| |
| |
| |
De markt in Weert, met rechts het beeld van stadsomroeper Tieske Weekers.
Foto: Stefan Koopmans
| |
De 28 klinkers van het Weerts
Midden-Limburgs dialect een van 's werelds klinkerrijkste talen
Berthold van Maris
Het dialect van het Limburgse stadje Weert staat in de top-tien van talen met de meeste klinkers, te midden van bijvoorbeeld het Hamonts uit België en het !Xû uit Zuidelijk Afrika. Hoe komt het Weerts aan al die klinkers? Heeft de typisch Limburgse ‘toon’ er iets mee te maken? Over Zuid-Nederlandse sleeptonen, toonhoogtepatronen en tweeklanken.
In zijn boek Vowels and Consonants uit 1999 beweert de Engelse taalonderzoeker Peter Ladefoged dat het dialect van het Midden-Limburgse stadje Weert waarschijnlijk wereldrecordhouder is op het gebied van klinkers: het Weerts zou er maar liefst 28 verschillende hebben. We mogen aannemen dat Ladefoged wist waarover hij sprak. Hij was een expert op het gebied van taalklanken, en reisde tot zijn dood (begin 2006) onvermoeibaar van het ene naar het andere continent, op zoek naar bijzondere klanksystemen. In Weert is hij nooit geweest. De informatie over het aantal klinkers dat daar ge- | |
| |
bezigd wordt, heeft hij van twee Nijmeegse taalkundigen: Carlos Gussenhoven en Linda Heijmans.
| |
■ Spectaculair
Het Standaardnederlands heeft trouwens ook al 15 klinkers. Met de ‘stomme e’ erbij, die in dit soort vergelijkingen meestal niet wordt meegeteld, zou je zelfs op een aantal van 16 klinkers komen. Dat is behoorlijk veel, als je bedenkt dat twintig procent van alle talen genoeg heeft aan 5 klinkers. Er zijn ook talen die het met 3 klinkers doen. Het gemiddelde aantal klinkers ligt wereldwijd rond de 8. Dus 15 is al heel wat. En als het dialect van Weert inderdaad 28 klinkers heeft, zou dat ronduit spectaculair zijn.
Dat er iets bijzonders aan de hand is met het Weerts, wordt onmiddellijk duidelijk als je kijkt naar de spelling die de liefhebbers van dit dialect hanteren. In het Limburgse stadje wordt vlijtig gewerkt aan een nieuwe editie van De Weertlandse dialecten, een woordenboek plus grammatica, 600 pagina's dik. Volgens Jan Feijen, een van de samenstellers van het boek, zal daarin de nieuwe Limburgse spelling gebruikt worden, zoals die wordt geadviseerd door de Raod veur 't Limburgs. Omdat het alfabet maar 5 klinkertekens heeft, moeten er in Weert inventieve sprongen gemaakt worden om al die 28 klinkers weer te geven. Dit resulteert in een overvloed aan originele spellingswijzen, zoals ao, ae, aê, äö, oe, oê en oeë.
| |
■ Toon
Wie wil begrijpen waarom het Weerts zo veel klinkers heeft, moet eerst iets begrijpen van een ander verschijnsel dat in veel Limburgse dialecten voorkomt, maar juist níét in het Weerts. Namelijk ‘toon’. Net als in het Chinees wordt in veel Limburgse dialecten de betekenis van een woord niet alleen bepaald door de klinkers en medeklinkers, maar óók door de manier waarop de lettergrepen geïntoneerd worden.
Wat dat inhoudt, laat zich het gemakkelijkst uitleggen aan de hand van het Chinees. In het Mandarijn betekent het woordje shu, afhankelijk van de ‘toon’, de toonhoogte en de melodie waarmee het wordt uitgesproken: ‘boek’, ‘rijp’, ‘tellen’ of ‘boom’. Een woord dat niet met de juiste toon wordt uitgesproken, is voor een Chinees vaak onverstaanbaar.
Zo heet wordt de soep in Limburg natuurlijk niet gegeten. Toch bestaan ook daar woorden die alleen qua toon van elkaar verschillen. Als je in Roermond, dat maar twintig kilometer van Weert ligt, ‘sjoon sjoon’ zegt, oftewel ‘mooie schoenen’, dan krijgt het eerste sjoon een andere toon dan het tweede sjoon. Sjoon in de betekenis ‘mooi’ heeft een gewone ABN-achtige intonatie, terwijl sjoon ‘schoenen’ ietsje langer duurt en in toonhoogte omhooggaat. Dit laatste wordt in Limburg de ‘sleeptoon’ genoemd.
