Onze Taal. Jaargang 75
(2006)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||
Nieuwe spelling [1]: tussen-n- regeling
| |||||
Nieuwe spelling [2]: ideeëloos
| |||||
Nieuwe spelling [3]: spelfouten in nieuwe Groene Boekje
| |||||
Naschrift redactieVlak voor het ter perse gaan van dit nummer publiceerde de Taalunie een erratalijst, waarin o.a. deze fouten zijn hersteld (zie ook blz. 76). | |||||
Nieuwe spelling [4]: appel en appèl
|
- | De soldaten zijn dol op appels. |
- | Elke ochtend een appel voor het ontbijt is een goede zaak. |
Laat de spelling nou gewoon eens een paar decennia met rust! Zo leren kinderen nooit hoe het moet en bovendien zullen ze er een onverschillige houding door krijgen: ‘Het maakt niet uit hoe je iets schrijft, volgend jaar is het tóch weer anders...’
Nieuwe spelling [5]: zes spellingen
Dr. W. Bruijnesteijn van Coppenraet - Arnhem
Ik ben geboren in 1931 en op de lagere school moest ik de (zojuist in het onderwijs ingevoerde) spelling-Marchant leren. Voor verdere inprenting
van het woordbeeld had de dagelijkse krant een goed hulpmiddel kunnen zijn, maar die gebruikte tot 1954 de ‘spelling-De Vries en Te Winkel’. In dat jaar gingen we over op de nieuwe spelling, maar doordat deze een vooren een nakeurspelling kende, was er weer geen eenduidig woordbeeld. In 1995 kwam mijn vijfde spelling. Inmiddels te oud om nog een gewenningsproces te ondergaan moet ik al tien jaar lang elk discutabel woord in de woordenlijst opzoeken. En nu begint het gedonder opnieuw: de zesde spelling op rij komt mijn woordbeeld overhoop gooien. Correct schrijven wordt je in dit land systematisch onmogelijk gemaakt.
De enige oplossing: terug naar De Vries en Te Winkel, en nóóit meer veranderen. Misschien dat de generaties van de 21ste eeuw dan weer foutloos zullen schrijven.
Nieuwe spelling [6]: geen binding met de praktijk
Henk Harmsen - Stokkum
Het nieuwe Groene Boekje werd in het jaaroverzicht in het decembernummer van Onze Taal door diverse bekende taalgebruikers genoemd als de belangrijkste taalgebeurtenis van het jaar, bijna uitsluitend in negatieve zin. Volkomen terecht. De Taalunie is verworden tot een kwalijk clubje van doorgeslagen quasi-taaldeskundigen, die zich als wereldvreemde pietlutten samen blindstaren op de zoveelste uitzondering op de zoveelste uitzondering, die geen enkele binding meer hebben met de dagelijkse taalpraktijk, en die menen dat taal vanachter het bureau kan worden gemaakt. Als zulke mensen hun hobby onderling willen beoefenen in een achterkamertje, laat ze dan hun gang gaan, maar laat ze niet langer via het Groene Boekje taalgebruikers met gezond verstand en taalgevoel met deze vakidiote waanzin opzadelen. Afschaffen en boycotten die ‘Taalunie’, verbranden die Groene Boekjes. Leve de spelling volgens het Gezond Verstand.
Treindeuren
Bert van Rijswijk - Terwolde
Guus Middag schrijft in zijn rubriek ‘Woordenboek van de poëzie’ (Onze Taal december) over een gedicht van N.E.M. Pareau, uit 1932. Het slot brengt hem nogal in verwarring omdat niet duidelijk is of de in het gedicht genoemde Hugo nu door het geopende portier van een trein naar buiten plast, of enkel door het geopende venster.
Het zit zo: in mijn vooroorlogse kinderjaren reden er nog veel stoomtreinen. De bijbehorende personenrijtuigen waren door dichte dwarsschotten verdeeld in coupés. Tegen de schotten stonden houten banken met daarvoor een smal pad. In beide zijwanden bevonden zich twee vaste ramen met daartussen een naar buiten openslaand portier met schuifraam. De drie ramen waren ongeveer even groot en tweemaal zo hoog als breed. Aan de onderkant van het portierraam zat een leren riem waaraan je dat raam in de deur kon laten zakken. In de riem zaten gaatjes en aan de deur een haak, zodat je het raam ook gedeeltelijk open kon zetten.
Het beeld dat ik bij het gedicht krijg, is: een student ‘ontsluit’ het portier door het raam open te zetten, om vervolgens op zijn tenen te gaan staan en uit het raam te pissen. Daarna sluit hij het raam tot op het laatste gaatje van de leren riem (‘op een kier’). Hugo's medepassagiers hebben ondanks hun spotternijen waarschijnlijk wel begrip voor zijn problemen met zijn volle blaas, omdat je in dat soort treinen niet naar de wc kon. Wel was er op ieder station een ‘retirade’ en het oponthoud op de stations was vrij lang - maar natuurlijk te kort als je een sloot bier op had.
