■ Jaloers en voorspelbaar maken
We kunnen in het Nederlands zeggen dat we ‘iets gemakkelijk maken’, ‘iemand rijk maken’, ‘iets goedkoop maken’ of ‘iets vochtbestendig maken’. Al naar gelang. Er zijn talloze mogelijkheden, waaronder waterafstotend, voorspelbaar, transparant, jaloers en mooi. In grammaticale termen bestaat zo'n constructie steeds uit maken + een lijdend voorwerp (iets of iemand) + een bepaling van gesteldheid of resultatieve werkwoordsbepaling. De termen mag u gerust weer vergeten, behalve als u de pabo doet.
Een voorbeeld van onze constructie is:
(allerlei obstakels die) de overstap lastig maken.
In plaats daarvan kunnen we ook zeggen:
(allerlei obstakels die) het lastig maken om over te stappen.
In deze laatste zin hebben we (om) over te stappen achteraan gezet omdat het vooraan een beetje te lang is. Hoe langer zo'n groep, hoe meer we geneigd zijn die achteraan te zetten:
(allerlei obstakels die) het lastig maken om met zware koffers beladen op een druk perron binnen de gestelde tijd over te stappen.
Merk op dat als we zo'n langere groep achteraan zetten, op de ‘oorspronkelijke’ plaats het woordje het komt. In de grammatica noemt men dat een ‘voorlopig lijdend voorwerp’. Het wijst vooruit; we weten alvast dat er straks nog een nadere invulling van komt.
Bij dit alles kunnen we ook nog vermelden voor wie de zaak lastig is:
(allerlei obstakels die) het bejaarden lastig maken om over te stappen.
Het zinsdeel dat de persoon of de personen noemt voor wie iets lastig is, heet het ‘meewerkend voorwerp’.
De volgorde van lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp in het Nederlands ligt min of meer vast. Vrijwel alle moedertaalsprekers doen het op dezelfde manier, en doen het dus ‘vanzelf’ goed. Het is overigens niet eenvoudig uit te leggen aan een buitenlander, want dan blijkt de kwestie ineens heel ingewikkeld. Op dit moment is het voldoende om te weten dat als het lijdend voorwerp het is, dit voorafgaat aan het meewerkend voorwerp. We zeggen namelijk allemaal:
- | dat ik het mijn broer geef; |
- | dat ik 't 'm geef. |
De omgekeerde volgorde zou erg raar klinken (‘dat ik mijn broer het geef’;