Arm (het ledemaat) is in Roermond erm met sleeptoon. Armen (meervoud dus) is erm met een neutrale toon.
Er zijn in het Roermonds meer van die minimale paren te vinden: woorden die alleen in de toon van elkaar verschillen. Arm (het ledemaat) is in Roermond erm met sleeptoon. Armen (meervoud dus) is erm met een neutrale toon. Zo zijn er nog een paar enkelvouden en meervouden die alleen qua toon van elkaar verschillen: bein (‘been’ dan wel ‘benen’), knien (‘konijn’ dan wel ‘konijnen’). Het enkelvoud heeft dan altijd de sleeptoon, en het meervoud klinkt neutraal.
Dit wonderlijke verschijnsel doet zich niet alleen voor in Limburg, maar ook in de aangrenzende gebieden in België, Duitsland en Luxemburg. Taalkundigen denken dat de Limburgse toon ooit in Keulen is ontstaan - bijvoorbeeld als een manier om enkelvouden en meervouden van elkaar te onderscheiden - en dat het verschijnsel zich van daaruit verspreid heeft, tot in Midden-Limburg. Tot Roermond en Weert ongeveer.
| |
Extreme klanksystemen
• | Talen hebben meestal tussen de 20 en 35 klanken om te doen wat ze geacht worden te doen. Er zijn talen die het met minder afkunnen. Het Hawaïaans heeft genoeg aan 13 klanken (5 klinkers plus 8 medeklinkers). Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit: ‘No ka ke Akua hana ana i ka lani a me ka honua, ke kanaka a me na holoholona.’ |
• | Er zijn zelfs twee talen bekend met maar 11 klanken: het Mura (Zuid-Amerika) en het Rotokas (Stille Oceaan). |
• | Aan de andere kant van het spectrum ligt het !Xû, een taal uit Zuidelijk Afrika met 141 klanken (waaronder 48 klinkers - al wordt er daarbij een onderscheid gemaakt tussen nasale en niet-nasale klinkers). Om zo'n taal te spellen moeten alle tekens van het toetsenbord gemobiliseerd worden, inclusief het uitroepteken - zoals de spelling van de naam van de taal al laat zien. |
• | In de Kaukasus zou een taal bestaan met maar 2 klinkers - maar daarover zijn de deskundigen het niet eens. De absolute ondergrens lijkt toch 3 klinkers te zijn. |
• | De verhouding tussen klinkers en medeklinkers is gemiddeld 2:5. Als het Weerts inderdaad 28 klinkers heeft, zou dat betekenen dat het meer klinkers heeft dan medeklinkers. Uit Nieuw-Guinea is een taal bekend met bíj́na evenveel klinkers als medeklinkers (10 klinkers naast 11 medeklinkers). Maar meer klinkers dan medeklinkers, dat zou misschien een unicum zijn. |
| |
■ Duurverschil
Carlos Gussenhoven, hoogleraar in Nijmegen, heeft de Limburgse toon uitvoerig bestudeerd. Over Weert, dat net buiten het toongebied ligt, zegt hij: ‘Het Weerts heeft zeker ooit toon gehad. De contrasten die je in Roermond enzo hebt, bijvoorbeeld tussen erm met en zonder sleeptoon, vind je ook in Weert, maar dan in de vorm van duurverschillen: erm met een lange è - zoals in crème - versus erm met een korte è - zoals in tram. De toonhoogteverschillen zijn dus helemaal verdwenen. De sleeptoon klinkt van nature ook al wat langer dan de neutrale toon. In Roermond is dat duurverschil maar heel subtiel: de sleeptoon is daar net ietsje langer. Maar in Maastricht is het duurverschil behoorlijk groot. Als je dat gaat overdrijven, wat in Weert waarschijnlijk gebeurd is, wordt het duurverschil op den duur belangrijker dan het toonverschil, en dan heb je die toon uiteindelijk helemaal niet meer nodig. Bijvoorbeeld omdat de volgende generatie alleen nog op de duur let, en niet meer op de toonhoogte.’?
