■ Bruidegom
Gozer is eveneens een verbastering van een Jiddisch woord, namelijk van chosen, dat ‘bruidegom’ betekent en dat op zijn beurt teruggaat op het Hebreeuwse choson, met als betekenissen ‘schoonzoon’ en ‘bruidegom’. Net als hoteldebotel komt het in allerlei vorm- en spellingvarianten voor, waaronder gauser, goasser, gooser, goosser, goozer, goser, gosert, gouser en gozert.
In Koosjer Nederlands (2006), een prachtige studie over Joodse woorden in de Nederlandse taal, wijzen Justus van de Kamp en Jacob van der Wijk erop dat in de literaire bronnen aanvankelijk - aan het begin van de twintigste eeuw - geen duidelijk onderscheid te maken valt tussen het Joodse gosen voor ‘bruidegom, partij, partner’ en het (aan het Nederlands aangepaste) gozer in de betekenis ‘vent, kerel’.
Inmiddels is het pleit voor deze woorden beslecht: gosen wordt in niet-Joodse kringen helemaal niet meer herkend, terwijl gozer algemeen bekend is en diverse min of meer vaste verbindingen is aangegaan. Ook kwamen en komen we gozer tegen in samenstellingen als:
- | gozertippelaar voor ‘iemand die 's avonds op zoek gaat naar dronken lui om ze te beroven’ (verouderd) |
- | dolmgozer voor ‘versufte kerel’ (verouderd) |