Pesterige belastingtaal?
Herman Baljet
Iemand ontvangt van de Belastingdienst een ongeveer viermaal te hoge aanslag, maar begint toch op tijd de termijnen te voldoen, wetende dat bij de overheid normaal gesproken alles goed komt. Het jaar ervoor was er ook al op basis van een achterhaalde raming een te hoge aanslag opgelegd, en dat werd toen hersteld met een teruggave achteraf.
Bij de betaling van de tweede termijn meent hij de Belastingdienst toch eens te moeten vragen zijn aanslag onder de loep te nemen; dat heen en weer sluizen van geld is tenslotte wel een beetje raar.
Hij belt op en het probleem is aan de andere kant van de lijn meteen duidelijk: hier moet van een beoordelingsfout sprake zijn. Dus krijgt hij de welgemeende raad de inspecteur hierop te wijzen (uiteraard schriftelijk, naar goed gebruik). Nou, en dan komt alles natuurlijk prima voor elkaar. Hoewel? Of toch...? De brief terug:
U heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (...) nummer (...).
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn ontvangen. Hij verklaart het bezwaarschrift daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift. De inspecteur heeft besloten aan uw bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd met...
... ruim driekwart van het eerder vastgestelde bedrag van de voorlopige aanslag!
Op wat voor Nederlands worden wij staatsburgers door onze overheid tegenwoordig op ijskoude formulieren getrakteerd? Bestaan hierin nog wel de zuivere begrippen ‘ja’ en ‘nee’, ‘wel’ en ‘niet’, ‘toegestaan’ en ‘afgewezen’? Of is dit gewoon pesterig bedoeld Nederlands om ‘zeurpieten’ eerst nog even aan het schrikken te maken?