Roesje
Als Kraepelin gelijk had, zouden schizofrene patiënten ook associaties met de eigen naam moeten maken, maar aan het onderzoek naar mogelijke aanwijzingen hiervoor is Engels nauwelijks toegekomen. Een probleem was dat hij over zijn bevindingen ook niet zou kunnen publiceren: ‘Om redenen van privacy mag ik de naam van die patiënten niet onthullen.’ Wel vond hij aanwijzingen in de taal van een negentiende-eeuws medium, Hélène Smith, dat ook zij in haar in trance gesproken tongentaal verwijzingen naar haar eigen naam gebruikte. Eerdere onderzoekers, onder wie de beroemde vroeg-twintigste-eeuwse taalwetenschapper Ferdinand de Saussure, hadden Smiths voortbrengsels als willekeurige klankcombinaties afgedaan.
Heeft Engels zelf ook weleens iets gedroomd wat op zijn eigen naam kon worden teruggevoerd? ‘Jawel. Daarbij ging het meestal om mijn voornaam, Huub. Ik droom weleens van uilen - in het Frans heet een uil hibou.’
Waarom speelt bij sommige mensen de voornaam een rol en bij andere de achternaam? Engels: ‘Voor Kraepelin was het mogelijk van belang dat hij vond dat zijn vader zijn naam bezoedeld had: vader Kraepelin dronk en hield er buitenechtelijke relaties opna.’ Dat paste natuurlijk niet bij zo'n keurige professor, die bovendien op zijn 39ste geheelonthouder geworden was.
Ook in de droom over het dipzaliger roesje speelde volgens Engels de naam van de vader (zaliger) mogelijk op de achtergrond een rol. Het Griekse woord voor