| |
| |
| |
Wat gebeurde er met (de) moslim Bazarghan?
Waarom sommige aanduidingen hun lidwoord kwijtraken
Joop van der Horst
In de Middeleeuwen kon je spreken van ‘de coninc Philip’, maar heden ten dage klinkt dat raar. Als we het over Beatrix hebben, zou niemand dat lidwoord nog voor de titel gebruiken. De regels daarvoor zijn kennelijk langgeleden veranderd. Maar hoe zit dat met ‘(de) marxist Krol’ of ‘(de) Belg Martens’? Gaan die koningin Beatrix achterna?
Ik weet niet wie dominee De Frolle was. Ik weet zelfs niet of er ooit een dominee De Frolle heeft bestaan. Misschien wel niet. Ik zal dat eens nagaan (zie kader op blz. 316 - red.), maar het is hier van geen belang. De naam is me in ieder geval al heel lang bekend, en wel uit de fameuze Nederlandse grammatica (negende druk, 1984) van M.C. van den Toorn, paragraaf 7.2.1, over de ‘zelfstandignaamwoordsgroep’. Daar wordt Dominee De Frolle als voorbeeld gegeven van een zeker type woordgroep. Een naam om nooit te vergeten. Heb je die eenmaal gelezen, dan blijft hij je bij. En meteen ook wat Van den Toorn erover te zeggen heeft, waaruit maar weer eens blijkt wat een goed didacticus hij is.
Moslim Bazarghan doet daar overigens nauwelijks voor onder. Ook hem ken ik niet persoonlijk, en misschien is de naam verzonnen, maar je vergeet hem niet. We vinden hem tussen de voorbeelden in de ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst (tweede druk, 1997, p. 200), maar in de eerste druk uit 1984 was hij er ook al. Hij staat er tussen ‘de marxist Krol’ en ‘de Belg Martens’, dus misschien is de naam niet fictief. Het zou me trouwens niet verbazen als dit voorbeeld eveneens van Van den Toorn afkomstig is hij is een van de redacteuren van de ANS.
Wat dominee De Frolle al heel lang kon, kan moslim Bazarghan tegenwoordig ook. Ik bedoel: in taalkundig opzicht. En ik meen daar een verklaring voor te hebben. Daarover gaat dit artikel.
| |
Zonder lidwoord
Volgens de ANS zeggen we ‘koningin Beatrix’, ‘minister Winsemius’ en ‘baron Casier’ zonder lidwoord, maar is er in de marxist Krol, de moslim Bazarghan en de Belg Martens wel een lidwoord nodig. We zeggen dus niet ‘Belg Martens’ of ‘moslim Bazarghan’. De regelmaat die we daarbij aan de dag leggen, komt er globaal op neer dat we bij rangen, titels en aanduidingen van beroepen of functies geen lidwoord gebruiken, en in andere gevallen wel. De ANS lijkt zich ervan bewust dat deze regel niet heel precies is af te grenzen. Vooral de categorie ‘aanduidingen van beroepen of functies’ valt moeilijk nauwkeurig af te bakenen.
Ik was het eerst wel eens met de ANS. Maar ik stel vast dat menig taalgenoot er intussen anders over denkt. Ik hoor en lees geregeld combinaties van zelfstandig naamwoord plus eigennaam zonder lidwoord waar voor mijn, wellicht wat ouderwetse, gevoel een lidwoord echt nodig is. Het ziet ernaar uit dat vooral de groep ‘aanduidingen van beroepen of functies’ zich de laatste tijd sterk uitbreidt.
Gangbaar is nu bijvoorbeeld een zin als:
U hoorde pianist Leif Ove Andsnes.
Toch werd in zulke zinnen nog niet zo lang geleden gezegd:
U hoorde de pianist Leif Ove Andsnes.
Dit is dan nog een beroep. Dat geldt niet voor:
- | Binnen de fractie behoort ze, met onder anderen boezemvriend Vendrik, tot de meer libertaire vleugel.
(NRC Handelsblad, 25 november 2002) |
- | De Duitse politie heeft Antwerpenaars Kitty H. en Steve D. donderdag aangehouden nadat ze met een toestel van P.I. Airlines geland waren in Frankfurt.
(De Morgen, 3 oktober 1998) |
- | ‘Mijn opa ligt hier begraven’, zegt Amsterdammer Sven Ariaans hoopvol.
