van het woord leveren ze niet. Wél blijkt dat lammetjespap op verschillende manieren wordt klaargemaakt. Sommigen leggen een relatie tussen de naam en de textuur van de pap. Zo schrijft Chandrã Bliek: ‘Tarwebloem is grauwer van kleur (mits ongebleekt) en grover van structuur dan de fijne, prachtig witte rijstebloem waarvan lammetjespap wordt gekookt. Ik heb de naam altijd verklaard uit dit verschil in kleur en structuur. Zoals de vacht van een lam nog zacht en wit is, zo is die van een schaap ruwer en grauwer; zo zijn de verschillen tussen de twee soorten pap, tarwepap en meelpap, hiermee vergelijkbaar.’ Aangezien in het oudste citaat (uit 1717) lammetjespap inderdaad synoniem was aan meelpap, is deze verklaring niet onmogelijk, maar er zal toch extra bewijsmateriaal nodig zijn, want de vergelijking met de lichte en zachte vacht van het lam kan gemakkelijk een verklaring achteraf zijn.
Jos Knipping heeft een vergelijkbare associatie: ‘Vroeger (tussen 1945 en 1950) kreeg ik weleens lammetjespap, die bestond uit melk, stukjes wit brood, een blokje anijs en suiker. Die stukjes wit brood zwollen natuurlijk op in de melk, waardoor wellicht de suggestie ontstond dat er lammetjes in de melk zaten.’ Deze verklaring is minder waarschijnlijk, omdat het door hem genoemde recept voor de pap ongebruikelijk is.
Jan de Lange denkt daarentegen aan de onschuld en zachtmoedigheid waarmee het lam van oudsher wordt geassocieerd: ‘Als kinderen (plm. 1945-1950) kregen wij lammetjespap als we ziek waren. De gezonden van het gezin aten ofwel gortepap ofwel havermout. Lammetjespap werd bij ons gemaakt van maizena. Eerst een beetje maizena oplossen in een schaaltje koude melk, daarna voorzichtig bij de warme melk gieten. Boter en suiker erbij en genieten maar. In ieder geval gaf bij mij de lammetjespap het gevoel van teerheid, zachtheid en liefde, dezelfde gevoelens die een lammetje bij je opwekt.’ Opnieuw een bijzonder recept, maar juist daarom minder waarschijnlijk als naamgevingsmotief voor de pap.