Onze Taal. Jaargang 75
(2006)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
Jan Erik GrezelDe taal van overheid en bedrijfsleven is vaak verre van simpel. Veel Nederlanders worstelen met formulieren van de fiscus, brochures van de gemeente of informatie van financiële dienstverleners. Daar probeert het communicatieadviesbureau BureauTaal wat aan te doen. Een gesprek met de oprichters. Op 19 september ontvouwt koningin Beatrix de plannen van de regering. De Troonrede zal ook dit jaar wel weer allerlei staaltjes van omzichtig taalgebruik bevatten. Dat is wel raar, want voor wie is die Troonrede eigenlijk bedoeld? ‘Niet alleen voor politici, de Troonrede is voor het volk’, zegt Wessel Visser van communicatieadviesbureau BureauTaal. ‘Maar het merendeel van de Nederlanders begrijpt niet wat de koningin zegt, zo bleek uit onze analyse van de Troonrede van vorig jaar. Daar is de Rijksvoorlichtingsdienst toen wel van geschrokken.’ Karen Heij, met Wessel Visser oprichter en directeur van BureauTaal: ‘Neem de zinnen “Het vertrouwen in de overheid is gedaald. Dit laat de regering niet onberoerd.” Veel mensen hebben bij beroerd de associatie: “ziek” of “slecht”. Bovendien maakt de dubbele ontkenning niet on- de zin lastiger te begrijpen.’ Visser en Heij, die in 2002 begonnen met hun commerciële communicatieadviesbureau, haalden in september 2005 de landelijke pers met hun kritiek op het taalgebruik in de Troonrede. Hoe kwam dat zo? Nieuw zijn de bezwaren immers niet. Al in 1975 schreef Jan Renkema een alternatieve Troonrede die wél te begrijpen was. Visser: ‘We hielden in de week van de Troonrede een conferentie, “Overheidscommunicatie in begrijpelijke taal”. Toen koningin Beatrix de Ridderzaal toesprak, kwamen we op het idee om die rede te analyseren met ons instrument Texamen. Daarmee kun je de begrijpelijkheid van een tekst vaststellen. De uitkomst was nogal schokkend: voor 60 procent van de Nederlanders is het niveau van taalgebruik in de Troonrede te hoog. Met die gegevens hebben we de publiciteit gezocht. We zijn meegegaan op de golven van de aandacht voor de Troonrede en haalden zelfs het NOS Journaal.’ | |
KloofDat moeilijke taalgebruik heeft wel degelijk een functie. Het kabinet wil pijnlijke maatregelen immers enigszins verhullen. Visser: ‘Natuurlijk, minister De Geus zal de koningin liever laten zeggen “Er worden ombuigingen voorzien in de sociale zekerheid” dan “Uw uitkering gaat omlaag.” Maar de eerste vraag die elke tekstschrijver zich moet stellen, is: voor wie schrijf ik? En als je het hele volk voor ogen hebt, moet je niet op een niveau gaan schrijven dat voor zestig procent van de mensen te hoog gegrepen is.’ Momenteel herschrijven jullie ook de grondwet. Waarom de grondwet? Die leest toch niemand? Heij: ‘De grondwet vormt de basis voor de zogenaamde “burgerschapscompetenties”, dat is een opsomming van wat een burger in onze samenleving moet kunnen en kennen. Die worden uitdrukkelijk genoemd in de leerplannen van de middelbare scholen. Als de grondwet in begrijpelijke taal beschikbaar is, dan kan een leraar maatschappijleer daar zijn voordeel mee doen. Het luistert bij zulke wetsteksten wel heel nauw. We laten ons daarom begeleiden door een commissie van deskundigen, zoals een hoogleraar staatsrecht, een hoogleraar politicologie en voormalige leden van de Hoge Raad.’ ‘Veel mensen zien pas bij het herschrijven van een tekst voor het eerst wat die eigenlijk zegt. Dat gebeurt bij de trainingen die we geven ook geregeld. Als de deelnemers hun eigen beleidsteksten duidelijker moeten formuleren, beginnen ze ineens te snappen wat er in feite staat.’ Gaat het herschrijven in eenvoudig Nederlands niet ten koste van juridische of politieke precisie? Visser: ‘Elke tekst - hoe moeilijk ook - is om te zetten in een tekst die 95 procent van de Nederlanders kan begrijpen. Dat is een tekst op Bi-niveau. De indeling in taalniveaus is ontwikkeld in opdracht van de Raad van Europa (zie het kader op blz. 234). Het simpelste niveau is A1, het moeilijkste C2. Inburgeraars moeten bijvoorbeeld functioneren op taalniveau A2. Maar de teksten in De Telegraafzitten al gauw op niveau B2, die in NRC Handelsblad op C1 of C2.’ Nu lees ik ook weleens een tekst die ik knap lastig vind, maar dat kan heel uitdagend zijn. Tekstschrijvers hoeven toch niet altijd op hun hurken te gaan zitten? Visser: ‘Zeker niet, maar het blijkt dat de kloof tussen het tekstniveau en het begrip bij de gemiddelde lezer | |
[pagina 233]
| |
te groot is. Dat is natuurlijk niets nieuws, maar er wordt vaak stilzwijgend van uitgegaan dat het aan de lezer ligt. Aan het taalniveau van de gebruiker kun je niet zo snel iets veranderen. Aan teksten wel.’ Karen Heij en Wessel Visser van Bureau-Taal: ‘We zijn meegegaan op de golven van de aandacht voor de Troonrede.’
