| |
Verkeerd in goede staat?
Een pleidooi voor nultolerantie
Herbert Blankesteijn - journalist
Terwijl cultuurhistorici zich inzetten voor het behoud van waardevolle objecten, doen taalkundigen niets om het Nederlands te beschermen. Met die tolerantie moet het maar eens afgelopen zijn, vindt Herbert Blankesteijn, want het Nederlands heeft het moeilijk. ‘Goed is goed en fout is fout, en juist taalkundigen zouden zich daar eens wat drukker om moeten maken.’
Als de oostwitrussische agrariër in deze gefingeerde dicteetekst door U Edele heden ten dage was geboekstaafd volgens midden-twintigste-eeuwse spellingconventies en aldus was terhand gesteld aan de gesoigneerde journaalpresentator, zou alleen al het gekunstelde aardrijkskundige adjectief een vijfvoudig foutenfestival verwezenlijken.
Dat oostwitrussische heb ik ooit zo leren spellen, en als ik het goed heb begrepen moet ik volgens het nieuwe Groene Boekje over een halfjaar Oost-Wit-Russische schrijven. Vijf fouten in één woord. En als ik het mis heb, illustreert dat alleen maar beter wat ik wil zeggen, namelijk dat er geen touw meer aan vast te knopen valt als je om de haverklap de regels verandert, in dit geval de regels van de spelling.
| |
Taalunie-meppen
Ik ben niet van plan hier een potje te gaan Taaluniemeppen, ik wil hier verkondigen dat het goed is om regels te hebben, en om - als je ze hebt - dan ook duidelijk de begrippen ‘goed’ en ‘fout’ te hanteren en te verdedigen. Ik wil betogen dat bijvoorbeeld taalwetenschappers moeten ophouden met afstandelijk registreren en dat ze moeten helpen de taal mooi te houden.
Regels voor de spelling zijn goed, in de eerste plaats omdat ze voorkomen dat je wordt afgeleid van de inhoud. Als een woord de ene keer zus wordt gespeld en de andere keer zo, ga je je als lezer afvragen of je het goed hebt gezien, of er wel hetzelfde wordt
| |
| |
bedoeld. Je bladert terug en je bent de draad kwijt. Het stoort. Ik heb veel gelezen in van die oude scheepsjournaals, en daarin worden woorden telkens anders geschreven. Dan ga je vanzelf begrijpen dat op een gegeven moment de behoefte aan standaardisatie opkwam.
| |
Sekshandel realiseren?
Regels zijn niet alleen goed als het om spelling gaat. Liggen is iets anders dan leggen, kennen is iets anders dan kunnen. Als een spreker zulke dingen door elkaar haalt, volgt een tijdelijke kortsluiting in het brein van de luisteraar, en een snel herstel langs de lijnen van: ‘Oh wacht, hij moet dát bedoelen, hij zal wel niet zoveel onderwijs hebben gehad, maar daar ga ik hem natuurlijk niet op beoordelen...’, en je bent de draad van het verhaal kwijt.
En wat dacht u van constructies als nooit niet en nooit geen? Ik hoef u niet uit te leggen dat wie zo'n uitdrukking bezigt, zonder het zich te beseffen het tegenovergestelde zegt van wat hij bedoelt. Nooit niet en nooit geen zullen in de context waarin ze worden gebruikt lang niet altijd echte misverstanden opleveren, maar wat als iemand die zoiets zegt even later een andere dubbele ontkenning gebruikt? Hoe weet je wat hij dán bedoelt?
In de vorige alinea is u vast wel opgevallen dat ik het had over ‘zich beseffen’. U dacht toen waarschijnlijk: die Blankesteijn moet nodig zo'n betoog houden en dan zelf zo'n fout maken. Ik weet zeker dat dat u afleidde. Misschien hebt u het zelfs spottend voorgelezen aan uw huisgenoot.
Deze kwestie brengt me op een ander vermakelijk en duidelijk geval: het gebruik van realiseren waar zich realiseren wordt bedoeld. Ik citeer twee voorbeeldzinnen uit een stukje over dit onderwerp van de taalkundige Jan Stroop, gepubliceerd in de Volkskrant van 18 april 2005:
- | We moeten realiseren dat de zogenaamde succeslanden nog decennia lang hulp nodig hebben.
(website Evert Vermeer Stichting) |
- | We moeten realiseren dat er een wereldwijd probleem is van prostitutie en sekshandel.
(website OneMen) |
Bij deze voorbeelden wordt het echt moeilijk om op tijd te realiseren dat het tegenovergestelde wordt bedoeld van wat er feitelijk staat.
| |
Milde toon
Het stukje van Jan Stroop heeft de milde toon die ik ken van taalwetenschappers: er is een verandering aan het optreden, ik beschrijf het, het zij zo. Het meest strijdbare wat hij te melden had, was dat de minister van Onderwijs bij deze vorm van taalvernieuwing liever niet voorop moest lopen, wat ze destijds namelijk wel deed.
