| |
| |
| |
Luisteren met je ogen
De weergave van geluiden in strips
Joost Pollmann - journalist, directeur Haarlemse Stripdagen
VROAR, ROOOAAA, iiiiiiiiiiiiiii - het zijn de geijkte manieren om in strips brullende motoren en gierende banden weer te geven. Maar er zijn meer mogelijkheden om klanken in beeld te brengen. Stripdeskundige Joost Pollmann gaat ze na.
Strips zijn stil. Het omslaan van de bladzijden veroorzaakt een zacht geritsel, maar daar houdt het dan ook wel mee op. Tegelijkertijd bevatten strips veel geluid denk maar aan de dialogen - en kunnen ze zelfs zeer lawaaiig zijn: crashende auto's, stampende laarzen, fluitende kogels, noem maar op. Die geluiden worden meestal weergegeven met woorden, in allerlei vormen en gedaanten. De mogelijkheden daartoe zijn beperkt, maar daarbinnen blijkt een hoop variatie te bestaan. En soms kun je geluid ook suggereren, door het te tekenen.
| |
Hiërogliefen
De bekendste manier om in stripverhalen geluid weer te geven is door middel van een tekstballonnetje of tekstwolkje - bij uitstek het symbool voor de stripkunst. Hiermee wordt gesproken taal weergegeven. Het tekstwolkje kent twee varianten, namelijk het fluisterwolkje (met stippellijnen) en het gedachtewolkje (herkenbaar aan de wollige contouren). In de wolkjes kun je allerlei ‘special effects’ toepassen om iemands manier van spreken - uitspraak en intonatie - weer te geven. Een beroemd voorbeeld hiervan is te vinden in Walt Kelly's krantenstrip ‘Pogo’ - een Amerikaanse klassieker die in Nederland niet zo bekend is. Een van de hoofdfiguren van deze dierenstrip is de breedsprakige beer P.T. Bridgeport, en diens gedragen taal geeft Kelly zeer overtuigend weer met behulp van de Figaro, een lettertype dat in de negentiende eeuw veel gebruikt werd op Amerikaanse aanplakbiljetten (en dat daarom ook in de Lucky Luke-strips wel gebruikt wordt). Een andere kunstgreep die Kelly wel toepast, is het vullen van de tekstballon met bloemetjes, om aan te geven dat iemand op lieflijke toon spreekt. Het Franse duo Uderzo & Goscinny gebruikte ook weleens Kelly-achtige trucjes in de avonturen van hun legendarische vriendenpaar Asterix en Obelix. Wanneer de Galliërs bijvoorbeeld een Griek ontmoeten - in het album Het eerste legioen - wordt het Grieks dat hij spreekt gesuggereerd door Grieks aandoende letters. Als ze Goten tegenkomen, spreken die in Gotisch schrift, en de Egyptenaar spreekt uiteraard in hiërogliefen.
| |
Verstaanbaarheid
Spraakverschillen kunnen ook samenhangen met iemands maatschappelijke achtergrond of karakter, en ook dat is weer te geven. De jonge Amerikaanse tekenaar Brian Biggs, bijvoorbeeld, geeft in zijn boek Chère Julia de confrontatie van zijn hoofdpersoon met een politieman weer door de gevoelige jongeman in lopend schrift te laten spreken, en de agent in blokletters. Het roept bij de lezer meteen de vraag op of deze mensen elkaar ooit zullen verstaan.
Verstaanbaarheid is ook het probleem van de schildpad Jodocus uit de strip ‘Heinz’, getekend door het duo Windig & De Jong, die jarenlang in een aantal Nederlandse dagbladen verscheen. Heinz is een wat chagrijnige kat die wordt omringd door allerlei maffe bijfiguren, aan wie hij zich ontzettend kan ergeren. Vooral Jodocus irriteert hem, doordat die - zoals het hoort voor een schildpad - heel, heel, heel langzaam praat. Om dat weer te geven plaatsen Windig & De Jong verbindingsstreepjes tussen alle letters in Jodocus' tekstballonnen. H-e-t r-e-s-u-l-t-a-a-t i-s e-e-n s-t-r-o-p-e-r-i-g-e s-p-r-e-e-k-t-r-a-n-t d-i-e a-a-n- t-o-o-n-t-d-a-t j-e o-o-k i-n s-l-o-w-m-o-t-i-o-n k-u-n-t s-c-h-r-i-j-v-e-n. Ook als lezer word je hier ongeduldig van.
