73 andere woorden voor lightrail
Taaladviesdienst
In het meinummer van Onze Taal is in deze rubriek het woord lightrail aan de orde gesteld. Lightrail is een vorm van vervoer die in opkomst is: tramachtige voertuigen die zowel in de stad als op treinspoor kunnen rijden en meestal worden ingezet voor het vervoer naar en in steden in dichtbevolkte gebieden.
67 mensen stuurden hun suggesties in; dat leverde 73 verschillende nieuwe woorden voor lightrail op. Er waren ook een paar mensen die het liefst lightrail bleven hanteren, maar aan die benaming kleven twee belangrijke bezwaren. Lightrail is vooral een technische term. Daarnaast blijft het woord, dat toch al een tijdje bestaat, wat onwennig klinken: ‘Ga je met de auto of met de lightrail?’ Ook Nederlandse vertalingen met licht hebben nog iets technisch en niet-alledaags in zich. Gelukkig waren er genoeg alternatieven.
Wil een ander woord voor lightrail echt kans maken om algemeen gebruikt te worden, dan moet het aansluiten bij hoe mensen deze vervoersvorm intuïtief zouden noemen. Bij vondsten als interdorpie, polderkar, straattrein en turbotram is dat niet het geval. Ook alles met smalspoor valt af (het spoor is net zo breed als dat van treinen, 1435 mm om precies te zijn) en iets met Randstad kan ook niet; wellicht rijden er over tien jaar wel lightrailvoertuigen elders in het land.
Veel mensen merkten op dat lightrail eigenlijk geen nieuw fenomeen is. Een eeuw geleden waren er al ‘lichtere’ spoorwegen, waarvoor de term buurtspoor of lokaalspoor bestond. Maar dat is misschien toch wat te ‘boemelig’. En iets als regiotram is niet zo handig omdat met de regio vaak gebieden worden bedoeld die eerder landelijk dan stedelijk van karakter zijn, net als met het woord streek. Ook woorden met stad (of de afkorting S, zoals in Duitsland) zijn niet ideaal: lightraillijnen kunnen in principe ook goed buiten stedelijke gebieden worden toegepast.
Maar wat moet het dan wél worden? Tram zonder meer is niet onderscheidend genoeg, dus bleven er twee vaak aangedragen alternatieven over, of eigenlijk drie: tramtrein (14) / treintram (4), en sneltram (8). Tegen tram-woorden pleit dat op de voormalige Hofpleinlijn metroachtige voertuigen gaan rijden. Aan de andere kant: de Amsterdamse lijn 51 is een metro die toch ‘sneltram’ wordt genoemd omdat de route grotendeels bovengronds loopt.
Hoewel tramtrein ons een prima bruikbaar woord lijkt, en het ook pendanten heeft in andere talen (Frans: tram-train), kiezen we uiteindelijk liever voor het bestaande sneltram. De best gemotiveerde inzendingen leiden allemaal tot dat woord: het voertuig heeft de uitstraling van een tram en lijkt op de sneltram tussen Utrecht en Nieuwegein (Theo van der Voort), het rijdt over gelijkvloerse én ongelijkvloerse kruisingen (Neil Gouw), het is sneller dan een gewone tram (Pieter Maessen), en sneltram houdt heel goed het midden tussen tram en trein of tussen tram en metro (Willem Benschop). Omdat die laatste inzender ook nog eens haarfijn uitlegt waarom de termen lightrail en RandstadRail in de praktijk niet handig toepasbaar zijn, heeft hij de boekenbon van € 25,- van de Stichting LOUT (Let Op Uw Taal) gewonnen.
Wij danken alle deelnemers hartelijk voor hun inzending.