Foto's: De Beeldredaktie / Bastiaan Heus ‘Overigens zitten we in Nederland nog vrij goed, als je bedenkt dat 40 procent van de mensen de meeste informatie wel aankan. In veel landen ligt dat onder de 25 procent.’ | |
RotzooiWat zijn de kenmerken van een tekst op B1-niveau, dus een tekst die voor het gros van de mensen begrijpelijk is? Heij: ‘Daar staan veel voorkomende en concrete woorden in, korte zinnen, en weinig of geen figuurlijk taalgebruik. Voor allochtonen is zeker dat laatste vaak lastig. We hadden een project bij de gemeente Gouda, waar ze nogal wat problemen hadden met Marokkaanse jongens. Er was een lijstje gemaakt met tien punten die het gedrag van de jongens moesten veranderen. Een daarvan was: “Rotzooi trappen is geen kunst.” Daarmee wordt bedoeld: je bent echt niet stoer als je allerlei problemen veroorzaakt. Maar die bedoeling ontging hun helemaal. Rotzooi en trappen kennen ze wel, maar in de letterlijke betekenis. Is geen kunst is een uitdrukking die hun ook niets zegt.’ Visser: ‘Een ander voorbeeld: cliënten op het gemeentehuis staan aan een molen met folders te draaien. Mensen beslissen in een paar seconden of een folder interessant voor ze is. Is de titel Verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, dan doet dat bij veel mensen voor wie dat bedoeld is, helemaal geen bel rinkelen. Kwijt is voor hen “weg”, en dat is je geld als je belasting moet betalen. En schelden, ja, dat doen we ook allemaal op de fiscus. Het begrip kwijtschelding kennen ze niet.’ Wat zou er dan moeten staan? Heij: ‘Het beste is om met eenvoudige vragen te werken, die bij mensen meteen de reactie geven: “Hé, dat is iets voor mij! Dat wil ik graag weten!” In het geval van die kwijtschelding-titel maken wij daarvan Kunt u uw belasting niet betalen? of Minder belasting betalen aan de gemeente? Het eenvoudiger maken van teksten is dus niet alleen het vervangen van moeilijke woorden of zinnen. De benadering is anders. Titels krijgen de vorm van een vraag, in een paragraafje moet je nooit meer dan één gedachte verwoorden. De overheid geeft ook nogal eens overtollige informatie. Ambtenaren willen graag vertellen wat ze allemaal doen. Daar heeft de burger geen boodschap aan. Die paginagrote advertenties van gemeenten kunnen veel korter.’ Visser: ‘Het versimpelen van de vorm wil ook niet zeggen dat een tekst een kleuterniveau krijgt. Eenvoudig Nederlands hoeft beslist niet kinderlijk te zijn. We hebben het nieuwe inburgeringsexamen gemaakt, op taalniveau A2. Toen minister Verdonk de vragen zag, was haar reactie: “Maar dit is heel mooi Nederlands.” We hebben ook onderzocht wat hogeropgeleiden van teksten in eenvoudig Nederlands vinden. De uitkomst is verrassend: zij waarderen teksten op B1-niveau hoger dan teksten op C1- of C2-niveau.’ | |
Begrijpelijke formulierenOnlangs publiceerde BureauTaal op www.begrijpelijkeformulieren.nl dertig regels voor het maken van een begrijpelijk formulier. Regel 23 luidt:
Gebruik moderne woorden en vermijd archaïsche woorden Archaïsche woorden zijn ouderwetse woorden. Woorden die in het dagelijks taalgebruik niet of nauwelijks voorkomen. Je kunt voor bijna alle archaïsche woorden een modern en eigentijds alternatief bedenken. (...) Een voorbeeld: Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Eenvoudig Nederlands: Een gezamenlijke huishouding heeft u als u met iemand op hetzelfde adres woont en de kosten of de zorg voor de huishouding deelt. | |
Nieuwe wetJullie hebben pas op internet een schrijfwijzer voor begrijpelijke formulieren gepubliceerd met | |