Sot-l'y-laisse [1]: geen kippengatje
Jan van Wezer - Voorburg
Rik Smits schreef in het juli/augustusnummer over ‘beide amandelvormige stukjes vlees die in het bekkenbeen van gevogelte liggen, meestal kip’. In Frankrijk, waar dit als delicatesse geldt, wordt dat stukje vlees wel ‘sot-l'y-laisse’ genoemd (letterlijk ‘een gek die het laat zitten’). Dat zorgde voor nogal wat reacties. Zo schreef Marianne Plijnaar in het decembernummer in de rubriek ‘Reacties’ dat deze delicatesse niets meer of minder is dan een ‘een kippengatje’. Dit is beslist onjuist. Het gatje zit onder de stuit (Frans: le croupion), dat wil zeggen het uiteinde van de wervelkolom, waarop de staartveren vastzitten. De sot-l'y-laisse ligt daar wat boven, in een ondiepe uitholling aan beide kanten van het bekken. Elke kip heeft er dus twee, net als eenden, kalkoenen en fazanten. Bij een gepluimde kip zijn ze duidelijk te voelen, en als hij gevild is, zijn ze ook te zien als twee mosselvormige stukjes vlees van een centimeter of drie. Mijn grootmoeder noemde ze ‘kippenoesters’, en de Engelsen noemen ze ‘oysters’. Heel soms kun je ze in Frankrijk per ons kopen. Ze liggen dan meestal tussen de ‘abats’, naast maagjes, niertjes, hanenkammen et cetera, hoewel het eigenlijk geen orgaanvlees is.
Spoorwegmuseum Utrecht
Sot-l'y-laisse [2]: stuitje
Paul Asselbergs - Bergen op Zoom
De ingezonden brief over de ‘sot-l'y-laisse’ in het decembernummer herinnerde me eraan dat mijn vader vroeger bij het opdienen van een kip als eerste het ‘stietje’ (wellicht West-Brabants voor ‘stuitje’) eraf sneed. Hij zei dan: ‘Het stietje is het lekkerste van de kip, daar kruipt de meeste boter in.’ De ‘sot-l'y-laisse’ was dus zeker niet het kippengatje (‘cloaca’), maar het stukje vlees waaruit de staartveren groeien.
Naschrift Johannes van Dam, culinair journalist
Rik Smits heeft gelijk. De sot-l'y-laisse is het kleine, amandelvormige, roze spiertje dat links en rechts aan de achterkant van de kip, bij het bekken, diep in het karkas zit en daar, eenmaal gebraden, uit gewipt moet worden. Het is de spier die de staart beweegt, vandaar misschien het misverstand. Het is zeker niet het kippenkontje, dat vooral vet is en vetkliertjes bevat;
bij een eend dienen die om de veren in te vetten en ze maken het beest tranig. Bij een eend moeten die er dan ook af voor het braden. Door sommigen wordt dat vette kontje als het hoogtepunt beschouwd - ten onrechte, en het is dan ook beslist niet de sot-l'y-laisse.
De sot-l'y-laisse (hier wel ‘het oestertje’ genoemd) is puur spierweefsel en vol van smaak, te vergelijken met het kaakspiertje van een roofvis, zoals de forel.
Winkansen Vlamingen bij Groot Dictee
H.W. Boogert - Goes L.J. Kesteloo - Middelburg
In het decembernummer van Onze Taal wordt De Standaard-redacteur en begeleider van de Vlaamse Groot-Dicteeploeg Ludo Permentier geïnterviewd over de gang van zaken rond het Groot Dictee der Nederlandse Taal. In dat vraaggesprek wil hij ons doen geloven dat de busreis Brussel- Den Haag het ‘geheime wapen’ is achter de jarenlange Vlaamse hegemonie op het Groot Dictee.
We gunnen de Vlamingen van harte hun successen, want ze spellen nu eenmaal beter dan wij Nederlanders. Er is echter sprake van een oneerlijke beïnvloeding van de kansen van de Nederlandse deelnemers. Immers, de Volkskrant maakt uit de foutloze inzendingen altijd een evenwichtige selectie volgens spreiding over woonplaats, leeftijd en sekse. De Standaard selecteert op sterkte. Dat schept ongelijke kansen.
Misschien werkt het wel héél anders. In het interview in Onze Taal staat immers ook dat de heer Permentier ieder jaar de concept-versie van het Groot Dictee vooraf ter beoordeling krijgt voorgelegd. Diezelfde heer Permentier zit met de Vlaamse deelnemers in de bus naar Den Haag lange lijsten met dicteewoordjes door te nemen. Een en een is toch twee?