| |
| |
| |
Symbolen
Er bestaan ook ballonnen waar helemaal geen tekst in staat: de ‘symboolwolkjes’, waarin woorden zijn vervangen door symbolen en pictogrammen en soms zelfs door kleine tekeningetjes. Ze worden vrij algemeen gebruikt om vloeken en scheldwoorden op een nette manier weer te geven, maar er zijn tekenaars die ook als het niet om schuttingtaal gaat, weigeren woorden te gebruiken en hun wolkjes enkel met symbolen vullen. De Nederlander Erik Kriek is zo'n tekenaar. In zijn stripreeks ‘Gutsman’, een parodie op de Amerikaanse heldencomics, komt geen enkel woord voor, maar alleen beeldtaal. Biedt er iemand iets te drinken aan, dan tekent Kriek een glas bier met een vraagteken in het wolkje, en het antwoord is dan een tekeningetje van een glas wijn. Krieks tekstwolken kunnen ook een compleet stripplaatje bevatten, of zelfs een hele strip. In het verhaal ‘A man called Guts’ zit het alter ego van Erik Kriek zelf (die regelmatig opduikt in Gutsmans avonturen) op de veranda met een banjo en zingt een lied over de vele tegenslagen van de ongelukkige Gutsman. Die tegenslagen zijn in één tekstwolk samengevat, die daardoor paginavullend is geworden.
Er zijn ook tekenaars die het symboolwolkje gebruiken om iets weer te geven wat zich lastig in woorden laat vangen. Zo komt in de Peanuts-strips van de Amerikaan Charles Schulz het vogeltje Woodstock voor, dat vaak iets te vertellen heeft aan de hond Snoopy. Woodstocks tekstwolkjes bevatten alleen maar verticale streepjes, die staan voor zijn onbegrijpelijke getjilp. De vertaling ervan wordt steeds gegeven door Snoopy, die op het gekwetter reageert.
| |
Gebrul
In stripverhalen wordt veel gebruikgemaakt van onomatopeeën: klanknabootsende woorden, zoals paf, waf, ploenk en tingeling. Die onomatopeeën kunnen in wolkjes staan, maar ze staan ook vaak gewoon ergens in de tekening. De toepassing ervan is lang niet altijd even creatief. In de albums over Michel Vaillant, de onoverwinnelijke macho-coureur, heeft de Belgische tekenaar Jean Graton meer dan dertig jaar lang een eindeloze hoeveelheid pagina's gevuld met woorden als VROAR, VROAP en VROAW, die het gebrul van racewagens weergeven. En als de auto's een scherpe bocht maken, produceren hun banden een langgerekt lint van i's. Het zijn conventies, en daardoor zijn ze ook nogal monotoon. Een beetje autoliefhebber weet dat een Porsche 911 een heel ander gebrul voortbrengt dan een Renault Alpine, maar in de boeken van Graton klinken alle wagens hetzelfde.
Dat je onomatopeeën ook anders kunt gebruiken, bewijst de Nederlander Hanco Kolk in zijn boek Schlager, dat zich afspeelt in het denkbeeldige land Meccano. Het boek begint met het woord BOUM - het geluid van een explosie. De letters hebben de kleur van geronnen bloed en bevatten in miniatuur beelden van een bomaanslag in een nachtclub. De toon van het vrij gewelddadige verhaal dat volgt, is dan meteen gezet - met één woord.
| |
| |
Ook in de boeken van de Italiaan Attilio Micheluzzi verschijnen van die dreigende letters. Op het omslag van Mombassa Road bijvoorbeeld wordt een meisje bijna verslonden door haar eigen angstschreeuw; ze zit halverwege de A's en de H's - het roept een sfeer van onheil en gevaar op.
