Taal en landsgrenzen
‘Het hedendaagse Nederland is de uitkomst van burenruzies over nationale grenzen en culturen’, zo betoogt Joep Leerssen, hoogleraar Moderne Europese Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, in zijn onlangs verschenen boek De bronnen van het vaderland. Die burenruzies vonden plaats in de negentiende eeuw, toen er in veel Europese landen werd nagedacht over de nationale identiteit. Zo ook in Nederland. Wat onderscheidde de Nederlander van bijvoorbeeld de Duitser en de Fransman? Het antwoord werd behalve in de gemeenschappelijke cultuur gevonden in de gemeenschappelijke taal.
Taal wetenschappers gingen daarom op zoek naar de oerbronnen van het Nederlands, en brachten na een periode van langdurige vergetelheid de oudste kroonjuwelen van onze literatuur opnieuw in beeld: Van den vos Reynaerde, Karel ende Elegast en het werk van Henric van Veldeke, bijvoorbeeld. Klassiekers die ons overigens betwist werden door onze buren, want was Reinaert nu oorspronkelijk Frans, Vlaams, Nederlands of Germaans? En was Veldeke een Duitser, een Nederlander, een Limburger of een Belg? Het waren dit soort vragen die de strijd bepaalden tussen de ‘boekenwurmen en kamergeleerden’, die in de negentiende eeuw zo belangrijk bleken voor de nationale identiteit, en die mede de nationale staten hielpen vormen.
De bronnen van het vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland 1806-1890 is een uitgave van Vantilt en kost € 22,50 (ingenaaid, 222 blz.). ISBN 90 77503 48 X