(NRC Handelsblad, 16 mei 2003) |
- | De beste dichter van de avond is ongetwijfeld Dordrechtenaar Maarten Das.
(NRC Handelsblad, 16 mei 2003) |
Of in combinaties met een bijvoeglijk naamwoord ervoor:
- | In een reactie laat Dordtse wethouder van volkshuisvesting en zorg, A.T. Kamsteeg, weten volledig achter de uitspraak van de rechter te staan.
(NRC Handelsblad, 2 januari 2004) |
| |
| |
- | ‘Erg complex’, maakte Frans minister van Buitenlandse Zaken Michel Barnier zondag bekend.
(De Morgen, 9 november 2004) |
- | Brits slaapdeskundige Neil Stanley legde aan de BBC uit dat (...).
(De Morgen, 16 oktober 2004) |
Of nog weer anders gevormd:
Frankrijk heeft voor die rol gisteren belangstelling getoond. Volgens hoofd vredesoperaties Guehenno is het huidige aantal van 700 VN-militairen in Ituri volstrekt ontoereikend.
(NRC Handelsblad, 13 mei 2003)
Kortom: Belg Martens en moslim Bazarghan zijn intussen al niet zo vreemd meer. Ik denk dat in de volgende editie van de ANS bladzijde 200 wel een beetje aangepast zal worden. Wat met koningin Beatrix en dominee De Frolle kan, kan tegenwoordig ook met moslim Bazarghan.
Het wegvallen van het lidwoord lijkt zich trouwens niet te beperken tot groepen met een persoonsnaam, blijkens gevallen als:
- | [Er is] na bijna een jaar van onderhandelen overeenstemming bereikt over een nieuwe directeur voor Europese politiedienst Europol.
(NRC Handelsblad, 25 februari 2005) |
- | Na een vier weken durende blokkade van regeringsstad La Paz.
(NRC Handelsblad, 7 juni 2005) |
- | Hij is auteur van dertien boeken over mondiale economie en geopolitiek en commentator van dagblad Le Monde.
(NRC Handelsblad, 14 juni 2005) |
Het verschijnsel van het wegvallen van het lidwoord in dit soort groepen is wel eerder opgemerkt. Minstens al in 1950. Zie mijn boek Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (1999, p. 222 en 446), waar oudere literatuur genoemd wordt en ook meer voorbeelden worden gegeven. Maar ik heb er nooit een verklaring voor gelezen.
| |
De koning David
Voor de goede orde moet eerst even vermeld worden dat ook koningin Beatrix vroeger een lidwoord heeft gehad. Nou ja, andere koninginnen en koningen dan, want we moeten er ver voor terug. In de Middeleeuwen is de gebruikelijke aanduiding:
- | De coninc Bottus dede te gader comen sine liede ende vragede raets. |
- | Die coninc philips van vranckerike / an die vorseide gheertruud wan / Robbrecht. |
- | Ende die coninc David seide hem: In gheenre wijs en salt soe gheschien. |
- | Boudin voer te rome (...)/ tote den paus niclaus dien hi bat / dat hi hem van siere mesdaden / aflaet wilde doen ende ghenaden. |
- | Dese helena (...), die die keyser constantijn te wiue nam om haer grote scoonheit. |
Meestal met een lidwoord dus. In latere eeuwen wordt het lidwoord ongebruikelijk, en krijgen we koningen, keizers, graven, pausen en dominees zonder lidwoord. Wat momenteel gebeurt met Belg Martens en moslim Bazarghan heeft zich eerder voltrokken aan koningin Beatrix. Daarmee is nog niets verklaard, maar er is wel aangegeven dat koningin Beatrix niet wezenlijk anders is dan Belg Martens.
Illustratie: Hein de Kort
| |
‘Bloemen in de knop gebroken’
Om te begrijpen wat er nu met Belg Martens en moslim Bazarghan gebeurt, en eerder al gebeurde met koningin Beatrix, moeten we kijken naar een zeer fundamenteel bouwprincipe van onze taal. Dat is: dat we bepalingen liefst vóór hun kern zetten. We zeggen ‘blauwe sokken’, en niet ‘sokken blauw’; we zeggen ‘erg hard roepen’, en niet ‘roepen hard erg’. Er zijn wel allerlei nuanceringen en beperkingen op dit algemene principe, maar dat neemt niet weg dat het overal in onze grammatica een rol speelt.
