| |
| |
| |
De kunst van het aanmodderen
Het nieuwe Groene Boekje
Wim Daniëls
Het was al bekend dat we voortaan paardenbloem moeten schrijven, maar sinds twee weken weten we precies waar we allemaal nog meer aan zullen moeten wennen. Hoe ingrijpend zijn al die wijzigingen bij elkaar? En zijn ze een verbetering? Spellingdeskundige Wim Daniëls nam het nieuwe Groene Boekje door, en werd er niet echt vrolijk van.
Heeft Nederland een nieuwe spelling? Of is er alleen een nieuw Groen Boekje met een geactualiseerde woordenlijst op basis van de spellingregels uit 1995? De Nederlandse Taalunie - namens de regeringen van Nederland, Vlaanderen en Suriname belast met onder meer het regelen van de spelling - meldde de afgelopen maanden nu eens dat er eigenlijk niks ging veranderen, en dan weer dat er juist veel veranderingen aan zaten te komen.
De Nederlandse Taalunie is als instituut deels een uitvloeisel van een geplande spellingwijziging uit 1972. De tegenstanders van die wijziging lieten destijds zó nadrukkelijk van zich horen dat de betrokken bewindslieden de plannen op de lange baan schoven. Een Vlaams-Nederlands overheidsinstituut op het gebied van taal en letteren dat men tóch al van plan was op te richten, moest alles nog maar eens goed bekijken en de hele spellingkwestie vervolgens echt goed gaan regelen, zo werd gesteld. Dat instituut kwam er uiteindelijk in 1980: de Nederlandse Taalunie. Dat in die naam meteen al een spelfout werd gemaakt, beloofde niet veel goeds. Er hoorde een koppelteken in te staan. Het was immers geen Nederlandse unie, maar een unie ten behoeve van de Nederlandse taal. In het nieuwe Groene Boekje dat vorige maand verscheen, heeft de Nederlandse Taalunie haar foutieve spelling gelegaliseerd door de correcte spelling van verwante vormen als Tweede-Kamervoorzitter en Rode-Kruispost aan te passen aan de foutieve Taalunieschrijfwijze. Voortaan is het dus: Tweede Kamervoorzitter en Rode Kruispost.
| |
Krakkemikkig
Het duurde tot 1994 voordat de Taalunie via de spellingcommissie-Geerts met haar eerste veranderingsvoorstellen kwam. Die voorstellen (klakson, ginekoloog) riepen her en der zo veel weerstand op dat ze snel van tafel geveegd werden door het Comité van Ministers, de officiële baas van de Taalunie.
Meteen werd een nieuwe commissie in het leven geroepen, die de miraculeuze opdracht kreeg voor bepaalde kwesties nieuwe spellingregels te bedenken zonder dat er veel woordbeelden zouden veranderen. Dat leverde in 1995 een nieuw Groen Boekje op, met daarin onder andere de doldrieste tussen-n-regeling, bestaande uit een hoofdregel, twee subhoofdregels (waarvan er eentje op het allerlaatste moment bedacht was omdat de hoofdregel niet waterdicht bleek te zijn) en vijf uitzonderingsregels. Die uitzonderingsregels moesten er dus voor zorgen dat de veranderingen als gevolg van de hoofdregel beperkt zouden blijven. Behalve verwarrende spellingregels bevatte het Groene Boekje uit 1995 een zeldzaam krakkemikkige woordenlijst, die honderden fouten bevatte (afzijken, kenningsmakingsgesprek, enz.). Verantwoordelijk voor die lijst was het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) uit Leiden.
| |
Paardebloem-regel
Nu, tien jaar later, is er een nieuw Groen Boekje verschenen. Het Comité van Ministers had dat overigens in 1995 al aangekondigd. ‘Elke tien jaar verschijnt er voortaan een nieuw Groen Boekje, met een geactualiseerde woordenlijst.’ Maar, zo zei staatssecretaris Nuis er in 1995 bij: ‘Aan de spellingregels wordt in 2005 niet getornd.’ Daarom zegt de Taalunie nu ook dat er eigenlijk niets verandert (in de regels). Maar ja, ze willen het nieuwe Groene Boekje wel weer graag goed verkopen, dus zeggen ze soms ook dat er juist veel verandert (in de woordenlijst).