Met die tolerantie moet het maar eens afgelopen zijn, vind ik. Als iemand onzin uitkraamt, kun je dat toch gewoon zeggen? Als zich beseffen in opkomst is, en realiseren wordt gebruikt in plaats van zich realiseren, is mijn interpretatie niet zozeer dat de taal verandert, als wel dat goed opgeleide mensen in invloedrijke functies niet weten waar ze het over hebben. Goed is goed en fout is fout, en juist taalkundigen zouden zich daar eens wat drukker om moeten maken.
| |
‘Naar iemand toe-gebeuren’
Dat is allemaal goed en wel, zo hoor ik u denken, maar als je krampachtig vasthoudt aan de bestaande regels kan er nooit meer een nieuw woord of een nieuwe uitdrukking de taal binnenkomen. Nou, dat ligt er maar aan. Er is op zichzelf niets tegen de komst van bruikbare woorden die door immigranten zijn meegenomen. Je kunt het lastig over de ramadan hebben zonder het woord te gebruiken. Elke keer ‘de islamitische vastenmaand’ is ook zo wat. Maar een weldenkend mens is tegen het gedachteloos gebruik van Engelse woorden waar prima Nederlandse woorden beschikbaar zijn. Bedrijf heeft de voorkeur boven ‘kumpenie’, en opleuken is nog net iets beter dan ‘pimpen’.
En er is ook een groot verschil tussen aan de ene kant het creëren van leuke nieuwe woorden als regelneef en doemdenken, en aan de andere kant de verdomming die spreekt uit het ‘naar iemand toe-gebeuren’. Nóg kun je vriendelijk zijn ‘tegen’ iemand, wrok koesteren ‘jegens’ iemand, je coöperatief opstellen ‘tegenover’ iemand, maar als dit soort nuances niet aan je besteed zijn, maakt naar (hem) toe elk voorzetsel overbodig. Het is of je alleen nog maar aardappelpuree serveert, het is of je elk schroefje het hout in jaagt met een voorhamer.
| |
Vandalisme
Wetenschappers kunnen kwaliteitsbewakers zijn. Toen de taliban in 2001 dreigden de boeddhabeelden van Bamiyan te vernielen, veertig meter hoge kunstwerken van tweeduizend jaar oud, waren er genoeg cultuurhistorici te vinden die het zinvol vonden te protesteren. Ik denk niet dat er veel waren die dachten: ach, de cultuurgeschiedenis neemt zijn loop, laten we dit eens waardevrij gaan beschrijven.
Herbert Blankesteijn: ‘Veranderingen in taalgebruik beginnen maar al te vaak bij mensen die de taal niet beheersen, bijvoorbeeld Johan Cruijff.’
Foto: Bart Versteeg
Dit was een daad van vandalisme, het werk van bijzonder domme mensen, en de cultuurhistorici
| |
| |
durfden het te zeggen. De overeenkomst met veel veranderingen in de taal is treffend. Mensen die niet weten wat ze doen, mollen een uitdrukking. Toen ik klein was, kon je het hebben over de ‘op een na laatste’. Mensen die deze constructie niet kenden of begrepen, maakten er de ‘een na laatste’ van. Dat is intussen geaccepteerd, maar ik kan het nog altijd niet uit mijn strot krijgen.
Binnenkort verschijnt de eerste bijbel in sms-taal.
‘Zo fit als een hoentje’, las ik laatst een paar keer, terwijl ik alleen bekend was met de frísheid van een hoentje. En: ‘mond-op-mondreclame’ (een vermenging van mond-tot-mondreclame en mond-op-mondbeademing). Veel van dit soort voorbeelden zijn niet lang geleden verzameld door Ewoud Sanders in die prachtige serie over ‘woordinfectie’ in NRC Handelsblad en gebundeld in het boekje Aarsrivalen. Ik moet zeggen dat ik bewondering heb voor de berusting waarmee hij al die ‘pendalen’, ‘papagaaien’ en ‘dagvaardigingen’ heeft geïnventariseerd, maar ik heb meer de neiging agressief te worden, en ik vind eigenlijk dat hij dat ook zou moeten zijn. Elk van die voorbeelden kan, als je niet uitkijkt, hetzelfde overkomen als episch centrum voor epicentrum en homopathie voor homeopathie, die zo vaak fout worden geschreven dat ze in ruime kring niet meer als zodanig worden herkend.
| |
Niet eerlijk
Als dat ontwikkeling van de taal is, dan moet je toch vaststellen dat het overwegend de sukkels zijn die de taal laten evolueren. Het is een feit: veranderingen in taalgebruik beginnen maar al te vaak bij mensen die de taal niet beheersen, bijvoorbeeld Johan Cruijff. Dat is denk ik ook de wortel van de wrevel die taalliefhebbers als u en ik voelen bij dit soort ontwikkelingen: mensen die er niks van kunnen, die hun best niet hebben gedaan op school, krijgen nog hun zin ook. Hún foute varianten worden goed, stomweg doordat de dommen in de meerderheid zijn. Waardoor u en ik ze op den duur nog geacht worden na te volgen ook.
