■ Onder ons
Voor het gebruik op zijn eigen terrein - het informele, lokale - heeft het dialect ook niet echt behoefte aan beleid. Beleid is de manier van werken die we hebben uitgevonden om zaken te regelen die het lokale en informele overstijgen. De lokale, informele dingen des levens regelen we nu eenmaal het beste onder ons. Daar hoeven geen raden of commissies, instituties of inspraakorganen aan te pas te komen. Dat hoeft niet te worden gereglementeerd, in contracten gegoten of aan alle burgers bekendgemaakt. Daar heeft beleid met andere woorden heel weinig vat op, en daar hoeft het zich ook niet mee te bemoeien. Net zomin als beleid gaat over hoe wij de taken thuis verdelen of over de kledij die iemand aantrekt om te gaan joggen, heeft beleid veel in te brengen als het gaat om de taal die iemand daarbij gebruikt.
Is streektaalbeleid dan toch nutteloos? Nee, hebben wij betoogd. Er zijn een aantal aspecten die met dialect en dialectgebruik te maken hebben die beleidsaandacht heel wel kunnen gebruiken. Op één, met stip, hebben wij de houding van mensen tegenover dialect en dialectgebruik geplaatst. Door de jaren heen is bij veel gebruikers van het Nederlands een soort negatief vooroordeel gegroeid ten aanzien van alles wat dialect is of naar dialect ruikt. Wie dialect gebruikt of met een dialectaccent spreekt, zal wel wat dommer, onbeschaafder, minder vooruitstrevend, economisch minder solvabel zijn dan wie te allen tijde vlekkeloos (?) Standaard-nederlands gebruikt.
Dat dat vooroordeel soms vérstrekkende gevolgen kan hebben voor de dialectspreker, blijkt uit recent onderzoek, van Gerben Kraaykamp. En iedereen kent wel de verhalen over kandidaten die geweigerd werden voor een of andere functie omdat ze dialect spreken, of over dialect sprekende politici die minder competent worden geacht. Dergelijke vooroordelen missen elke grond, en dienen dan ook bestreden te worden. Ze zijn trouwens niet zo erg verschillend van de vooroordelen tegenover mensen die op grond van welk ander kenmerk dan ook bij een minderwaardig geachte groep worden ingedeeld. Hoe die bestrijding het beste kan verlopen, weten wij niet precies, maar we denken wel dat het onderwijs hierbij kan worden ingezet. We hopen maar dat streektaalfunctionarissen hun energie stoppen in het verzinnen van goede programma's die hierbij een rol kunnen spelen. Het promoten van communicatief nutteloos dialectgebruik is er in elk geval niet een van.
Tweetalige straatnaamborden in Maastricht.
Foto's: Janco Bonnink