Volgens de Taalunie is er in de bestaande regels slechts één wijziging doorgevoerd: een van de uitzonderingsregels bij de tussen-n is geschrapt: de paardebloem-regel. Maar dat mag geen naam hebben, aldus de Taalunie. Nou ja zeg. Als die wijziging dan toch niks voorstelt, dan hadden de andere uitzonderingsregels ook wel afgeschaft kunnen worden, plus de subhoofdregels en de hoofdregel, want ze hebben allemaal één ding gemeen: ze deugen niet. Vlaams onderzoek heeft ook aangetoond dat vrijwel niemand ermee overweg kan.
| |
Veel veranderingen
Behalve dat de paardebloem-regel is geschrapt, zijn er minimaal vier andere spellingregels veranderd en
| |
| |
heel veel spellingregels hebben een totaal andere formulering gekregen, waardoor er alles bij elkaar juist heel veel veranderd is. Dat blijkt ook wel uit de woordenlijst van het Groene Boekje, waarin in elk geval duizend woorden een andere spelling hebben gekregen in vergelijking met het Groene Boekje uit 1995. Voor een deel gaat het om verbeteringen van nooit toegegeven fouten uit het vorige boekje, maar ook om nieuwe spellingen als gevolg van nieuwe regels. En verder zitten er woorden bij die zomaar veranderd lijken te zijn, zoals paddestoel. Tien jaar lang heeft de Taalunie volgehouden dat paddestoel echt onder een uitzonderingsregel viel (en dat was niet de paardebloem-regel) en nu opeens valt paddestoel onder de hoofdregel voor de tussen-n, en is het paddenstoel geworden.
De vier spellingregels die zijn veranderd, hebben onder andere te maken met het hoofdlettergebruik. In het Groene Boekje van 1995 staat expliciet dat historische tijdperken een hoofdletter krijgen. In het nieuwe Groene Boekje staat dat namen van historische tijdperken een kleine letter krijgen. Is dat een regelverandering of een regelverandering?
En in de spelling van 1995 kregen aanduidingen van vorstelijke personen, staatshoofden en kabinetsleden een hoofdletter als ‘de staatsrechtelijke functie’ bedoeld was. In het nieuwe Groene Boekje staat dat vorstelijke personen, hoogwaardigheidsbekleders en kabinetsleden een hoofdletter krijgen in aansprekingen en in de aanhef van brieven en dat ze in alle andere gevallen een kleine letter krijgen. Op grond van de regel uit 1995 schreef ik: ‘De Koningin bracht een bezoek aan kasteel Croy.’ Met de nieuwe regel moet ik de koningin in dezelfde zin een kleine letter geven.
| |
Renkema en Permentier
De spellingregels zoals die nu in de leidraad van het nieuwe Groene Boekje staan, zijn gebaseerd op een zogenoemde technische handleiding, gemaakt door de spellingcommissie van de Taalunie, met naast voorzitter Maarten van den Toorn onder anderen ook Piet van Sterkenburg, Jeannine Beeken en Dirk Geeraerts. Omdat die technische handleiding voor de gewone taalgebruiker onleesbaar is, heeft de Taalunie iemand aangezocht die er een toegankelijke leidraad van zou kunnen maken. In 1995 gebeurde dat ook. Toen viel de keuze op Jan Renkema, de auteur van het veelverkochte taaladviesboek de Schrijfwijzer. Dat Renkema nu gepasseerd is, heeft te maken met allerlei verstoorde verhoudingen en met de kritiek die er de voorbije tien jaar op Renkema's leidraad is gekomen, vooral op de vaagheid van de formuleringen.
De keuze is dit keer op Ludo Permentier gevallen, een journalist van de Vlaamse krant De Standaard. In 1995 was Permentier nog iemand die de ontwikkelingen rondom de spelling zeer kritisch volgde. Hij schreef er ook enkele artikelen over voor De Standaard, die soms zeer onthullend waren (zo kon hij destijds uit de mond van een Vlaamse minister uit het Comité van Ministers optekenen dat die erg teleurgesteld was over de nieuwe spelling). Intussen is de kritische houding bij Permentier misschien niet verdwenen, maar zit hij op een plaats van waaraf het leveren van kritiek lastig is. Zeker ook omdat het dit keer deels om zelfkritiek zou moeten gaan.
Illustratie: Matthijs Sluiter
Als journalist van De Standaard heeft Permentier te maken met lezers die over het algemeen hoogopgeleid zijn. Ten behoeve van dat soort lezers lijkt hij nu ook de leidraad te hebben geschreven. Of liever gezegd: hij heeft zich voor zijn leidraadwerk niet los kunnen maken van de doelgroep die hij bij De Standaard moet bedienen. Hij gebruikt met een grote vanzelfsprekendheid woorden als uitheems, gelegenheidsontlening, adjectieven, gerelateerde en context. Hij heeft zelfs een verklarende lijst met vaktermen op moeten nemen om een en ander toe te lichten. Ook in zijn formuleringen negeert hij die gemiddelde taalgebruiker. Een voorbeeld:
Als een zelfstandig naamwoord dat een persoon aanduidt een vrouwelijke nevenvorm heeft die alleen verschilt van de mannelijke door een achtervoegsel -e, dan gaan we voor de regels voor de tussenklank /ə(n)/ uit van de mannelijke vorm. We schrijven de tussenletters -en.