Het lijkt niet eerlijk. En het ís ook niet eerlijk, dus wég met dat relativisme. Goed is goed en slecht is slecht. Doe eens mee in plaats van langs de zijlijn te staan. De taal heeft het al lastig genoeg.
Tien jaar geleden schreef ik in Onze Taal over taalgebruik op internet. Ik voorspelde toen:
Het is waarschijnlijk dat de taal het moeilijk gaat krijgen. Onder andere doordat de rol van redacties en uitgevers zal verminderen. Er is geen kwaliteitscontrole meer. Iedereen met een internetaansluiting kan op eigen houtje eigen werk publiceren op internet. Het kan nu al, ik doe geen voorspelling, dit gebeurt al op grote schaal. En als u weet dat internetgebruikers niet alleen diagonaal lezen maar ook diagonaal schrijven, dan begrijpt u hoe laat het is.
De objectieve taalwetenschapper denkt: wát nou ‘de taal krijgt het moeilijk’? Er is nog steeds taal, er zal altijd taal zijn en er gebeurt van alles, dus het is interessanter dan ooit. Als ík nu om me heen kijk, denk ik dat ik de effecten destijds nog heb onderschat.
| |
Koeterwaals
Toen ik opgroeide, in de jaren zestig en zeventig, kon het gedrukte woord niet op grote schaal verspreid worden zonder dat er een corrector naar gekeken had. Zetfouten hebben natuurlijk altijd bestaan, maar echt slecht Nederlands in openbare uitingen was zeldzaam. Alles wat ik als kind las, was correct geschreven. Veel lezen betekende dat je het vermogen verloor slecht Nederlands te bezigen.
Vandaag kan iedereen een tekst publiceren zelfs zonder dat de grammatica of spellingchecker eroverheen is geweest, want of je dat ding aanzet, maak je zelf uit. De meeste mensen doen dat blijkbaar niet. Iedereen kan straffeloos kromme taal produceren en verspreiden. En dat betekent weer dat kinderen, nu ze lezend en lerend over internet surfen, niet meer automatisch de juiste taal krijgen toegediend. Op school kijken en luisteren ze glazig naar wat de leraar op taalgebied beweert, want wat die staat te vertellen is volkomen in strijd met wat ze dagelijks online ervaren, en het wordt dus niet serieus genomen. In de forums en chatkamertjes van internet, op msn en in sms'jes zijn taalregels irrelevant, want iedereen hanteert er zijn eigen regeltjes, tenminste diegenen met voldoende benul om überhaupt rudimenten van regels in acht te nemen. De eerste scholieren zijn al gesignaleerd die zeggen niet anders te kunnen schrijven dan in sms-taal. De eerste Engelse bijbel in dit koeterwaals is al verschenen; de Nederlandse versie volgt.
| |
Dode letters
Regels voor de taal dienen om elkaar goed te begrijpen, maar ook om de onzen van de hunnen te onderscheiden. Zeeuwen van Groningers, katholieken van gereformeerden, gabbers van kakkers en ga zo maar door. Het Algemeen Beschaafd Nederlands heeft deze groepen in taalkundig opzicht dichter bij elkaar gebracht. Internet maakt de vorming mogelijk van ontelbare subculturen, niet aan geografie gebonden maar aan leeftijd of aan een of andere interesse, met eigen ongeschreven regels voor geschreven taal, die tot de gesproken taal kunnen doordringen.
Ik vraag me in ernst af of de Nederlandse grammatica en spelling over laten we zeggen vijfentwintig jaar meer zullen zijn dan dode letters, want beproefde middelen om de bijbehorende taal te handhaven zijn aan het verdwijnen. Behalve aan de corrector bij de drukpers denk ik ook aan het uitsterven van boegbeelden van de taal als Frits Thors, Frits van Turenhout en Frits Spits, en aan de ouderwetse kommaneukende leraar Nederlands.
| |
Slecht denken
Hier en daar zie ik wel een lichtpuntje. NRC Handelsblad-columnist J.L. Heldring hamerde er in zijn stukken over taal altijd op dat slecht schrijven een gevolg is van slecht denken. Ik denk dat hij gelijk heeft. Meer in het algemeen kun je zeggen dat slecht formuleren voortvloeit uit slecht denken. Maar ik draai het om. Wie nú nog goed formuleert, wie onder de huidige omstandigheden de middelbare school ver- | |
| |
laat mét het vermogen een fatsoenlijke brief te schrijven of een redelijk gesprek te voeren, die moet wel heel wat in zijn mars hebben. Selectie van sollicitanten wordt zo een stuk makkelijker.
