Rustig
Er zijn politici die nou ja bijna nooit gebruiken. CDA-fractieleider Maxime Verhagen bijvoorbeeld: die beperkt zich tot de klassieke woordjes ja, nee, nou en kijk. Dat komt veel rustiger over, het gesprek lijkt vloeiender, je hebt minder de indruk dat interviewer en geïnterviewde het met elkaar oneens zijn.
Ook Mark Rutte gebruikt dit klassieke viertal veel, en hij neemt daarnaast graag het woord zeker in de mond, dat krachtiger en zelfverzekerder overkomt dan het tamelijk gewone ja. Rutte speelt het daar-naast klaar om ja zo uit te spreken dat het neigt naar nou ja; het klinkt lang en aarzelend: ‘jaaaa...’, ‘mjaaaa...’
Interviewer (over Docters van Leeuwen, die zich boos heeft teruggetrokken van de kieslijst): ‘Was het dan een inschattingsfout van u?’
Rutte: ‘Mjaaa... we hebben eerst veel gesprekken gehad en...’
(Nova)
In Vlaanderen hoor je nauwelijks nou of nou ja. De politici beginnen daar heel vaak met wel, dat veel rustiger en bedachtzamer overkomt. Dit wel is eigenlijk een heel beleefde manier om afstand te nemen van de vraagstelling.
Het nou ja-percentage van een politicus hangt behalve van de vragen ook af van andere dingen. Toen Geert Wilders, voorman van de Partij voor de Vrijheid, in 2Vandaag werd geïnterviewd over zijn net gepresenteerde verkiezingsprogramma, gebruikte hij het maar één keer. Twee dagen later, in Nova, werd er door hem opeens veel meer ‘genoujaad’. Zou hij zich in Nova minder op zijn gemak voelen dan in 2Vandaag?
Onzekerheid, nonchalance - alleen al de vage suggestie daarvan is ongunstig voor een politicus. Misschien dat de media-adviseurs van de diverse politieke partijen ook wel geleidelijk aan tot de conclusie komen dat nou ja niet heel sterk overkomt in interviews, en dat het opeens, op hun advies, verdwijnt. Ze zullen dan wel even moeten oefenen met hun cliënten, want zo'n tussenwerpsel schiet eruit voor je er erg in hebt.
Illustratie: Matthias Giesen