De Tweede Kamer
De officiële spelling (dus ook de nieuwe, waaraan we in augustus zullen moeten gaan geloven) is in Nederland en Vlaanderen verplicht voor de overheid, het onderwijs en voor officiële examens. In Nederland was dat in 1947 vastgelegd in de Spellingwet. Het Groene Boekje uit 1954 kreeg zijn officiële status door een Koninklijk Besluit op basis van die wet. Dat Koninklijk Besluit ging het Spellingbesluit heten.
In 1995, toen de spelling uit 1954 werd aangepast en we voortaan bijvoorbeeld pannenkoek moesten gaan schrijven, volgde de Nederlandse overheid nog steeds hetzelfde wetgevende spoor. De inmiddels opgerichte Nederlandse Taalunie (bestaande uit Vlaanderen, Nederland en sinds kort ook Suriname, belast met het taalbeleid in de aangesloten landen) bereidde de voorstellen voor, en de toenmalige staatssecretaris Aad Nuis verdedigde dit nieuwe Spellingbesluit in de Tweede Kamer - in de commissie Onderwijs en Cultuur om precies te zijn.
Hoeveel had die commissie er nog over te zeggen? Inhoudelijk eigenlijk niets meer. Met de oprichting van de Taalunie hadden Nederland en Vlaanderen hun bevoegdheid om de spelling van het Nederlands te bepalen immers met zoveel woorden in handen gelegd van deze nieuwe gezamenlijke instelling. Beide landen hadden daardoor weinig andere keus dan de voorstellen van de Taalunie over te nemen.
Het enige wat de Kamer nog had kunnen doen, was de feitelijke invoering - de invoeringsdatum - van de voorstellen uitstellen of tegenhouden. Maar dat wilden de volksvertegenwoordigers dus duidelijk niet. Dat er in de samenleving veel verzet was tegen de tussen-n-regeling (de grote steen des aanstoots van de spelling-1995) woog in de Kamer kennelijk niet op tegen bijvoorbeeld het feit dat het Groene Boekje allang was gedrukt en bij honderdduizenden over de toonbank was gegaan.