[pagina 234]
| |
dertig richtlijnen. De meeste daarvan, zoals ‘Maak korte zinnen’ en ‘Vermijd jargon’, zijn niet nieuw. Visser: ‘Nee, er staat voor tekstschrijvers waarschijnlijk niets nieuws in. De meesten herkennen de richtlijnen, maar het probleem is dat zij zich er niet aan houden. Lengte van zinnen is een voorbeeld: als tekstschrijver zondig je heel gemakkelijk tegen de stelregel “Maak korte zinnen”.’ ‘Ik denk dat het goed geweest is om al die richtlijnen met herkenbare voorbeelden eens bij elkaar te zetten. Er gaat op het terrein van de begrijpelijkheid van teksten van overheid en bedrijfsleven echt iets veranderen de komende tijd. In Nederland hebben we sinds 1 januari de Wet financiële dienstverlening. Dat is een uitvloeisel van de aandelenlease-affaire. Mensen waren gedupeerd doordat zij de ingewikkelde financiële informatie over het product niet konden begrijpen. De nieuwe wet verplicht financiële dienstverleners nu om de consument in eenvoudig Nederlands voor te lichten. Wij doen voor de toezichthoudende AFM (Autoriteit Financiële Markten) onderzoek naar de begrijpelijkheid van die informatie.’ ‘Onder Clinton is er in Amerika een vergelijkbare wet aangenomen, waarin bijvoorbeeld brochureschrijvers verplicht worden “plain English” te gebruiken. De eerste rechtszaken zijn daar al gevoerd door mensen die zich benadeeld voelden door onbegrijpelijke formuleringen.’ Het lijkt mij een probleem hoe je begrijpelijkheid hier definieert. Heij: ‘Daarvoor houden we niveau B1 aan, waarmee je dus 95 procent van de bevolking bereikt. Dat niveau kunnen wij vaststellen met het door ons ontwikkelde Texamen: een soort meetlat voor teksten waarmee we zoals gezegd vorig jaar ook de Troonrede geanalyseerd hebben. Binnenkort is het programma ook online beschikbaar. Je kunt dan een tekst aan het programma aanbieden en er rolt een niveaubepaling uit. We hebben vastgesteld dat het programma een goede beoordeling geeft van de begrijpelijkheid van een tekst.’ | |
Hoe hebben jullie dat onderzocht?Heij: ‘Door de uitkomst van het programma te vergelijken met begrijpelijkheidsoordelen van deskundigen. Het programma is trouwens ook voor andere talen getest, zoals voor het Spaans. Maar begrijpelijkheid is niet het enige wat het programma meet, er wordt ook aangegeven hoe die tekst eenvoudiger gemaakt kan worden.’ | |
ChagrijnDe Nijmeegse hoogleraar bedrijfscommunicatie Carel Jansen heeft scherpe kritiek op jullie geuit. Het programma Texamen zou nog niet goed getest zijn. En hij bestrijdt dat 60 procent van de Nederlanders niet verder komt dan niveau B1. Dat percentage zou veel lager liggen. Visser: ‘Met Jansen is er over en weer wat chagrijn geweest. Over die percentages was verwarring doordat er verschillende schalen worden gebruikt die je niet goed kunt vergelijken.’ Jansen zegt dat jullie de cijfers uit een OESO-rapport onjuist weergeven. Visser: ‘Ik zal nog eens precies op papier zetten hoe wij aan die 60 procent komen, maar die staat voor ons keihard overeind.’ Over Texamen is het laatste woord ook nog niet gezegd. Volgens Jansen zou dat programma steunen op elementen uit achterhaalde leesbaarheidsformules, zoals woordlengte en zinslengte. | |
De zes leesniveausVoor leesvaardigheid heeft de Raad van Europa zes niveaus vastgesteld, van A1 (‘vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen kunnen begrijpen’) tot en met C2 (‘moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal kunnen lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten’). In een brief van 27 juni jongstleden heeft Actal, het onafhankelijk Adviescollege toetsing administratieve lasten, aan de minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties geadviseerd om alle nieuwe en bestaande formulieren van de overheid op niveau B1 ‘te brengen’. Dat betekent: te vereenvoudigen. | |