Naschrift Ludo Permentier
De heren vergissen zich. Niet De Standaard selecteert de lezers, maar het Nederlandse productiehuis Men at Work, en wel op basis van dezelfde voorronde als in de Volkskrant wordt gebruikt.
Overigens: elk jaar plaatst de heer Kesteloo voortijdig de correcte oplossing van de voorronde op zijn website. Die wordt, neem ik aan, vooral door Nederlanders bezocht. Je kunt je voorstellen dat daardoor minder goede spellers toch naar de finale worden geloodst.
Ten slotte: ik zit helemaal geen lijsten met moeilijke woorden door te nemen in de bus. De deelnemers doen dat en ik bemoei me daar niet mee. Dat kunnen alle Vlaamse finalisten bevestigen. Uit de opmerking van de briefschrijvers ‘een en een is toch twee’ maak ik op dat niet iedereen het logisch vindt dat je een spel eerlijk kunt spelen.
Vertaalplicht voor Friese vergaderstukken
L.C. Spithost - Bergum
Met zeer veel belangstelling las ik het artikel ‘Van grondwet tot taaltoets’ (Onze Taal december), met daarin aandacht voor de pogingen van bepaalde politici om het Nederlands in de grondwet te krijgen. Met name de opmerkingen over de verplichting van de overheid om de burgers in het Nederlands aan te schrijven en die over de positie van het Fries hadden mijn bijzondere belangstelling. Ik heb inmiddels het 25-jarig(!) jubileum achter de rug van mijn inspanningen om tijdig een vertaling in het Nederlands te krijgen van in het Fries gestelde vergaderstukken. Ik heb nu vier zeer langdurige procedures hierover doorlopen (driemaal Raad van State en eenmaal Bestuursrechter). Steeds ben ik in het gelijk gesteld, doch Gedeputeerde Staten van Friesland (GS) voldoen hier nog steeds niet aan.
Als de grondwet de bepaling gaat bevatten dat het Nederlands in Nederland de voertaal is, krijg ik waarschijnlijk wat ik al zo lang wil, maar wordt er misschien geen rekening gehouden met het Fries. GS gaan uit van óf Fries óf Nederlands. Ik pleit voor én Fries én Nederlands.
Platte taal en grove vloeken
N.C. van Velzen - Barneveld
Al meer dan dertig jaar lees ik met belangstelling het tijdschrift Onze Taal. Ik heb veel waardering voor het brede scala aan onderwerpen dat behandeld wordt en de creativiteit waarmee dat gebeurt.
Het is me echter opgevallen dat er de laatste jaren steeds vaker artikelen in het blad opgenomen worden waarin de lezer geconfronteerd wordt met platte taal en grove vloeken. In het decembernummer is dat ook het geval, en dat geeft mij aanleiding u te verzoeken enige matiging te betrachten.
In de column over sportjournalistiek van uw medewerker Henk Spaan staat tot vijf keer toe voluit een van de ergste vloeken die we in de Nederlandse taal kennen. Gezien de aard van het onderwerp kan ik me een realistische benadering wel voorstellen, maar er zijn grenzen. Het is heel goed mogelijk over sporttaal te schrijven zonder steeds weer letterlijk en voluit juist deze vloek weer te geven. Na het toch al choquerende éénwoordcitaat van trainer Rob Maaskant zou dezelfde vloek, die nu nog vier keer herhaald wordt, eenvoudig op andere wijze omschreven kunnen worden. Een professioneel schrijver als de heer Spaan zal dat zeker kunnen.
Voor mij, en ongetwijfeld voor nog veel meer lezers van Onze Taal, is de naam van God heilig. Misbruik van die naam komt de eer van God te na en is kwetsend voor gelovigen. Ik verzoek de redactie dan ook met klem bij het redigeren van de artikelen daarmee rekening te houden.
Faciliteren
Sepha Metsu-van Tol - fysiotherapeute, Amsterdam
In de decemberaflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ bespreekt de Taaladviesdienst de betekenissen van het in het Groene Boekje ontbrekende woord faciliteren, dat ‘faciliëren’ of ‘faciliteiten, technische hulp of voorzieningen beschikbaar stellen’ kan betekenen. Ik wilde daar nog een betekenis aan toevoegen. In de (para)medische wereld (vooral in de neuro- en kinderfysiotherapie) wordt faciliteren ook gebruikt in de betekenis ‘uitlokken van een beweging of opeenvolgende reeks van bewegingen’. Een voorbeeld: als je het hoofdje van een baby naar rechts draait, volgt de rest van het lijf(je) automatisch en draait het in zijn geheel mee naar rechterzijligging. Het draaien van het hoofd is dan een vorm van faciliteren.