverschijnsel: ‘(...) bij een hogetonenverlies merkt men wel dat er iets gezegd wordt maar men kan niet goed verstaan wat dat is. De oorzaak wordt dan al gauw gezocht bij anderen, namelijk in het onduidelijk spreken.’ (Nederlands leerboek audiologie. Hoofdstuk 7: ‘Gehoor en leeftijd’)
Volgende week ga ik mijn nieuwe gehoorapparaatje uitproberen. Als Jan Stroop ook eens naar de oorarts gaat, kunnen we misschien de route via Den Haag gewoon overslaan.
| |
De uitspraak van asielzoekers
Lau Kanen - Veldhoven
Het verbaasde mij dat de redactie zonder commentaar de ergernis van J. Winter een plaats gaf in de oktoberaflevering van de ‘Taalergernissen’, want in tegenstelling tot andere inzenders had deze ongelijk. Hij of zij is van mening dat ‘azielzoeker’ (dus met een z) een foute uitspraak is van het woord asielzoeker. En dat is het niet.
Asielzoeker is een van die vreemde woorden, meestal van Romaanse oorsprong, waarvoor de wellicht in vergetelheid geraakte regel geldt dat een enkelvoudige s tussen twee klinkers - net als in het Frans en het Duits - als een z uitgesproken wordt. We hebben er daar talloze van: fase, museum, divisie, incisie, dosis, doseren, expertise, fysiek, coupeuse, friteuse, gazeuse, fusie, enzovoort. Alleen bij vreemde woorden die zijn samengesteld uit het voorvoegsel a en een s-woord blijft de enkele s in alle scherpte hoorbaar: asociaal, asymmetrisch, asynchroon, asymptoot. De onzekerheid over de uitspraak van asiel is misschien ontstaan onder invloed van het Engels, waar in asylum de s wel scherp uitgesproken wordt.
| |
Melisse en citroengras
Sandra Salvador - Maastricht
Melisse is hetzelfde als citroengras, zo wordt gesteld in de ‘Taaltest’ in het oktobernummer, maar daarmee slaat u de botanische plank behoorlijk mis. Melisse, ook wel citroenmelisse genoemd, is een lipbloemige van de gematigde streken. De botanische benaming luidt Melissa officinalis. Citroengras, in de Indonesische keuken ook bekend onder de naam sereh, is een tropische plant met de botanische naam Cymbopogon citratus. Als u even googlet op de beide botanische namen, zult u zien dat het om twee volstrekt verschillende planten gaat. De enige overeenkomst is dat beide een etherische olie bevatten die naar citroen ruikt.
Melisse (links) en citroengras
| |
Taalergernissen
Frank Koelewijn - Alphen aan den Rijn
Ik klim niet zo snel in de pen om mijn mening over taal, taalfeiten of taalverschijnselen te geven, of om te reageren op artikelen in Onze Taal, maar nu moet mij toch iets van het hart. Zojuist las ik in het septembernummer de rubriek ‘Taalergernissen’, en ik bemerkte dat ik mij gaandeweg steeds meer ging ergeren aan de ergernissen van mijn medelezers. Ik kan er maar moeilijk bij dat iemand zich ergert aan het werkwoord stappen in de zin van ‘'s avonds uitgaan’ of aan de tekst ‘van harte gefeliciteerd en veel geluk gewenst’ op felicitatiekaarten, of dat iemand zich zó ergert aan een foutief gebruikt lidwoord in de naam van een cultuurhuis, dat hij of zij er slechts met onverholen tegenzin binnentreedt. Ik kan er nog minder goed bij dat deze mensen de moeite nemen hun ‘ergernissen’ op schrift te stellen en aan de redactie van Onze Taal te sturen. En ik kan er helemaal niet bij dat de redactie deze mensen een podium geeft. Besteed die ruimte liever aan zinniger bijdragen. Ik heb slechts één advies aan deze mensen: ‘Get a life!’ (ja, ja, in het Engels).
| |
Politiejargon
Linda Kool - Rotterdam
Jan Erik Grezel geeft in het meinummer in zijn artikel over de taal van de politie (‘Met toeters en bellen naar een prio 1’) een lijstje ‘Voorbeelden van politiejargon’. Ik heb daar een leuke aanvulling op. In de regio Rijnmond noemen ze een aanrijding een ‘boem-is-ho'tje’. Vaak maken ze er ook nog een grapje bij: ‘boem is ho, rinkel is glas, plons is water’. Dat kwam dagelijks langs op de scanner (die in de tijd dat ik getrouwd was met een Rotterdamse brandweerman dag en nacht aanstond). Een ander bekend grapje, dat ik ook duizenden keren gehoord heb, gaat als volgt. Centrale: ‘Er is daar en daar een mevrouw de kluts kwijt.’ Surveillant: ‘Nou, dan gaan we haar wel even helpen zoeken.’
|
|