| |
| |
| |
Grondlegger van het Nederlandse woordenboek
Bij de vierhonderdste sterfdag van Cornelis Kiliaan
Berthold van Maris
In België wordt dit najaar uitvoerig stilgestaan bij de vierhonderdste sterfdag van Cornelis Kiliaan, de maker van het eerste grote Nederlandse woordenboek. Wie was deze Antwerpenaar eigenlijk? Wat voor woordenboek maakte hij precies? Welke taal wordt erin vastgelegd? Hoe kwam het tot stand? En hoe invloedrijk is het?
Woordenboekmaker Cornelis Kiliaan (ca. 1528-1607), vereeuwigd in het Belgische Duffel, zijn geboortestad.
Gemeentelijk archief Duffel
Het eerste grote woordenboek van het Nederlands was in het Latijn, de wetenschappelijke taal van die tijd. Het verscheen in Antwerpen in 1599, onder de titel Etymologicum teutonicae linguae. Het is, zoals ze het indertijd gezegd moeten hebben in de taal die het boek beschrijft: een ‘woordboeck der Duytsche spraecke’.
Het Nederlands, in de moderne betekenis van het woord, bestond nog niet echt. Er was in ieder geval nog geen Standaardnederlands. Er bestonden alleen dialecten en streektalen, waarvan het Brabants van Antwerpen het meeste prestige had: Antwerpen was in de zestiende eeuw de belangrijkste stad van de Lage Landen. Het onderscheid tussen Nederlands en Duits was ook nog niet zo absoluut als nu. Vandaar dat behalve het echte Duits ook het Nederlands door de Antwerpenaren ‘Duytsch’ werd genoemd, wat overigens net als de veelvoorkomende vorm Diets niet veel meer betekent dan ‘de volkstaal’.
Hoe zag dat zestiende-eeuwse Antwerps- Nederlands eruit? Een willekeurige groep trefwoorden uit het woordenboek geeft een eerste indruk:
diep
diep in
diep in gaen
diepe wonde
dieploot
diepen
diepte
diepte der zee
dier
dieren eed
dierken
diergaerd
dierhond
dierwolf
dieriaeckel
diersch
dier
dierbaer
dierkoopigh
dierte
dieren tijd
dierte maecken
diessel
diestel
diet
dievel
dieverne
dighen
Om dit Antwerps in actie te zien, geven we even het woord aan de maker van het woordenboek, Cornelis Kiliaan (ca. 1528-1607), die zijn hele leven werkzaam was bij de beroemde Antwerpse drukkerij-uitgeverij van Christoffel Plantijn. Hij vertaalde ooit een Italiaans boek, onder de titel Beschrijvinghe van alle de Neder-landen, en daarin komt de volgende passage voor, over de taal die in de Lage Landen werd gesproken:
Heurlider moedersche Spraecke, behalven sommighe plaetsen daer men Fransoys ende Duytsch spreekt, wordt vande vreemdelinghen geheeten Vlaemsche, ende ook Duytsche - in Latijn: Teutonica: welcken naem, soo sommige segghen, genomen is van Tuisco, daer Cornelius Tacitus vermaen af maect in 't boeck van de zeden ende gebruycken des Duytschlandts. (...) Welck voorwaer een overvloedighe rijcke tale is van eygene ende beduydelijcke woorden, seer bequaem om te bevatten ende te scheppen alle woorden ende reden die men wilt. (...) Ende men houdt voor seker overmits veel redenen, dat dit schier de selve Spraecke is, die in dit landt gesproken werdt ter tijdt van Julius Cesar.
(Men noemt hun moedertaal Vlaams of Diets; deze taal wordt het meest gebruikt, naast het Frans en het Duits. De Latijnse naam is ‘Teutoons’, naar de god Teuto in Tacitus' Germania. (...) Het is een rijke taal met een overvloed aan oorspronkelijke woorden die duidelijke betekenissen hebben en waarin je alle mogelijke gedachten uit kunt drukken. (...) Er zijn voldoende bewijzen dat deze
| |
| |
taal al in dit gebied werd gesproken ten tijde van Julius Caesar.)
