Het mooiste woord van...
Monika Sauwer
Zoals er woorden zijn als slagbomen waarachter het gras verdort, geen leven meer mogelijk is, woorden als nekslagen, woorden die brandmerken, doodverven, zo zijn er ook die verten openen.
Een jaar of drie, vier was ik toen ik het gloednieuwe woord voor het eerst hoorde: uit de mond van mijn moeder, zonder twijfel. In het voorschoolse paradijs was zij voor mij, enig kind nog, de vooruitgeschoven post in de echte wereld. De wereld van de grote mensen met hun officiële woorden. Het woord in al zijn ondoorgrondelijke, veelbelovende geheimzinnigheid, het woord dat alles in zich droeg waarnaar ik verlangde: oerwoud.
In het oerwoud, waar zonlicht amper door het dichte, honderd meter hoge bladerdak wist te dringen, woonden de onschuldige dieren. Wild waren ze, maar niet schuw voor mensen. De mensen kenden ze nog niet.
Alleen ik mocht er komen. Voor het slapengaan vertelde ik het lappenkonijn en het stoffen beest, wiens uiterlijk het midden hield tussen een muis en een haas, onze avonturen in het onmetelijke woud.
Sprakeloos lagen de lappen dieren, aan weerszijden van mijn prevelend hoofd op het kussen, met hun glazen oogjes wijdopen naar het plafond te staren. Door een kier van de slaapkamerdeur viel het streepje veertigwatts lamplicht van de overloop. Achter de overgordijnen was vaag, soms grillig dansend door waaiende bladertakken, de lichtkring van een eenzame straatlantaarn zichtbaar. Samen bevochten mijn dieren en ik onze angst voor het donker. Zolang ik mijn verhalen bleef fluisteren waren we de demonen, de groene slangen die kronkelden en golfden voor mijn brandende oogleden, de baas. Langzamerhand verloren we onszelf in het bodemloze duister van de slaap.
De jaren verstreken, nieuwe speelgoeddieren uit de winkel, een levende kat en een zusje deden hun intrede. Polygoonjournaalbeelden in de Cineac van Congo en Suriname begonnen met mijn zelfbedachte oerwoud te wedijveren. In Artis zag ik apen en slangen. In het tijdschrift Life stonden de prachtigste fotoreportages over de regenwouden van de Amazone.
De fullcolourreisfolders over steeds exotischer streken verschenen. Zelfs voor een doodgewoon mens als ik zou het mogelijk zijn nog in dit leven een tropisch paradijs te bezoeken.
Wat is overgebleven van mijn oerwoudfixatie van toen? Ik moet bekennen dat ik nooit een tropisch regenwoud betreden heb. Er zijn daar slangen, het is er heet en vochtig, maar dat is de reden niet. Ik ben daar ongewenst. Het is er heilig.
Soms, op een stille namiddag, zit ik even weg te dromen onder een bananenblad ter grootte van een surfplank, luister naar het lekken van vochtverzadigd gebladerte, ruik de benauwende zwoele damp van humus en chlorofyl. Mijn oerwoud is de tropische kas van de Hortus Botanicus.
Ik lees alles wat ik te pakken kan krijgen over de evolutie van het leven, over de duizelingwekkende soortenrijkdom van het regenwoud. Maar in mij schuilt geen veldbioloog, het inventariseren van die rijkdom laat ik graag aan bewonderde anderen over.
Voor mij is het oerwoud niet meer, maar ook niet minder dan een vrijplaats van de geest. Een ver en wild gebied, dat ik al zo lang met fantasieën bekleed heb dat het mij vertrouwder is dan de straat waar ik woon.
Maar niet altijd kan ik er terecht. De dieren hebben het voor het zeggen. Die bepalen of ik welkom ben of niet. Soms, vlak voor het inslapen, word ik er heel even toegelaten. Dan ben ik, voor zolang het duurt, vlak bij de bron van mijn verhalen.
Monika Sauwer schrijft romans en verhalen voor volwassenen en kinderen. Vorig jaar verscheen van haar Een onwillige god.