Zong
Fantastig
Guus Middag
Waarom zingt Eva De Roovere ‘Jij is lastig’ en ‘fantastig’? En de jongens van Opgezwolle ‘proef die woofer’? En hoe komt het dat dit zo bijzonder klinkt? In zijn nieuwe rubriek ‘Zong’ staat Guus Middag stil bij de taal en de poëzie die te horen is in allerlei Nederlandstalige liedjes, oud en nieuw.
Ik bleef even stilstaan toen ik er iemand op de radio over hoorde zingen - over natte dromen. Dat hoor je niet vaak. Het onderwerp is interessant genoeg, en het moet zich wereldwijd voordoen, maar bijna niemand heeft het erover - over de mooie droom ‘waarbij een onwillekeurige zaadlozing plaatsheeft’, zoals Van Dale zegt. De pollutio nocturna, de nachtelijke vervuiling. Nu zóng iemand erover. En, nog bijzonderder: het was geen man, maar een vrouw, met een zachte, zwoele meisjesstem en een fijn Vlaams accent.
Ze zong heel onschuldig en ontspannen, in een opgewekt ritme, tegen een eenvoudige achtergrondbegeleiding. Het maakte een lichte, speelse en amoureuze indruk. Ik zou haast zeggen: fransozig, op de wijze waarop Franse popmuziekzangeresjes altijd zingen. Een lekker liedje. En dan was er dus die tekst, waarin behalve ‘natte dromen’ nog wel meer erotiek leek rond te zweven. ‘Kussen’ ving ik op, en ‘slaap’, heel veel ‘slaap’, heel langgerekt gezongen. Ik hoorde ‘lekker ding’ en ‘tussen vingers’ en een ‘groot geheim’. Hadden we hier te maken met een vrolijk niemendalletje? Zo klonk het wel. Of hadden we hier een gevaarlijk Lolita-mengsel te pakken: suggestieve praat voor de goede verstaander, op een bedje van lieve onschuldige kinderklanken?