De regels naleven loont ook op internet. Een mooi bericht daarover heb ik twee jaar geleden gelezen in The New York Times. Het ging over de veilingwebsite eBay, waar mensen hun eigen spullen te koop aanbieden via zelf opgestelde advertenties. Het gebeurt nogal eens dat mensen in hun advertentie een spelfout maken, en het bijvoorbeeld hebben over een ‘labtop’ in plaats van een laptop. Omdat er maar weinig mensen zijn die daarnaar zoeken, zullen de aanbieders maar weinig klanten krijgen. En dan werkt de wet van vraag en aanbod: als je fout spelt, krijg je niet de beste prijs. Vervolgens heb je mensen die dat
Mensen met hart voor de taal, vooral diegenen die ervoor hebben doorgeleerd, moeten meehelpen de regels te handhaven, zodat de domme veranderingen buiten de deur worden gehouden.
doorkrijgen en een leuk centje bijverdienen door veelvoorkomende spelfouten in te tikken, de artikelen die ze vinden voor een spotprijs op te kopen, deze onmiddellijk correct gespeld weer aan te bieden en hiermee een leuke winst te maken.
De moraal: gebrek aan taalbeheersing kan geld kosten; hier wordt bijvoorbeeld goed kunnen spellen beloond in harde dollars. Prachtig verhaal.
| |
Natuurlijke premie
Bij zoekmachines werkt de natuurlijke premie op correct schrijven natuurlijk ook. Je vindt meer informatie als je de juiste zoekwoorden intikt in bijvoorbeeld Google:
Spelling |
Treffers in Google |
Jan Peter Balkenende |
302.000 |
JanPeter Balkenende |
446 |
Jan Peter Balkende |
2010 |
Jan Peter Balkenenende |
4 |
Wie goed spelt, vindt meer bruikbare resultaten dan wie slecht spelt. Een nivellerend effect is wel dat Google erg goed raadt wat je zou kunnen bedoelen. Tik ‘Jan Peter Balkenenende’ in, en Google vraagt: ‘Bedoelde u: Jan Peter Balkenende’? Dat helpt sukkels toch de juiste informatie te vinden, en dat leert ze hopelijk waaróver ze eigenlijk inlichtingen zoeken. En hieruit volgt trouwens een toepassing van Google en andere zoekmachines die u misschien al kent: je kunt zo'n website gebruiken als spellingchecker, ervan uitgaande dat de meest voorkomende spelling van bijvoorbeeld een naam wel de juiste zal zijn. Vaak is dat zo, maar ook weer niet altijd.
‘Verkeerd in goede staat’ komt maar liefst 68.000 keer voor op internet.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar als ik een gebruikte auto zoek en er wordt van gezegd: ‘verkeerd in goede staat’ (ruim 68.000 keer op internet, volgens Google), dan denk ik: die auto kán niet deugen. Maar onder lezers van advertenties hoor ik al bij een minderheid, vrees ik. Sterker nog: ook onder schrijvers van dit soort teksten behoor ik tot een minderheid. De juiste spelling vind je op internet 61.000 keer.
| |
Nultolerantie
Ik vrees dat de geletterden hun greep op de taal verliezen en dat de semi-analfabeten in de toekomst de dienst gaan uitmaken. Regels uitvaardigen voor welk aspect van de taal dan ook zal net zo zinloos zijn als het was vóór de uitvinding van de boekdrukkunst. Eigenlijk geloof ik dat dat punt al is bereikt.
Tegen beter weten in hoop ik dat er nog wat aan te doen valt. Wat daarvoor in ieder geval nodig is, is nultolerantie. Regels zijn regels en die moeten worden nageleefd. Taalvernieuwing is daarmee niet in strijd; er valt onderscheid te maken tussen domme en interessante veranderingen in het Nederlands. Mensen met hart voor de taal, vooral diegenen die ervoor hebben doorgeleerd - leraren, taalwetenschappers, schrijvers, journalisten - moeten meehelpen de regels te handhaven, zodat de domme veranderingen buiten de deur worden gehouden.
En het handhaven van de regels betekent wat mij betreft óók dat de regels zelf niet te pas en te onpas moeten worden veranderd. Wat dat betreft is het waarschijnlijk nog het beste - ik zeg het met frisse tegenzin - als de laatste anderhalve spellingwijziging niet ongedaan wordt gemaakt.
|
|