Zo zag het beschaafd Antwerps er dus uit. Er was al een beweging gaande in de richting van standaardisering, maar die ontwikkeling was nog maar halverwege.
In het citaat valt opnieuw op dat het woord Duytsch zowel voor het Duits als voor het Nederlands gebruikt wordt. De culturele scheidslijn tussen Nederland en Duitsland zou een halve eeuw later, in 1648, definitief getrokken worden, met de Vrede van Münster. Dat werd daarna ook een keiharde taalgrens, tenminste wat de standaardtalen betreft. Want ook nu nog lopen de Nederlandse en Duitse dialecten in het grensgebied geruisloos in elkaar over.
In het voorwoord van het Etymologicum maakt Kiliaan duidelijk dat hij het Germaans van de Lage Landen beschrijft. Hij zegt dat het Brabantse dialect ‘tegenwoordig’ te boek staat als het mooiste en beschaafdste, vanwege Leuven, ‘waar de studie van de schone letteren bloeit’, Brussel, ‘waar het voorname hof van de keizer zetelt’, en Antwerpen, ‘de vermaarde handelsstad’. Over de Friezen zegt hij dat zij ‘een vreemd, moeilijk en sterk van hun buren afwijkend dialect’ gebruiken, ‘ook in hun handelscontacten en contracten’. De West-Friezen daarentegen zouden, ‘vooral in de steden’, dicht in de buurt van de Brabantse en Hollandse taal komen - volgens Kiliaan een gevolg van handel en bestuurlijke contacten.
Kiliaan neemt dus het Belgisch-Brabants als uitgangspunt. Maar hij geeft in zijn woordenboek - en dat is origineel voor die tijd - ook geregeld varianten uit andere dialecten: Vlaams, Hollands, ‘Sicambrisch’ (Gelders), ‘Saksisch’ (Nedersaksisch, Nederduits), en soms zelfs ‘Germaans’ (waarmee Kiliaan dan het Hoogduits bedoelde).
| |
Het woordenboek van Kiliaan
Wie het Etymologicum teutonicae linguae van Kiliaan wil zien, kan terecht op het internet: www.dbnl.org/tekst/kili001etym01_01/. Een facsimile-uitgave van het boek (768 bladzijden) is verkrijgbaar bij de tentoonstelling in Antwerpen (zie kader op blz. 302) en kost €21,50. U kunt het boek ook bestellen bij het gemeentemuseum van Duffel (de geboortestad van Kiliaan); het kost dan €35,30, inclusief verzendkosten (het boek weegt ruim 1,2 kilo). Informatie hierover: via e-mail (museum@duffel.be) of telefonisch (0032 (0)15 30 72 13).
Wilt u het oorspronkelijke boek inzien en vasthouden, dan kunt u terecht bij de universiteitsbibliotheken, die de eerste druk meestal wel in huis hebben. Latere drukken uit de achttiende eeuw worden her en der door antiquariaten aangeboden, onder andere op het internet, en kosten tussen de 200 en 450 euro.
| |
■ Tachtigjarige Oorlog
Het woordenboek verscheen midden in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), veertien jaar na de val van Antwerpen (1585). De Spanjaarden hadden toen de stad heroverd, en een groot deel van de bevolking - uiteindelijk bijna de helft - trok weg. Als gevolg van deze demografische en economische implosie zou het Antwerps zijn prestige in de zeventiende eeuw snel verliezen. Het woordenboek van Kiliaan is achteraf gezien de zwanenzang van dat Algemeen Beschaafd Antwerps.