| |
| |
Zo kan een toonverschil dus veranderen in een duurverschil: naast iedere korte klinker ontstaat een klinker die ongeveer twee keer zo lang duurt - waardoor het klinkersysteem verdubbelt. Terwijl toon een eigenschap is van de lettergreep (daar zijn alle fonologen het over eens), is duur een eigenschap van de klinker. Zo komt het Weerts dus aan zijn 28 verschillende klinkers.
| |
De mooie meervouden van het Limburgs
Dat het Limburgs meer doet met klinkers dan het Standaardnederlands, is ook goed te zien aan de meervoudsvormen. Limburgse dialecten kennen, vooral voor de meest alledaagse woorden, nogal wat meervouden die geen -en of -s nodig hebben. Het verschil tussen enkelvoud en meervoud zit 'm dan puur in een andere klinker. Hier volgen wat voorbeelden uit Weert. Het hoedje betekent: verlenging (of, voor de mensen die daar niet in geloven: sleeptoon).
pak - pek |
kast - kest |
rok - rök |
knop - knup |
boëk - buûk |
vooëgel - vuuëgel |
knoûp - knuîp |
daâg - daag |
bâl - bel |
slaâg - slieëg |
boûm - buim |
| |
■ Gevoelig voor toon
Jan Feijen, samensteller van De Weertlandse dialecten, heeft daar zo zijn twijfels over. Hij denkt dat er in Weert nog altijd met sleeptoon wordt gesproken. ‘Gussenhoven baseert zich op onderzoek van een assistente van hem, die hier uit de regio kwam. Jo Verhoeven van de universiteit van Antwerpen heeft het indertijd ook onderzocht en zijn conclusie was: de sleeptoon bestaat nog en wordt door Weertenaren ook nog herkend.’
Bij navraag blijkt Verhoeven daar nu anders over te denken. ‘Ik heb lang gedacht dat het toon was’, zegt hij, ‘maar ik heb mijn mening herzien. We hebben een paar jaar geleden opnamen gemaakt van vier authentieke Weertenaren - twee mannen en twee vrouwen - die Stadsweerts spreken, het dialect dat gesproken wordt binnen de wallen van Weert. Als je met hen praat, blijkt dat ze zelf nog altijd het idee hebben dat ze de sleeptoon gebruiken. Maar als je effectief gaat meten en toonhoogtepatronen gaat vergelijken, dan blijkt er tonaal niet veel aan de hand te zijn. Het is hoofdzakelijk een duurverschil.’
Illustratie: Matthias Giesen
In het Weerts veranderde toonverschil in duurverschil: naast iedere korte klinker ontstond een klinker die ongeveer twee keer zo lang duurt.
Carlos Gussenhoven geeft nog een ander argument. ‘Mijn collega Rachel Fournier heeft het Roermonds en het Weerts met elkaar vergeleken. Dan blijkt dat de waarneming van toonverschillen in het Roermonds afhankelijk is van de zinsintonatie. Dat gaat soms beter en soms slechter. Wat logisch is, want toon en intonatie zijn voortdurend met elkaar in conflict; ze maken allebei gebruik van dezelfde bandbreedte: toonhoogteverschillen. In het Weerts daarentegen maakt dat allemaal niks uit. Logisch, want duur en toon zijn twee verschillende dingen. Dus ja, dat wijst ook in de richting van een duurcontrast.’
Eigenlijk is het nog ingewikkelder: Weertenaren gebruiken geen toon, maar zijn er nog wel gevoelig voor. Jo Verhoeven deed een experimentje, waarin hij de oudere dialectsprekers liet luisteren naar door de computer gemanipuleerde uitspraken van kenin (‘konijn’ dan wel ‘konijnen’) - met meer of minder toon erin. Vervolgens vroeg hij: hebt u nu het enkelvoud of het meervoud gehoord? ‘En dan blijkt het toch wel zo te zijn dat die Weertenaren nog reageren op toonhoogteverschillen.’ Dus ook al
| |
| |
gebruiken ze geen toon, ze willen wel toon horen.
| |
■ Tweeklanken
‘Met klinkers moeten we overigens een klein beetje voorzichtig zijn’, zegt Verhoeven. ‘Eigenlijk moet je een onderscheid maken tussen echte klinkers en zogenoemde tweeklanken.’
