Kapsalon
Kees van der Zwan
‘Kapsalontest’, stond er groot op het omslag van het tijdschrift nl10, en ik zal niet de enige zijn geweest die het om die reden meegriste uit de supermarkt - kon ik eindelijk eens op grond van harde cijfers vaststellen waar je in Rotterdam (het verspreidingsgebied van nl10) het best je haar kunt laten knippen. Ik zal dus ook niet de enige zijn geweest die thuis, bij het opslaan van de test, zeker meende te weten in het verkeerde artikel te zijn beland. Want op de begeleidende foto's zag ik geen modieus gekapte hoofden of kekke kapperszaakinterieurtjes, maar aluminiumbakjes gevuld met onduidelijk en eerlijk gezegd niet erg appetijtelijk ogend eten.
Hoe zat dat? Van een fout bleek geen sprake: deze bakjes met gelig voedsel waren wel degelijk de hier geteste ‘kapsalons’. Geen spiegels, haardrogers en wasbakken dus, maar een mengsel van patat, shoarmavlees en gesmolten kaas, bereid in de oven. Volgens de test is de kwaliteit van het gerecht nog niet overal om over naar huis te schrijven, maar toch is het in Rotterdam in korte tijd razend populair geworden. Als we het artikel mogen geloven, is het nog maar een kwestie van tijd voordat heel Nederland aan de kapsalons is. Ze zijn al gesignaleerd in Gouda, Den Haag ‘en zelfs Amsterdam’, telkens onder deze naam.
De vraag is natuurlijk waar die naam vandaan komt, en wat dit voedsel precies met het kapperswezen te maken heeft. Is het de overeenkomst tussen geblondeerd haar en de gesmolten kaas boven op het gerecht? Of doet de patat in deze substantie denken aan een setje krulspelden? Nee, het zit anders. Drie jaar geleden wilde Nataniël Gomes, eigenaar van kapsalon Tati aan de Schiedamseweg in Rotterdam, weleens wat nieuws eten. ‘Ik had trek in patat en shoarma,’ vertelt hij in nl10, ‘dus vroeg ik bij shoarmazaak El Aviva hier op de hoek of ze die twee bij elkaar in een bak konden doen. Dat hebben we een paar keer zo besteld, tot mijn collega met het idee kwam dat het met kaas eroverheen nog lekkerder zou kunnen zijn.’ Dat bleek die collega goed te hebben gezien, maar er was nog een klein probleem. ‘Als we andere mensen uitlegden wat we wilden hebben, stonden ze vaak raar te kijken. Dus zeiden we: “Zeg maar dat je van de kapsalon komt, dan weten ze het wel.” Dat werd uiteindelijk gewoon “kapsalon”.’ En die begon dus vervolgens zijn zegetocht door de stad.
Kapper Nataniël Gomes uit Rotterdam (links), bedenker van de ‘kapsalon’.
Foto: Floris Scheplitz
Een week na verschijning van de kapsalontest opende de Rotterdamse editie van dagblad Metro met de kop ‘Kappers beboet’. Een paar overheidsinstellingen hadden tijdens een gezamenlijke actie gekeken of de kappers in de Rotterdamse wijk het Oude Noorden zich wel aan de regels hielden. Bij maar liefst 22 zaken waren onregelmatigheden ontdekt, zoals zwartwerken en illegaal stroom aftappen. Het was de inspecteurs ook opgevallen ‘dat mensen naar binnen gingen, maar met hetzelfde kapsel weer naar buiten kwamen.’ Wat hadden ze daarbinnen dan te zoeken gehad? Een woordvoerder van de gemeente: ‘In sommige zaken stonden complete stellingen met levensmiddelen naast de kappersstoelen.’
De branchevervaging lijkt te hebben toegeslagen in de kapperswereld. Na kapsalon (‘shoarmagerecht’) heeft nu ook kapper er een betekenis bij gekregen: ‘buurtsuper’.