Kiliaan werkte er veertig jaar aan, en wat nu bekendstaat als ‘de Kiliaan’, is strikt genomen de derde druk, want in 1574 en 1588 waren er al eerdere, kleinere versies verschenen, onder de titel Dictionarium Teutonico-Latinum. Het Etymologicum werd gemaakt in een woelige periode (religieus geweld, oorlog, een pestepidemie), maar daar merk je in het woordenboek zelf helemaal niets van. Daarin heerst de rust van de zorgvuldig uitgevoerde lexicografie.
Kiliaan heeft ook geen opvallend leven geleid. Hij werkte in de luwte van al die politieke en religieuze onrust, zoals het een woordenboekmaker betaamt. Wat we van hem weten - en dat is weinig - zijn wat willekeurige sporen die hij toevallig op papier heeft achtergelaten. We weten bijvoorbeeld dat hij een begrafenis tweede klasse kreeg. En we weten dus dat hij zijn leven lang bij Christoffel Plantijn heeft gewerkt, als corrector, redacteur en vertaler. Er is een brief uit 1580 bewaard gebleven waarin Plantijn vraagt of Kiliaan kan worden vrijgesteld van deelname aan de burgerwacht, want hij zou zich al voldoende verdienstelijk gemaakt hebben met het vertalen van documenten. Waarschijnlijk heeft Kiliaan op de Spanjaarden buitgemaakte documenten vertaald voor de inlichtingendienst van de Nederlanden - en dat is meteen het spannendste wat we over de man weten.
Het idee om een woordenboek te maken kwam ook niet van Kiliaan, maar van Plantijn, die wel meer woordenboeken uitgaf (Frans, Latijn), en daarnaast allerlei praktische taalboekjes. Talen waren belangrijk in Antwerpen, vanwege de handel en vanwege de vele vreemdelingen die in de stad woonden. Om een indruk te krijgen van de culturele en linguïstische verscheidenheid van het toenmalige Antwerpen, volstaat het om opnieuw een fragment uit Beschrijvinghe van alle de Neder-landen te citeren, over de vele buitenlandse kooplieden die in Antwerpen woonden:
Dese Cooplieden onderhouden der Stadt wetten ende statuyten, voorts leven, cleeden ende doen alle andere dingen vrijelijck naer heur maniere. (...) Soo dattet een wonderlijck dinck is, soo groote t'samenmenginghe van soo veel menschen ende sinnen te sien, jae noch wonderlijcker de menigherleij verscheyden spraecken te hooren.
(Deze kooplieden volgen de regels en wetten van hun stad, maar verder zijn ze vrij in hun doen en laten, hun kleding en hun manier van leven. (...) Het is dan ook heel bijzonder om een gemeenschap te zien die uit zo veel verschillende mensen bestaat. Nog gekker is het om al hun verschillende talen te horen.)
Handel en cultuur gaan vaak hand in hand. Zo was het ook in Antwerpen: er heerste een levendig cultureel-intellectueel klimaat. De humanisten, in Antwerpen en in het nabije Leuven, zorgden voor een hernieuwde belangstelling voor de oude talen. De belangstelling voor het Latijn was nooit weg geweest, maar nu werden ook het Grieks en het Hebreeuws weer bestudeerd. Oude teksten werden opnieuw uitgegeven, en waar nodig van fouten gezuiverd. Met al die belangstelling voor de oude talen nam ook de belangstelling voor de levende talen toe, want talenkennis is besmettelijk. Daarbij was Antwerpen een zelfbewuste stad en ook dat werkte een grotere belangstelling voor de eigen taal in de hand.
Kiliaan was geen humanistische geleerde, maar wel een heel vlijtige, academisch geschoolde redacteur. Hij deed met zijn woordenboek hetzelfde als wat de humanisten met die oude teksten deden: verzamelen, beschrijven, en waar nodig zuiveren.