Als we een woord als studentenkamer schrijven, gaan we dus niet uit van de meervoudsvorm studentes, die alleen geldt voor het enkelvoud studente. We nemen de mannelijke vorm, die als sekseneutraal wordt beschouwd, en schrijven studentenkamer, zelfs al wonen er alleen studentes, en studentenzwangerschap, ook al kan het alleen gaan om een studente. Hetzelfde geldt voor agentenopleiding, waar we de meervoudsvorm agentes buiten beschouwing laten.
Snapt u het? ‘De mannelijke vorm, die als sekseneutraal wordt beschouwd’. En hoe moet je nu de zinsnede ‘ook al kan het alleen gaan om een studente’ begrijpen? Gáát het ook echt om één studente? Of kan het zowel om meer studenten als om één studente gaan?
En neem de volgende formulering:
Een woordgroep is een serie woorden die bij elkaar gehouden worden door een grammaticaal verband, zoals in een zin.
| |
| |
En ook:
Als de onbepaalde wijs van een samengesteld werkwoord in één woord wordt geschreven, schrijven we ook de vervoegde vormen in één woord, tenzij er een ander woord tussen de delen komt, of als de volgorde gewisseld is.
Je moet op z'n minst Sjakie heten om hiervan chocola te kunnen maken. Ik betwijfel dan ook of de tekst van de leidraad is voorgelegd aan grote groepen proeflezers.
| |
Zoek het maar uit
Opvallend is verder dat in de leidraad nogal eens staat: ‘Bij twijfel geeft de Woordenlijst uitsluitsel.’ Begreep Permentier hier de regels zelf niet meer of had hij te maken met tegenstrijdigheden in de regelgeving, iets waarover hij zich tien jaar geleden nog opwond, en die hij nu af lijkt te doen met een zinnetje dat je ook zou kunnen lezen als: ‘Zoek het zelf maar uit’? Maar het zou ook zo kunnen zijn dat Permentier tijdens het schrijven van de leidraad niet precies wist hoe de woordenlijst eruit zou komen te zien. Het INL, dat na de wanprestatie van 1995 toch weer opnieuw de woordenlijst heeft mogen leveren, was net als in 1995 ook deze keer heel erg laat met het afleveren van de lijst. Misschien moet ik daarom ook niet zeggen dat Permentier tegen de lezers zegt ‘Zoek het zelf maar uit’, maar dat het INL dat tegen Permentier heeft gezegd.
Soms heeft Permentier de technische handleiding trouwens ook op geheel eigen wijze geïnterpreteerd. In die handleiding staat dat ‘etnofaulismen en bijnamen’ met een kleine letter geschreven moeten worden. Etnofaulismen zijn scheldwoorden voor mensen uit een ander land of van een ander ras. Permentier heeft etnofaulismen en bijnamen in de leidraad samengevat met het woord spotnamen (mof, spanjool). Maar daarmee dekt hij de lading natuurlijk niet. Bijnamen zijn niet noodzakelijkerwijs spotnamen. En scheldwoorden en spotnamen gelden al helemaal niet als synoniemen.
Nu is het wel zo dat de hele tekst van de leidraad niet alleen op het conto van Permentier te schrijven is. Ook de leden van de spellingcommissie van de Taalunie hebben ernaar gekeken, vervolgens ook de adviseurs van de Taaltelefoon in Brussel, daarna nog een vijftal externe taalkundigen, vervolgens weer de de spellingcommissie en ten slotte de taaladviseurs van Onze Taal, die echter alleen nog maar op de punten en komma's mochten letten. Maar eigenlijk maakt die waslijst aan meelezers het er alleen nog maar pijnlijker op dat de leidraad diverse ontoegankelijke formuleringen bevat.
Donderdag 13 oktober kregen onderwijsminister Maria van der Hoeven en haar Surinaamse ambtsgenoot Edwin Wolf het eerste exemplaar van het nieuwe Groene Boekje uitgereikt.
Foto: Onze Taal
| |
Dwaasheden
Sommige formuleringen in de leidraad zijn ook ronduit dwaas. ‘Uitheemse samengestelde aardrijkskundige namen die met een spatie geschreven worden, krijgen geen koppelteken’, staat er. Tja, leerlingen die een 7 krijgen, krijgen geen 8. En een bank die zwart is, is niet wit. Maar waarom zouden we dat als taalgebruikers meegedeeld moeten krijgen?
De taak van Permentier is natuurlijk geen gemakkelijke geweest. Hij moest formuleringen bedenken voor spellingkwesties die allesbehalve goed geregeld zijn. Een van die kwesties is dat er in geval van klinkerbotsing, aldus de technische handleiding en de leidraad, een trema komt bij een woord waarin het uitheemse voorvoegsel niet los gezien kan worden van het grondwoord waardoor het als ‘ongeleed’ geldt, met als gevolg: coördinatie, co-ouderschap en coauteur, en reünie, re-integreren en reactie.
