| |
| |
| |
Andere mensen, andere taal
De geschiedenis van het Algemeen Beschaafd Nederlands
Joop van der Horst
Het Nederlands verandert snel, en volgens velen niet altijd ten goede. Hier en daar klinkt heimwee naar de strakke ABN-norm van zo'n vijftig jaar geleden. Toen was tenminste duidelijk hoe beschaafd taalgebruik moet klinken. Historisch taalkundige Joop van der Horst schetst de ontwikkeling van het ABN en gaat na hoe reëel dat verlangen naar vroeger is.
Tijdens een van de eerste colleges die ik als aankomend student volgde, bijna veertig jaar geleden, legde de docent, de betreurde B.C. Damsteegt, ons uit wat ABN, Algemeen Beschaafd Nederlands, is. Wat hij daar precies over zei, weet ik eigenlijk niet meer. Wel weet ik dat hij er in hooguit drie minuten mee klaar was. Een duidelijke zaak. En het klonk ongeveer zoals alle daar aanwezigen spraken - wat er trouwens niet veel waren. Het was 1968.
Precies tien jaar later, in 1978, gaf ik zelf voor het eerst college. In Amsterdam, aan de Universiteit van Amsterdam. Tien jaren waarin er veel veranderd was. Onder andere dat het aantal studenten vertienvoudigd was. En nu moest ík uitleggen wat ABN is. Dat lukte me niet. Huizenhoge discussies laaiden op. Dat kwam ook wel doordat ik, desgevraagd, had gezegd dat naar schatting de helft van de aanwezigen geen ABN sprak. Dat was een vriendelijke verbloeming van het feit dat de meesten zwaar Amsterdams spraken. ‘Hoezo zou dat geen ABN zijn?’ ‘Wie bepaalt er eigenlijk wat ABN is?’ Enfin, daar zijn we toen niet helemaal uit gekomen.
Hoe deed Damsteegt dat toch?, vroeg ik me af. En waarom lukt het mij niet? Aanvankelijk dacht ik: dat komt doordat ik nog maar een beginnende docent ben, een broekie. En dat zal ongetwijfeld meegeteld hebben. Maar de ware oorzaak, denk ik nu, was iets heel anders. Daarover gaat deze bijdrage.
| |
Spectaculaire ontwikkeling
Het thema van dit congres, ‘Taal in beweging: verval of verrijking?’, komt niet uit de lucht vallen. Veel mensen hebben de indruk, sommigen zelfs de sterke indruk, dat het niet goed gaat met onze taal. Met name de niet-taalkundigen. En als die dan eens hun bekommernis uitspreken, bij de taalkundigen, de mensen van het vak, dan vangen ze meestal bot. Het antwoord is bijna altijd: ‘Niets aan de hand, een levende taal verandert nu eenmaal; nee, er zijn volstrekt geen aanwijzingen dat het Nederlands aftakelt.’
Maar overtuigd zijn de meeste mensen niet. Als je om je heen kijkt, en als je luistert naar radio of televisie, of op een school rondkijkt, zou je toch zweren dat er wel degelijk grote veranderingen aan de gang zijn. Ik moet u bekennen dat ik me ook niet zo overtuigd voel door het antwoord van de meesten van mijn vakgenoten. Wat ze zeggen klopt wel, maar het heeft slechts betrekking op een deel van de feiten. Er is zoveel meer.
Om te beginnen helpt het al een stuk als u weet dat het ABN maar net honderd jaar bestaat. Overeenstemming over de norm, en dan met name de norm voor de juiste uitspraak, is er pas sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw. Overigens net als in het Engels en net als in het Duits: ook daar is er pas sinds eind negentiende eeuw een duidelijke norm voor de uitspraak. Rond 1895 krijgt die norm bij ons een naam: Algemeen Beschaafd Nederlands.
Vervolgens maakt dat Algemeen Beschaafde Nederlands in de twintigste eeuw een spectaculaire ontwikkeling door: twee keer is er namelijk een geweldige ommezwaai.
Begin vorige eeuw waren ABN-sprekers mensen met een dienstbode.
Foto: Bernard Eilers. Collectie Gemeentearchief Amsterdam
| |
| |
Joop van der Horst: ‘Ik denk dat er véél verandert. Véél meer dan u van de meeste taalkundigen te horen krijgt.’
| |
Het chique ABN (1900-1920)
Laten we beginnen bij het begin: fase één. Rond 1900 is het aantal mensen dat ABN spreekt klein. Onthutsend klein. Deskundigen schatten twee à drie procent van de bevolking, de maatschappelijke toplaag. We weten ongeveer waar deze mensen woonden: vooral in de Hollandse steden. De huizen staan er soms nog, al is er tegenwoordig meestal een advocatenkantoor in gevestigd. En we weten ook hoe ze leefden, dankzij het mooie boek van Ileen Montijn, Leven op stand.