Men stond, ook in die tijd al, nogal wantrouwig tegenover leenwoorden, en dus heeft Kiliaan in zijn woordenboek?
| |
| |
de ‘bastaardwoorden’ achterin opgenomen, in een aparte bijlage. Het gaat om woorden die, zo legt hij uit, wel in het Antwerps gebruikt werden, maar er eigenlijk niet in thuishoorden: leenwoorden uit het Frans en Italiaans. Zoals abandonneren, accorderen en appelleren. Maar ook woorden die nu helemaal zijn ingeburgerd, bijvoorbeeld ceremonie en cilinder. En zelfs woorden waarvan we ons nu niet bewust zijn dat ze ooit uit het Frans zijn overgenomen, zoals natuerlick, nul en meubel.
Illustratie: Matthias Giesen
| |
Etymologie
Als corrector en redacteur had Kiliaan met verschillende talen gewerkt, en hij was duidelijk in de ban geraakt van de overeenkomsten tussen die talen. Als een Antwerps woord lijkt op een woord uit een andere taal, dan geeft hij dat vreemde woord ook, als vergelijkingsmateriaal. Het Etymologicum signaleert dus allerlei overeenkomsten tussen de Germaanse en de Romaanse talen. Kiliaan laat zien dat woorden als blaeuw, loven, rijck, kruys en fel heel erg lijken op hun Franse of Italiaanse vertaling. In zijn inleiding komt hij ook met een verklaring: hij denkt dat er in die Romaanssprekende gebieden vroeger, vóór de romanisering, een soort Germaans werd gesproken. Een halve eeuw later komen taalgeleerden in Leiden met een heel andere verklaring: de Germaanse en Romaanse talen zouden, net als het Grieks en het Perzisch, allemaal van dezelfde oertaal afstammen (het ‘Scythisch’) en daarom lijken veel basiswoorden in die verschillende talen op elkaar - een soort Indo-Europese theorie avant la lettre.
Kiliaan waagt zich soms ook op het glibberige pad van de etymologie. Hij was niet de eerste die dat deed, want de etymologie sprak altijd al tot de verbeelding. We vinden in het woordenboek etymologische verklaringen die nog steeds hout snijden: reus heeft volgens Kiliaan te maken met rijzen, en adem met het Griekse atmos/atmè. Maar er zijn ook voorbeelden die nu een glimlach oproepen bij de lezer. Man zou van mennen komen, want ‘het is de belangrijkste taak van de man dat hij zichzelf en alle andere dieren leidt en bestuurt’. Vrouwe komt volgens Kiliaan van vrohou: altijd haar vrolijkheid behoudend. En God komt natuurlijk van goed, want zo staat het ook in de Bijbel: er is niemand zo goed als God.
In zijn voorwoord verontschuldigt Kiliaan zich voor deze speculaties. Hij zegt dat ook vroegere taalgeleerden, zoals Varro (Romeinse tijd) en Isidorus van Sevilla (zevende eeuw), hun gissingen naar de herkomst van woorden niet altijd goed konden onderbouwen. Kiliaan beseft dat zijn etymologische bewijsvoering rammelt, maar hij heeft het boek toch heel trots Etymologicum (‘etymologisch woordenboek’) genoemd, niet omdat dat de lading dekt - want de etymologie speelt slechts een bijrol in het boek - maar omdat dat chiquer klonk.
| |
Kiliaan-herdenkingen
In Antwerpen wordt Kiliaan de komende twee maanden herdacht met een tentoonstelling en een boek.
De tentoonstelling Portret van een woordenaar. Cornelis Kiliaan en het woordenboek in de Nederlanden geeft een indruk van Kiliaan, zijn werk, de tijd waarin het woordenboek gemaakt werd, maar ook van wat er in de eeuwen daarna gebeurde in de Nederlandse lexicografie. Te zien van 10 november 2007 tot 6 januari 2008 in de Koningin Fabiolazaal in Antwerpen. Alle dagen, behalve maandag, van 10.00 tot 17.00 uur. Entree: €3,-.