En vaak had Permentier ten behoeve van de leidraad niet eens een regel voorhanden om verschillen in gelijksoortige woorden te verklaren: zo-even krijgt een streepje maar zoiets niet. Waarom? Daarom.
| |
De tussen-n
De regeling voor de tussen-n is er met het nieuwe Groene Boekje alleen nog maar ingewikkelder op geworden. De paardebloem-regel is dus geschrapt, waardoor je zou denken dat je nu een hoofdregel hebt, plus twee subhoofdregels en vier uitzonderingsregels. Maar nee:
- | er is nu een hoofdregel; |
- | er zijn drie categorieën waarbij we de hoofdregel niet toepassen; |
- | er zijn drie uitzonderingscategorieën op de hoofdregel; |
- | en er wordt nog gewag gemaakt van afleidingen, die nooit een tussen-n krijgen, ‘behalve in sommige gevallen voor de achtervoegsels -achtig, -schap en -dom’ (vedettedom naast sterrendom). |
Als je de pagina's over de tussen-n doorneemt (voor zoiets onnozels als de tussen-n zijn inmiddels inderdaad enkele pagina's uitleg nodig), kom je erachter dat behalve de paardebloem-regel ook nog minstens één andere regel verdwenen is, namelijk de regel dat er geen tussen-n komt als het eerste deel een lichaamsdeel is en het gehele woord een versteende samenstelling kan heten (wat dat ook moge zijn). En ook de uitzonderingsregel dat er geen tussen-n komt in een samenstelling waarvan een van de delen niet meer herkenbaar is in zijn oorspronkelijke betekenis (schattebout, klerelijer) bestaat eigenlijk niet meer. Die twee weggemoffelde regels lijken nu samengenomen te zijn in een nieuwe regel:
In sommige samenstellingen kunnen we de samenstellende delen nauwelijks of niet herkennen. We noemen ze versteende samenstellingen. Andere woorden zijn slechts in schijn samenstellingen. Op deze woorden passen we de hoofdregel niet toe.
| |
| |
In de leidraad worden vervolgens voorbeelden gegeven als: apekool (maar wel: apenhok), duimelot (maar wel: duimendik), pierewaaien (maar wel: pierenland), enz. In feite heb je nu op geen enkele wijze meer houvast aan een regel. Je moet gewoon alle woorden kennen die men blijkbaar bedoelt. Mooie leidraad is dat.
| |
Specifiek volk
Bij de hoofdletterregels staat dat de naam voor een bevolkingsgroep of een lid daarvan met een hoofdletter moet ‘als hij is afgeleid van een aardrijkskundige naam of als het om een specifiek volk gaat’. Een toegevoegde zin is dan nog: ‘Een overkoepelende term voor etnische groepen schrijven we met een kleine letter.’
Maar ja, wat is een specifiek volk en wat een overkoepelende term? De benaming Eskimo heeft in het nieuwe Groene Boekje een hoofdletter gekregen. Maar dat is toch niet de naam voor een specifiek volk? Hetzelfde geldt voor Papoea's.
In het hoofdstuk ‘Los, aaneen of met een koppelteken?’ staat dat het koppelteken gebruikt wordt ‘na een linkerdeel dat eindigt op een apostrof met s’. Er worden dan twee voorbeelden gegeven: mama's-kindje en McDonald's-maaltijd. Maar in het hoofdstuk over Engelse woorden die in het Nederlands voorkomen, staat de regel dat sommige combinaties als een woordgroep behandeld worden en dat we die daarom los moeten schrijven: collector's item, writer's block.
Nee, na de gemiste kans in 1995 moet de spelling anno 2005 gekwalificeerd worden als een hardnekkige volharding in het negeren van de wensen van de gewone taalgebruiker. Die wilde bijvoorbeeld graag af van de onmogelijke regels van de tussen-n. Vrijwel iedereen vindt dat die regels samen een gedrocht vormen, ook de mensen die destijds bij het opstellen ervan betrokken zijn geweest. Er had verder ook wel wat mogen gebeuren met lastige dubbelspellingen als lokaal en locatie, akkoord en accorderen, disco en diskjockey. Maar nee, het is allemaal niet gebeurd. Het nieuwe Groene Boekje is wel veel uitvoeriger in de regelgeving dan het boekje uit 1995, maar echt helpen doet het niet. En dat is een treurige zaak voor iets wat de afgelopen tijd al miljoenen heeft gekost en de komende tijd nog miljoenen gáát kosten.
Van Wim Daniëls verschenen in september en oktober twee boeken over de nieuwe spelling: Wolters' spellingboekje voor scholieren (Wolters-Noordhoff) en Spellingcarrousel (Het Spectrum).
|
|