Hun ABN functioneerde in deze eerste fase als onderscheidingsmiddel: door hun taal onderscheidden deze mensen zich van de rest. En ze wilden zich ook onderscheiden. Ik noem dit de fase van het chique ABN.
| |
Het burgerlijke ABN (1920-1970)
Dat chique ABN duurde niet lang. Tot ongeveer 1920. Er voltrekken zich in de twintigste eeuw namelijk grote politieke, sociale en demografische veranderingen, met vérstrekkende gevolgen voor de taal. In enkele decennia verandert er in het leven van de meeste mensen meer dan in vele eeuwen daarvoor. Van het vele wat hier te noemen valt, vermeld ik slechts de leerplicht, het algemeen kiesrecht, dat meer mensen meer onderwijs gaan volgen, en dat er vanaf 1920 radio is en eerder al telefoon. De mensen worden mobieler. En ze zien al gauw dat de toegangspoort tot sociale vooruitgang gelegen is in ABN spreken. De middenstander, de geschoolde arbeider, de ontwikkelde dialectspreker, kortom de sociale middenlaag gaat ABN spreken. Niet van de ene dag op de andere, maar stapje voor stapje. Dat gebeurt in de periode 1920-1970.
Het aantal sprekers van het ABN, of toch mensen die het waar nodig kúnnen spreken, neemt daarmee sterk toe, van de luttele procenten rond 1900 naar misschien wel veertig à vijftig procent in 1970.
De functie van het ABN is daarmee ook helemaal anders geworden. Aanvankelijk was het een onderscheidingsmiddel van de hogere standen, vervolgens een middel voor sociale vooruitgang. Eerst netjes praten, en dan krijg je ook wel een groot huis, een auto, een dienstbode. Dat was geen illusie; het heeft voor velen ook echt zo gewerkt. Generatie na generatie klom op, op de maatschappelijke ladder.
Ik noem deze periode de fase van het burgerlijke ABN. En die loopt, pakweg, van 1920 tot 1970. De norm werd in de loop van deze periode steeds strakker aangehaald. De normatieve boekjes, zeg maar de Charivariussen en de Jan Renkema's, werden in de loop van de twintigste eeuw steeds dikker, de normen werden steeds strenger. En misschien wel het meest opmerkelijke: de norm werd hoegenaamd niet betwist; er was nauwelijks discussie over. Er was een eenduidige norm.
| |
C.B. van Haeringen
De man die deze ontwikkeling, denk ik, het best en het diepst doorzien heeft, is C.B. van Haeringen. Hij voorspelde al in een artikel uit 1924 dat de norm bijna vanzelf wel strenger móést worden, en hij heeft gelijk gekregen. Maar ook al in 1924 kijkt Van Haeringen nog een stap verder vooruit: ‘Het zal aardig zijn om af te wachten of al die veranderingen in staatkundige en maatschappelike verhoudingen, die wij met de loper “democraties” aanduiden, ook in de beschaafde spreeknorm zich zullen aftekenen.’ Waar dat allemaal toe kan leiden, valt anno 1924 nog niet te overzien.
De opkomst van het burgerlijke ABN is natuurlijk ook een uitvloeisel van democratisering. Maar Van Haeringen geeft in 1924 al een voorzetje dat deze democratisering uiteindelijk niet zal halt houden bij de circa veertig procent sociale middenlaag.
| |
Het democratische ABN (1970-nu)
En dat is inderdaad wat we zien gebeuren vanaf ongeveer 1970: een verder voortgaande democratisering van de samenleving, en van het onderwijs. Ook neemt de welvaart toe, en de mobiliteit. En de mondigheid.
Maar de verdere opmars van het ABN hapert. Zo succesvol als het ABN tot 1970 was geweest - steeds meer sprekers, een steeds eenduidiger norm - zo mi-
Misschien is het aantal sprekers van het ABN vergeleken met 1950 niet eens erg afgenomen. Alleen, die andere zestig procent, die vroeger zweeg in het openbare leven, zwijgt niet langer.
serabel gaat het ermee na 1970. De eenduidige norm is weg, of eigenlijk: er zijn nu verschillende normen naast elkaar. Misschien is het aantal sprekers van het ABN vergeleken met 1950 niet eens erg afgenomen. Alleen, die andere zestig procent, die vroeger zweeg in het openbare leven, zwijgt niet langer. Die kun je nu ook dagelijks op tv horen, in de scholen en in de
| |
| |
universiteiten. Onze taal is minder veranderd dan u denkt. In veel sterkere mate is het personeel van radio en televisie veranderd, gemiddeld.
De democratisering van begin jaren zeventig was ook hóórbaar: de eenduidige ABN-norm verdween.
Ook het onderwijspersoneel veranderde, en het universitaire personeel, en de politici. Veel beroepsgroepen zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw drastisch gewijzigd qua sociale signatuur. De leraren bijvoorbeeld zijn, gemiddeld, vooral achteruitgegaan, enorm achteruitgegaan zelfs, in maatschappelijk prestige. Beursspeculant daarentegen is tegenwoordig een maatschappelijk aanvaard beroep. Honderd jaar geleden werd zo iemand in beschaafde kringen geweerd. En als beroepsgroepen zo anders bevolkt zijn, dan krijg je ook helemaal andere ‘toonaangevende kringen’.