Het is al een heel oud principe. Ook in het oudste overgeleverde Nederlands, van circa 900, zien we al dezelfde tendens duidelijk aanwezig.
Maar, en dit is belangrijk: het aantal uitzonderingen of afwijkingen was vroeger veel groter. Het is alsof onze taal zich eeuw na eeuw almaar strenger aan dit hoofdprincipe houdt. Wat ervan afwijkt, wat ermee strijdig is, wordt afgeworpen, en raakt in onbruik. Ja, je mag wel zeggen dat onze taal door de eeuwen heen steeds strenger wordt.
Daar zijn veel voorbeelden van te geven. Zo kon, langgeleden, een bijvoeglijk naamwoord ook wel achter de kern staan, als in ‘ene maget soete’, waar nu beslist alleen nog een zoete maagd zou kunnen. Een dichter kon nog wenen ‘om bloemen in de knop gebroken’, maar gewoon hedendaags Nederlands is alleen nog in de knop gebroken bloemen.
| |
Een aantal deelnemers
Een bekend voorbeeld in dit verband is ook een aantal deelnemers. Langgeleden stond het woord deelnemers in de genitief, oftewel tweede naamval. De hele woordgroep had dan ongeveer de betekenis ‘een aantal van deelnemers’. Toen was aantal de kern, en deel-
| |
| |
nemers de bepaling die erachter stond. En vandaar dat men zei: ‘Een aantal deelnemers heeft nog niet betaald’, met heeft in het enkelvoud, vanwege aantal. Maar het moderne Nederlands heeft geen naamvallen meer, en wij kijken anders tegen zo'n woordgroep aan. Dan wordt aantal voorbepaling, en deelnemers de kern. En zo komt het dat de meeste mensen nu zeggen: ‘Een aantal deelnemers hebben nog niet betaald’, met hebben in het meervoud, vanwege deelnemers. En in een overgangstijd bestaan de beide meningen naast elkaar. In de kolommen van Onze Taal is daarover al tientallen keren gediscussieerd.
Mehdi Bazarghan (1907-1995) de eerste minister-president van Iran na de val van de sjah in 1979.
Waar het mij nu om gaat, is dat we ook hier een voorbeeld hebben van dezelfde ‘verstrenging’ van het algemene principe: bepalingen vóór kernen.
Het verschil tussen ene maget soete en een aantal deelnemers is enkel de wijze waarop de aanpassing gebeurde: in het eerste geval werd een bijvoeglijk naamwoord er niet meer achter gezet maar ervóór, in het tweede geval bleven de woorden op hun plaats maar we verdeelden de rollen andersom.
| |
Dominee De Frolle
Terug naar koningin Beatrix, dominee De Frolle, Belg Martens en moslim Bazarghan. Heel wat taalkundigen hebben zich al het hoofd gebroken over de vraag wat nu in koningin Beatrix de kern is en wat de bepaling. De moeilijkheid is natuurlijk dat je dat niet kunt zien aan het werkwoord, zoals bij een aantal deelnemers hebben/heeft.
Toch neigden de meeste oudere grammatica's ertoe om koningin de kern te noemen en Beatrix de nabepaling. Een van de belangrijkste stemmen in dit koor was die van H.F.A. van der Lubbe, in zijn terecht beroemd geworden Woordvolgorde in het Nederlands uit 1958. En in zijn voetspoor M.C. van den Toorn in zijn Nederlandse grammatica. Daar komt dominee De Frolle ten tonele. Generaties aankomende leraren Nederlands hebben van dominee De Frolle geleerd dat dominee de kern is en De Frolle de nabepaling.
Maar erg overtuigend is de argumentatie niet. De ANS is van meet af aan voorzichtiger: er wordt eigenlijk geen keuze gemaakt, en er wordt gesproken van ‘groepen met twee substantieven’.
Wie heeft er gelijk? Ik denk dat Van der Lubbe en Van den Toorn (en velen vóór hen) gelijk hádden, maar nu niet meer. Ik denk dat groepen als koningin Beatrix oorspronkelijk ervaren werden als ‘kern + bepaling’, maar dat dat gaandeweg omgeslagen is in ‘bepaling + kern’. Een omslag dus die niet wezenlijk anders is dan wat er gebeurde met een aantal deelnemers. Een omslag die ingegeven werd door de algemene verstrenging van het principe: bepalingen vóór kernen. Waardoor datgene wat eerst de kern was, voor het taalgevoel van de mensen voortaan voorbepaling is, en wat eerst een achtergeplaatste bepaling was, promoveert tot kern.
| |
Achtergrond
Dit lijkt misschien vergezocht. Moeilijkdoenerij van de grammatica. Wat kan het een gewoon mens schelen wat de kern is en wat de bepaling? Koningin Beatrix blijft immers koningin Beatrix?
