| |
| |
| |
‘Daar zit gewoon een glottisslag’
Internationale Taalkunde Olympiade dit jaar in Nederland
Arjen van Veelen
Afgelopen zomer vond voor het eerst in Nederland de Internationale Taalkunde Olympiade plaats. Zo'n zestig middelbare scholieren beten uren achter elkaar hun tanden stuk op allerlei taalpuzzels. Moeilijk? ‘Je lost gewoon problemen op en hoe meer je oplost, hoe meer je wint.’
Een donderdagochtend in augustus. In een Leidse collegezaal turen de Nederlandse scholieren Esther, Alexei, Mijke en Remco naar een A4'tje. ‘Mijn vriend heeft de koeskoes bereid’, lezen ze, en ‘Ik heb jou verborgen’. Een Russische scheidsrechter slaat hen vanaf een afstandje gade. In de zaal staat verder alleen een computer. Na een paar minuten loopt Alexei Nazarov uit Delft naar de computer en start een geluidsfragment. Een stem herhaalt de zinnen die het viertal net gelezen heeft, maar dan in een vreemde taal: het Figuig, een taal die gesproken wordt door vijftienduizend Berbers in de gelijknamige Marokkaanse oase. Als abracadabra klinkt het aanvankelijk, zo ongeveer als ‘ammetoekrienee iemoet oetzjoe’.
| |
Veldwerk
Dit tafereel speelt zich af bij de groepswedstrijd van de Internationale Taalkunde Olympiade, die in augustus in Nederland werd gehouden. Ongeveer zestig middelbare scholieren uit negen, vooral Oost-Europese landen waren een week te gast bij de universiteit in Leiden om te puzzelen met talen die ze nooit eerder hadden gehoord - of gezien.
De opdracht voor de groepswedstrijd luidt: ontwerp een spelling voor het Figuig. Uiteindelijk moeten de deelnemers Nederlandse zinnen als ‘Zijn vriend zal de koeskoes verstoppen’ naar het Figuig kunnen vertalen. De scholieren in de collegezaal bootsen eigenlijk het veldwerk na van de beschrijvende taalkundige, die met een bandrecorder in het wild op stap gaat. Goed luisteren en logisch nadenken zijn de sleutels.
Na een paar keer hetzelfde fragment te hebben afgespeeld, begint er iets te dagen bij Alexei, winnaar van de Nederlandse olympiade in 2004. ‘Daar zit gewoon een glottisslag. Dat is normaal bij dat soort talen’, redeneert hij. En: ‘Ik denk dat het een soort van assimilatie is.’ Uit de boxen klinkt opnieuw een Figuig-fragment. ‘Dan zal iemoet wel “bereiden” betekenen’, concludeert zijn teamgenoot.
| |
Gedrild
Het idee van een taalkundeolympiade komt uit Moskou. Daar organiseerde de Staatsuniversiteit in 1965 de eerste competitie, naar het voorbeeld van de olympiades in de exacte vakken, die wereldwijd al wat breder ingang hebben gevonden. Later begon ook Sint-Petersburg een taalkundeolympiade. Drie jaar geleden werd de eerste Internationale Taalkunde Olympiade gehouden. En nu is het dus in Nederland, voor de eerste keer - dankzij Alexander Lubotsky. Hij won zelf in 1971 als scholier ooit ‘anderhalve meter taalkundige boeken’ op de olympiade in Moskou. Nu is hij hoogleraar Indo-Europees in Leiden. Hij en zijn opleiding organiseren sinds vijf jaar de nationale Taalkunde Olympiade. ‘Het is een advertentie voor het vak’, meent hij.
Naast gastland Nederland deden dit jaar Rusland, Bulgarije, Estland, Finland, Letland, Polen, Roemenië en Servië mee. De twee Nederlandse teams werden gevormd uit de winnaars van de nationale Taalkunde Olympiade, die dit voorjaar ook in Leiden werd gehouden.
Rusland is favoriet. De selectieronde is daar veel massaler dan hier: ongeveer zevenhonderd deelnemers, tegen zo'n tachtig in Nederland. Ook trainen de Russen meer. Een Nederlandse scholier vertelt verbaasd: ‘Misschien is het een vooroordeel, maar de Russen lijken meer gedrild. Een van die Russen vroeg gisteren direct waar hier de oefenruimtes waren.’ Wat misschien meespeelt, is dat een Russische scholier zijn kansen op toelating tot de universiteit vergroot als hij een olympiade wint.
| |
Wet herontdekken
Professor Lubotsky ontwierp zelf een van de vijf opdrachten voor de individuele competitie, een puzzel over klemtoonverschuivingen bij Litouwse zelfstandige naamwoorden. Hij houdt van opdrachten waarbij scholieren in de huid van een taalkundige moeten kruipen. Voor de zijne moesten scholieren een ontdekking van de beroemde Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure zien te herhalen. Ze kregen daarvoor de vier naamvallenrijtjes van de woorden linde, hand, hoofd en winter in het Litouws, inclusief de plek van de klemtoon. Met behulp van een korte uitleg en logisch nadenken moesten de scholieren opnieuw uit- | |
| |
vinden wat de Zwitser eind negentiende ontdekte over klemtoonverschuivingen. De scholieren hebben het niet zo moeilijk als de oude taalkundige. Die laatste zat nog met een enorme verzameling woorden waarvan hij niet wist welke daarvan van belang konden zijn. Voor de olympiadedeelnemers zijn de significante woorden al geselecteerd. Lubotsky: ‘Vergelijk het met het verschil tussen een complete schaakpartij en een mat-in-twee-zetten.’
| |
Verknald
Om oneerlijke concurrentie te voorkomen, zijn alle opdrachten vertaald in de moedertalen van de deelnemers. Wie toevallig een mondje Yoruba (ruim twintig miljoen sprekers in Nigeria), Litouws (drie miljoen), Lango (ruim negenhonderdduizend in Oeganda), Tzotzil (honderdduizend in Mexico) of Mansi (drieduizend in West-Siberië) spreekt, heeft mazzel: over die talen gaan dit jaar de vragen. In een van de opgaven moesten de scholieren de getallen 58, 80 en 716 voluit schrijven in het Mansi. De enige gegevens die ze daarvoor kregen, waren enkele voluit geschreven Mansi-telwoorden. Zes uur krijgen de scholieren voor deze en vier andere opdrachten.
