De liefde met de lange ie!
lacht ze. Wist zij ook veel.
Ooit was ze alle boeken die ze las,
Bovary voorop. Achter haar kont
lonkt een koortslip naar een loopneus,
lacht een druiper om een holle
vruchtzak. Laatste ronde.
Laatste kans.
Ik weet niet wat de liefde met de lange ie is. Het klinkt als de romantische tegenhanger van de betaalde liefde, die mij dan eerder de liefde van de korte ie lijkt, of misschien zelfs wel zonder ie. Vroeger moet zij nog wel in de echte liefde hebben geloofd, toen zij nog boeken las en er volledig in opging, zoals in de hoofdfiguur van de roman Madame Bovary (1857) van Gustave Flaubert. Maar van de literatuur en het dwepen met personages is niets meer over. Zij loopt nu met haar chlamydia tussen de dronken nachtkroegmannen door, die op hun beurt lijden aan weer andere besmettelijke ziekten, zoals de koortslip, de loopneus, de druiper en de holle vruchtzak. Zou er nog een klant voor haar bij zitten? Het belooft allemaal weinig goeds. In de slotregels neemt zij dan maar zelf het heft in handen en richt het woord rechtstreeks tot een klant:
‘Ik ken het butsen van bekkens,
heb een verhaal dat haast ontroert.
Keel de kilte. Enter mij.
Reken af.’
Stoere taal: ‘butsen’, ‘bekkens’, ‘keel’, ‘enter’. Ook wel een beetje cliché-stoer. Beetje al te havencafécliché-stoer. Gewild literair ook. Zou ze zich aan het eind misschien tot de dichter richten, al dan niet denkbeeldig aanwezig op een van de krukken in de nachtkroeg, altijd ontvankelijk voor een gevallen vrouw met een ontroerend verhaal? Het zou kunnen. Misschien heeft hij haar na afloop wel meegenomen en naar het zielige verhaal van haar mislukte jeugd geluisterd, zoals dat in het begin van het gedicht verteld wordt.
In dit gezelschap met zijn druipers en loopneuzen lijkt deze belezen nachtkroeghoer enigszins uit de toon te vallen. Ik verbeeld mij dat zij zich op grond van haar verleden toch iets boven de rest verheven zal voelen. Dat verschil komt tot uitdrukking in de chic klinkende, met een zweem van noblesse en artisticiteit en mythologie omgeven naam voor de aandoening waaraan ze lijdt. Geen luis, geen schimmel, geen sief, geen wrat, geen witte vloed, geen sjanker, geen kokken biedt zij hier aan, maar een uitgelezen geval van chlamydia.
Noteren wij in het Woordenboek van de poëzie: ‘chlamydia, welluidend klinkende soa, veelal ten gevolge van naïeve liefde met een lange ie, gepaard gaande met vage dichterlijke zegging; vaak aangetroffen in kroegen van zwarte romantiek; tgov. ambrosia’.