[pagina 235]
| |
Visser: ‘Leesbaarheidsformules zijn simpel maar ook beperkt, daar zijn Jansen en wij het over eens. Een tekst met ultrakorte woorden en zinnen is niet per definitie goed leesbaar. Texamen kijkt niet alleen naar woord- en zinslengte, maar ook naar frequentie, dubbelzinnigheid en abstractheid van woorden. Het programma weet bijvoorbeeld dat een formulering als een gezamenlijk huishouden voeren voor problemen kan zorgen doordat voeren ook begrepen kan worden als “te eten geven”. En het weet dat mensen meer moeite hebben met een abstracte vraag als “Wat is de aard van uw handicap?” dan het concretere “Welke handicap hebt u?”’ ‘Verder beoordeelt Texamen de plaats van de hoofdgedachte in de tekst, en ook voorzetselketens, zoals onderzoek naar kinderen van ouders van buitenlandse herkomst.’ ‘We hebben Carel Jansen en Jan Renkema benaderd om teksten te beoordelen die volgens Texamen niveau B1 hebben. Wij hopen dat zij willen onderzoeken of die niveaubepaling klopt.’ BureauTaal is een van de honderden commerciële communicatieadviesbureaus in Nederland. Waarin ligt het onderscheid met al die anderen? Visser: ‘Er zijn inderdaad heel veel bureaus, maar er zijn er maar weinig die zich vooral richten op het schrijven en presenteren in eenvoudig Nederlands. Ook het gebruik van een meetinstrument en het doen van onderzoek vind je bij de meeste niet.’ Moet Onze Taal ook in eenvoudiger Nederlands? ‘De teksten hebben niveau C1. Dat is prima, want dat is minimaal het niveau van jullie doelgroep.’ Meer informatie: www.begrijpelijkeformulieren.nl. Texamen is binnenkort online beschikbaar via www.texamen.nl. | |
Een tekst vereenvoudigenEen voorbeeld van een tekst op taalniveau C1:
Bijzondere bijstand Bijzondere bijstand is een uitkering voor bijzondere noodzakelijke kosten die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald. Ook mag er geen andere voorziening zijn die voor vergoeding zorgt. Het kan bijvoorbeeld gaan om de aanschaf van een koelkast of wasmachine, een bijdrage in de kosten van een noodzakelijke verhuizing of om medische kosten. Bijzondere bijstand wordt in sommige gevallen als lening verstrekt en soms als gift. Uw persoonlijke situatie speelt hier een belangrijke rol bij.
Iemand met taalniveau B1 die deze tekst onder ogen krijgt, leest:
- - - - is een uitkering voor - - - die niet uit het maandelijkse - kunnen worden betaald. Ook mag er geen andere - zijn die voor - -. Het kan bijvoorbeeld - om de - van een koelkast of wasmachine, een - in de - van een - verhuizing of om - -. - - wordt in sommige - - als - - en soms als -. Uw persoonlijke situatie - hier een belangrijke - bij.
De door BureauTaal herschreven tekst op taalniveau B1:
Heeft u te weinig geld? Uw koelkast is kapot en u heeft een nieuwe nodig. U moet verhuizen maar u heeft niet genoeg geld om de verhuizing te betalen. U betaalt een hoge eigen bijdrage voor uw ziektekostenverzekering maar dat kunt u eigenlijk niet betalen. Hoe kunt u dit oplossen? Misschien heeft u recht op bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is geld dat u van de gemeente kunt lenen of van de gemeente kunt krijgen. Wij kijken of u dat geld kunt lenen of krijgen. Wij kijken daarom waar u het geld voor nodig heeft. Bij Loket Zorg en Inkomen kunnen we u meer informatie geven. |
|