Als we zeggen dat het Nederlands 15 klinkers heeft, dan tellen we naast de 12 echte klinkers (a, aa, è, ee, ie, etc.) ook de 3 tweeklanken mee: ei, au en ui. Die bestaan uit twee klanken, maar net als de ‘echte’ klinkers functioneren ze als één teken in het klinkersysteem. Het Weerts heeft 22 echte klinkers, en daarnaast 6 tweeklanken: in de spelling van Jan Feijen zijn dat ieë, uue, oeë, ei, ui en ou.
Verhoeven vertelt dat hij ook heeft gekeken naar de buren van Weert: de inwoners van het Belgische plaatsje Hamont. Het Hamonts dialect heeft ook 22 echte klinkers, maar bedient zich daarnaast van maar liefst 13 tweeklanken. Tenminste, dat is de analyse waar Verhoeven op uitkomt: ‘Ze kennen daar ook een duurcontrast op de tweeklanken. Paus versus kouous. En reis versus zeieis.’ Tel je de echte klinkers en de tweeklanken bij elkaar op, dan kom je uit op 35 klinkers - 7 meer dan die 28 van Weert.
Verhoeven: ‘Dat toon sterk kan eroderen, zie je ook in een gebiedje ten zuiden van Maastricht, ook net over de grens, in België: de Voerstreek. Daar heb je een dertiental dialecten waarin het toonverschil verdwenen zou zijn, waardoor je dus ook nogal wat lange klinkers zou krijgen. Ik heb daar nog nooit metingen van gezien, maar er wordt weleens beweerd dat daar systemen zouden zijn met 28 echte klinkers. Meer dan in Weert dus.’
Dus misschien moet het wereldrecord in de Voerstreek gezocht worden? ‘Nee, dat denk ik niet’, zegt Verhoeven. ‘Als je deze aantallen vergelijkt met wat er in de rest van de wereld voorkomt, dan zitje inderdaad aan de top. Maar het is zeker geen absoluut record. Bij mijn weten zou je daarvoor naar Zuidelijk Afrika moeten. Je hebt daar een klinker-systeem met 48 klinkers: 24 orale klinkers die contrasteren met 24 nasale klinkers.’ Nasale klinkers kennen we in Nederland van het Frans: de a in het Franse woord France is bijvoorbeeld zo'n nasale klinker.
Mocht er nog eens een herdruk komen van Vowels and Consonants, dan zou de passage over het Weerts misschien aangepast kunnen worden: het Weerts heeft met 28 klinkers een ongewoon uitgebreid klinkersysteem, maar is waarschijnlijk net geen wereldrecordhouder.
| |
Klanken tellen
Hoe tel je klinkers in een taal? Dat is nog niet zo eenvoudig. In het Standaardnederlands klinkt de ie in lied heel anders dan de ie in lier, maar toch spreken we daar niet van twee verschillende klinkers. Dit verschil wordt door fonetici als klinkervariatie beschouwd. Waarom? Een van de belangrijkste redenen is dat dit verschil in het Nederlands geen betekenis heeft. De twee varianten van de ie worden geheel bepaald door hun omgeving. Voor de r heb je de ene variant, en op andere plaatsen de andere.
Wanneer heb je dan wel twee verschillende klinkers? Als de twee varianten in dezelfde omgeving ook twee verschillende woorden opleveren. Zo zijn in het Nederlands, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in het Spaans, de a en de aa twee verschillende klinkers, omdat je woorden hebt als vat en vaat, die alleen verschillen in die klank, en iets heel anders betekenen.
In het Weerts is dat met die twee varianten van de ie bijvoorbeeld ook het geval. Spreek je het woord wies uit met de ie van lied, dan betekent het ‘wijs, wijze, melodie’, maar doe je het met de ie van lier, dan betekent wies (in het Weerts dan gespeld als wieës) ‘wees(kind)’ of ‘(hij) wees’. En dan heeft het Weerts nog een derde variant, de verlengde vorm van de eerste ie, maar zonder die extra e, gespeld als wiês. Dan betekent het woord ‘wijs, verstandig’. Dat zijn drie varianten van de ie, die in het Weerts dus als verschillende klinkers geteld moeten worden.
|
|