Vergeet u bij dit alles niet dat de strakke ABN-norm van 1950 destijds maar gehoord werd bij een minderheid. Over de rest van de samenleving hadden we het niet. Vandaag de dag is ook die rest serieus aanwezig; die laat zich niet meer wegcijferen. Democratisering is hoorbaar.
Ik noem deze periode fase drie, de fase van het democratische ABN. Dat is de periode waar wij nu in leven. Het is een nogal gevarieerd ABN, als je het zo zou willen blijven noemen.
| |
De functie van het ABN
En hoe staat het nu met de functie van het ABN? In periode één, die van het chique ABN, werd het ABN door een kleine bovenlaag gebruikt als middel om zich te onderscheiden. In periode twee, de periode van het burgerlijke ABN, ging het ABN dienen als middel tot sociale vooruitgang.
En nu? Sociale vooruitgang? Sociaal hogerop komen? Er valt in Nederland niet veel meer sociaal hogerop te komen. Wie kan en wil, ís allang hoger opgeklommen. Gaan uw kinderen het verder schoppen dan u? Dat is in veel gevallen niet zo simpel. Ja, als je vader landarbeider was, of je moeder werkte in een katoenfabriek, of als dienstbode, dan valt er sociaal wat te klimmen. Maar wat doe je als je beide ouders een universitaire studie hebben gedaan of een hbo-opleiding? Voor veel jongeren geldt nu dat het al een mooi ding zou zijn als ze het sociale niveau van hun ouders zouden kunnen handhaven. Het massale sociale klimmen is nu wel achter de rug. Er zullen nog wel individuele klimmers zijn, maar daar staan tegenwoordig evenveel dalers tegenover.
Weet u waar je het echte sociale klimmen nog kunt zien? Bij onze allochtonen. Dertig jaar geleden kwamen ze vanaf het straatarme platteland van Marokko, nou ja, meestal uit de bergen. Dan woonden ze met z'n zessen op een zolderkamertje. Nu hebben ze een bloeiende islamitische groentewinkel, of een ‘Gouden Schaar’, of een slagerij zonder varkensvlees. De kinderen gaan al naar de middelbare school. De kleinkinderen zullen naar de universiteit gaan of het hoger beroepsonderwijs. Nee, niet allemaal natuurlijk. Alleen wie kan en wil. Maar dat is overal zo, en altijd zo geweest. Maar ze doen het. Petje af. En onder moeilijkere omstandigheden dan uw en mijn grootouders.
Als er nu bij de autochtonen dus feitelijk weinig meer sociaal te klimmen valt, en in het beste geval het sociaal niveau van het ouderlijk huis gehandhaafd kan worden (wat dikwijls niet zal lukken), dan verliest het ABN zijn functie van instrument voor sociale vooruitgang.
Wie nu het ABN van 1950 terugwenst, of cultiveert, die cultiveert een museumstuk. Het is fraai, maar het werkt niet meer.
| |
Heimwee
Het heimwee naar de ABN-norm van een halve eeuw geleden kan ik wel meebeleven. Uiteraard, ik ben zelf door leeftijd en achtergrond een duidelijke representant van fase twee, het burgerlijke ABN. Ik kom uit die wereld. Mijn vader had enkel middelbare school, mijn moeder alleen lagere school, en een typediploma, én steno. Alle kinderen gingen naar de middelbare school, allemaal ook naar de universiteit of het hbo. En reken maar dat er netjes gesproken moest worden bij ons thuis. Het heimwee komt me bekend voor.
Maar je moet ermee oppassen. Ik denk dat er véél verandert. Véél meer dan u van de meeste taalkundigen te horen krijgt. Het is afscheid nemen van een taalcultuur. Een taalcultuur die ook mij dierbaar was. Maar het was wel iets van het midden van de twintigste eeuw. Het is niet meer iets van nu. Je kunt niet één facet uit 1950 terugwensen (een heldere strakke ABN-uitspraak), en al de rest, waar het mee samenhing, niet. Dan zou je driekwart van onze middelbare scholieren naar huis moeten sturen: ga maar werken in de zaak van je vader, en vooral: je mond houden. Heimwee naar de ABN-norm van 1950 is, hoe menselijk ook, óf dom, óf onthutsend reactionair.
Elke tijd zal zijn eigen taalcultuur ontwikkelen. En wie in de overgang zit, heeft het daar moeilijk mee. Maar het nieuwe is niet noodzakelijk slechter. Ik denk dat bij de congresvraag (verval of verrijking?) de meest voor de hand liggende optie vergeten is, namelijk: geen van beide. Maar er verandert wel enorm veel. De nieuwe taalcultuur is grondig anders. Hoe anders, dat wordt nog maar weinig beseft. En die nieuwe taalcultuur ís allang aangebroken, al heeft nog niet iedereen het in de gaten. Minder klassieke achtergrond, veel minder, minder kerk en bijbel, minder academisch, maar anderzijds: speelser, vrijmoediger, opener, spannender, kleurrijker, internationaler.
|
|