Zie ook: www.corneliskiliaan.be.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling wordt een (gelijknamige) catalogus uitgegeven, met bijdragen van negen specialisten over verschillende aspecten van het werk van Kiliaan: het humanistische klimaat, het taalonderwijs in de zestiende eeuw, de vroege taalwetenschap van die tijd en de eeuw erna, de invloed van het boek op latere woordenboeken, etc. Het boek telt 192 pagina's en kost €25,-. Bestellen kan bij de provincie Antwerpen: marie-claire.govaerts@admin.provant.be.
| |
■ Steunpilaar
Kiliaan wordt nu gezien als de grondlegger van de Nederlandse lexicografie. Dat mag vrij letterlijk worden opgevat: alle latere woordenboeken bouwen voort op Kiliaan. Woordenboeken bouwen altijd voort op wat er al ligt, en in wezen doet alle cultuur dat, maar bij woordenboeken valt het wel heel erg op. In het slechtste geval ontstaat een nieuw woordenboek door het kritiekloos overschrijven van oudere woordenboeken, in het beste geval wordt wat er al bestaat opnieuw overdacht en uitgebreid.
Woordenboeken gingen naderhand een belangrijke rol spelen in de vorming
| |
| |
en verbreiding van het Algemeen Beschaafd Nederlands, dat dan al geen Algemeen Beschaafd Antwerps meer is, maar Algemeen Beschaafd Hollands. Mensen gaan in een woordenboek opzoeken hoe het hoort. Maar dan zitten we al in de negentiende eeuw, als er, in navolging van de grote Duitse, Franse en Engelse woordenboeken, ook in Nederland woordenboeken gemaakt worden waarin de nationale taal beschreven wordt - en in zekere zin ook wordt vóórgeschreven. Zoals gezegd gaan al die boeken (Van Dale, Kramers, Koenen) op de een of andere manier terug op Kiliaan. Op basis van Kiliaan werd bijvoorbeeld in de negentiende eeuw een Nederlands-Frans woordenboek gemaakt, en dat werd vervolgens weer het uitgangspunt voor Van Dale's Groot woordenboek van hedendaags Nederlands.
Ook voor het grote wetenschappelijke woordenboek van het Nederlands, het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), is ‘de Kiliaan’ een belangrijke steunpilaar: het is de meest geciteerde bron in dit historische woordenboek, dat het Nederlands vanaf 1500 beschrijft. Voor een aantal nu heel gewone woorden is het Etymologicum zelfs de vroegste vindplaats: achterdocht, afwezig, drab, fors, gebouw, goor, hartstocht, hoeveelheid, kwaadaardig, loom, meewarig, schrikken, slordig, snugger, vadsig - en het lijstje is nog veel langer.
| |
■ Eerbetoon
De Kiliaan heeft veertigduizend trefwoorden. Als je dat vergelijkt met de Van Dale hedendaags Nederlands, die negentigduizend trefwoorden omvat, waaronder veel technische en academische taal die in de zestiende eeuw nog niet bestond, dan moet je concluderen dat veertigduizend voor die tijd een heel behoorlijk aantal was.
In 1981 verscheen er nog een ‘vierde Kiliaan’, met toevoegingen die Kiliaan later had aangebracht. Want ook op hoge leeftijd kon de man het niet laten om steeds maar weer op jacht te gaan naar nieuwe woorden of betekenissen. In een exemplaar van het boek krabbelde hij allerlei aantekeningen in de kantlijn, die daarna overigens nooit gebruikt zijn in de vele herdrukken die het boek in de zeventiende en achttiende eeuw kreeg. Het waren de makers van het WNT die al die krabbels alsnog op een verzorgde manier uitgaven - ook als een soort eerbetoon aan de eerste echte Nederlandse lexicograaf.
Vertaling Kiliaan-citaten: Olga van Marion.
|
|