Sanne Kalkman uit Amsterdam, 6 vwo, komt als een van de eersten de collegezaal uit. Niet omdat ze het een eitje vond: ‘Ik heb een uur gestaard naar woorden en woordgroepen. Ik had nog twee uur door kunnen staren, maar dat had niet zo veel zin.’ Ook Jasper May komt met nog ruim een uur te gaan teleurgesteld naar buiten. Een halfjaar geleden won hij bij de nationale voorrondes nog een woordenboek, nu verging het hem minder goed. ‘De eerste opgave ging wel redelijk; de rest heb ik verknald.’ Een uur later komt de Moskoviet Igor Vindogradov de zaal uit. ‘Het was moeilijk, maar niet heel erg. Ik heb alle vijf de problemen kunnen oplossen, denk ik.’ Ook zijn teamgenoot Alexander Piperski was niet onder de indruk van de opgaven: ‘Ik heb er vier en een half opgelost. Vooral de vierde, over het Yoruba, vond ik lastig. Maar ik hou hiervan, je lost gewoon problemen op en hoe meer je oplost, hoe meer je wint. Het is eigenlijk wiskunde, of beter: logica.’
| |
Heroïsche daad
Het ontcijferen van de taalpuzzels is inderdaad een beetje bèta. Toch kreeg de olympiade geen subsidie van het Ministerie van Onderwijs, dat alleen exacte olympiades sponsort. Lubotsky: ‘Een typisch ambtenarenprobleem. Ze willen wel geld geven, maar er is geen potje voor. In zekere zin concurreren wij met de exacte vakken.’
Alexei Nazarov gaat na de zomer taalkunde studeren in Leiden. ‘Ik vind het fascinerend dat je een instrument bestudeert dat je dagelijks gebruikt, met behulp van datzelfde instrument. Het laat je de schoonheid van taal zien.’
Aan het eind van de week vindt in het historische academiegebouw de prijsuitreiking plaats. De jury meldt dat maar liefst elf van de zestig deelnemers de ‘heroïsche daad’ van De Saussure hebben herhaald. De auteurs van de vragen bespreken de antwoorden, de uitslag volgt. De Nederlanders pakken twee eervolle vermeldingen; het team van Alexei wint de groepsopdracht. Ook Moskou stelt niet teleur: Alexander wint een derde prijs, Igor een eervolle vermelding. Hun team wordt tweede in de groepswedstrijd. Hun Russische teamcaptain is tevreden: ‘Ik had dit wel verwacht.’ De winnaar, op afstand, is de Bulgaar Ivan Dobrev. Gaat hij nu taalkunde studeren? ‘Ik denk het niet. Het wordt waarschijnlijk iets als informatica.’
De Internationale Taalkunde Olympiade, deze zomer in Leiden.
| |
Voorbeeldopgave
Een (bewerkte en licht vereenvoudigde) opgave uit de Leidse Taalkunde Olympiade, de Nederlandse voorronde van de internationale olympiade.
| |
Het verschil tussen d en d
Twee verschillende klanken kunnen op een zeker moment gaan samenvallen. Een goed voorbeeld zijn de Nederlandse ei en ij. In veel Nederlandse dialecten worden ze nog steeds verschillend uitgesproken, maar in de standaardtaal hoor je geen verschil meer. Door talen met elkaar te vergelijken weten we dat de Nederlandse d ook uit twee verschillende klanken is ontstaan.
Hier, in alfabetische volgorde, een aantal Nederlandse woorden met een d: beide, brood, dag, dank, denken, deur, dief, diep, dik, ding, doen, doof, dorst, duif, duim, dun, leiden, middel. Verdeel de woorden uit het lijstje in twee groepen, afhankelijk van de oorsprong van de d.
| |
Antwoord
De sleutel tot de oplossing ligt in de opmerking dat het verschil duidelijk wordt als je talen met elkaar vergelijkt. Je moet dus op zoek gaan naar vergelijkbare woorden uit verwante talen, zoals het Engels en het Duits. Er is dan al snel een regelmaat te ontdekken. Er zijn woorden waar op de plaats van de Nederlandse d in het Engels th staat en in het Duits een d (beide - both - beide; dik - thick - dick). Én er zijn woorden waar de Nederlandse d overeenkomt met de Engelse d en de Duitse t (dag - day - Tag; broodbread - Brot). De twee categorieën zijn dus:
1. beide, dank, denken, dief, dik, ding, dorst, duim en dun (Engels th, Duits d);
2. brood, dag, deur, diep, doen, doof, duif, leiden en middel (Engels d, Duits t).
Taalkundigen denken dat de d in de woorden uit de eerste groep in de gemeenschappelijke voorloper van alle drie de talen ongeveer klonk als de Engelse th-klank, en dat de tweede klank van oorsprong als d werd uitgesproken. Zo kun je de geschiedenis van een klank afleiden uit de vergelijking van verwante talen.
Meer voorbeelden van opdrachten zijn te vinden op de website van de Internationale Taalkunde Olympiade (www.ilo3.leidenuniv.nl) en de nationale Taalkunde Olympiade (www.olympiade.leidenuniv.nl).
|
|