Toch, wie wil weten waarom moslim Bazarghan zijn lidwoord kwijtraakt, zou juist hier weleens de verklaring kunnen vinden. Toen koningin nog de kern was, paste daar een lidwoord bij (de koning Bottus, de koning David, de keizer Constantijn). Wanneer echter het evenwicht verschuift en Beatrix (Bottus, David, Constantijn) de kern wordt, past er bij die nieuwe kern geen lidwoord. Bij eigennamen gebruiken wij immers geen lidwoord. En dat is precies wat er eeuwen geleden al gebeurd is met koning, keizer, paus, dominee en nog een heleboel andere woorden (de ANS: bij ‘rangen, titels en aanduidingen van beroepen’) als daar een eigennaam op volgt. En diezelfde lijn zetten wij momenteel voort met Amsterdammer Sven Ariaans, Dordrechtenaar Maarten Das en boezemvriend Vendrik.
Dit lijkt me de achtergrond van Belg Martens en moslim Bazarghan. In de ANS worden ze nog als voorbeelden genoemd van groepen waar beslist een lidwoord bij nodig is, maar dat strookt niet meer met het taalgevoel van velen.
Het komt mij voor dat Van der Lubbe in 1958 bij koningin, paus, enz. feitelijk al heel ouderwets was. Of dat hij bij zijn analyse te veel de historie in gedachten heeft gehad.
| |
‘Alles mag maar’
Zoals dat bij iedere taalverandering gebeurt, heb je in een overgangsperiode de oude en de nieuwe manier naast elkaar en door elkaar. Of eigenlijk moeten we zeggen: heb je mensen die het op de oude manier doen en mensen die het op de nieuwe manier doen. En waarschijnlijk ook een heleboel mensen die het soms eens op de ene, en soms op de andere manier zeggen. Ikzelf heb meestal een voorkeur voor wél een lidwoord in dit soort gevallen. Dat is een ietwat ouderwetse voorkeur. Maar zelfs die evolueert. Zinnen die ik jaren geleden genoteerd had omdat daarin naar mijn gevoel het lidwoord niet mocht ontbreken, vind ik nu soms, tien of twintig jaar later, al helemaal zo gek niet meer.
Nu hoor je weleens van mensen die nog niet met de veranderingen mee zijn (van mij geen kwaad woord daarover; ik loop evenmin voorop) dat die weglating van het lidwoord een ‘slordigheid’ is, en dat ‘alles maar mag tegenwoordig’. Als mijn verklaring klopt, is dit een grote vergissing. Wat feitelijk gebeurt, is dat men een van de hoofdprincipes van onze taal juist strikter gaat toepassen. Lange tijd hebben we ons allerlei afwijkingen van dat principe toegestaan, en die vrijbuiterij wordt nu aan banden gelegd. Moslim Bazarghan wordt voortaan net zo behandeld als dominee De Frolle.
| |
Moslim Bazarghan en dominee De Frolle
De moslim Bazarghan heeft echt bestaan. Mehdi Bazarghan leefde van 1907 tot 1995, en hij was de eerste minister-president van Iran na de val van de sjah in 1979. We mogen aannemen dat zijn naam in 1979 en 1980 geregeld in de krant stond: de jaren waarin de redactie van de Algemene Nederlandse Spraakkunt (ANS) volop aan het schrijven was. De eerste druk van de ANS verscheen namelijk in 1984.
Dominee De Frolle bleek moeilijker te vinden. Uiteindelijk heb ik professor Van den Toorn dan maar een brief geschreven om hem naar De Frolle te vragen. Per kerende post kreeg ik antwoord: ‘Dominee De Frolle is ontsproten aan het brein van de befaamde jongensboekenschrijver C.Joh. Kieviet (onsterfelijk geworden door Dik Trom). Dominee De Frolle komt voor in het boek Ab en z'n vrienden, waar hij de vader is van deze Ab en de jongensclub steeds “de dampen aandeed”, volgens de woorden van S. Vestdijk, ergens in de vroege Anton Wachter-romans; ik weet niet meer waar.’
|
|