| |
Alledaagse geluiden
Sommige tekenaars lijken meer plezier te hebben in het weergeven van geluiden dan andere, en leven zich ook uit op alledaagse geluiden. Wie kent bijvoorbeeld het merkwaardige woordje kazwierp? Niemand, want kazwierp bestaat alleen in een Eefje Wentelteefjestrip van Jeroen de Leijer. Het is het geluid van een statiegeldmachine die een bonnetje uitspuugt. Het Franse duo Dupuy & Berberian is ook erg goed in het verklanken van dit soort zaken. Het doortrekken van een toilet klinkt bij hen als: ‘PSCHHRRRLLOOO’. En een koffiezetapparaat doet ‘FLEUBLEUBLLF-PSCHHH’ of ‘RRO-RORO-RRR-R’.
Iemand die zich graag te buiten ging aan het weergeven van geluiden was de Amerikaan Don Martin, en waarschijnlijk is hij ook de enige tekenaar die er een zekere faam aan ontleent. Zijn strips, die verschenen in het tijdschrift Mad, maken vaak een nogal luidruchtige indruk vanwege de plastische onomatopeeën die hij gebruikt. Als iemand worstelt met een strook weerbarstig behangpapier klinkt dat als ‘Skliksklush-shklakle-splak-fip-thwat-fap-sitthump-kkchk-crackle-krunch’, en een woudloper die door het bos rent, klinkt als ‘Snap-krak-smash-krash-thump-fushkrakle-spamp’.
| |
Kalligrafie
In Japan wordt de kunst van het lawaai anders beoefend dan bij ons. Japanse karakters zijn veel kalligrafischer dan onze fabrieksmatige lettertypes. Er zit meer ‘handschrift’ in: je kunt de snelle polsbeweging van de kalligraaf bij wijze van spreken nog traceren, en dat verhoogt de dynamiek van de tekening. Een voorbeeld is te vinden in Keiji Nakazawa's Barefoot Gen - een getekend verslag van het bombardement op Hiroshima. In de Engelse vertaling wordt het woord WHOOSH gebruikt om de verwoestende schokgolf van de atoombom ‘hoorbaar’ te maken: het verschijnt te midden van een werveling van dakpannen en bakstenen. Maar in het Japanse origineel staat er ‘go-go’. Dat klinkt niet alleen anders, het stáát ook anders. De woordjes versterken de compositie van de tekening.
Japanners gaan overigens nogal ver in hun onomatopeegebruik - ze passen ze zelfs toe als er van geluid geen sprake is: in zijn boek Manga! Manga! The World of Japanese Comics vertelt Frederick L. Schodt dat Japanners zelfs onomatopeeën hebben voor blozen, en voor het dwarrelen van een herfstblad.
| |
Geneurie
Een tekening kan overigens ook volkomen onomatopeeloos zijn, en toch bepaalde dingen ten gehore brengen. In Portraits crachés (‘Uitgespuugde portretten’) van de Brusselse tekenares Dominique Goblet staat een verhaal over een moeder en haar dochtertje. De moeder is alcoholiste en nymfomane, en het kleine meisje doet hard haar best dat te negeren. Ze probeert haar paradijsje intact te houden. Goblet heeft een ontroerende manier gevonden om die pogingen van het meisje over te brengen. De donkere, morsige afbeeldingen van een oudere, dronken en hitsige vrouw worden omcirkeld door naïeve en onschuldige tekeningetjes van vogels, vissen, vruchten, auto's, televisies en andere alledaagse dingen. Als je die pagina's ziet, hóór je bijna het koppige neuriën van een kind dat koste wat het kost doof wil blijven voor de ellende van ‘de grote mensen’.
Dat je zonder ook maar een woord te lezen geluiden zou kunnen ervaren, is voor sommigen misschien een gewaagde of onzinnige veronderstelling, maar iemand als de Belg Edgar P. Jacobs, de schepper van ‘Blake & Mortimer’, geloofde wel degelijk dat zijn lezers een soort ‘innerlijk oor’ hadden, en de Franse tekenaar Stanislas lijkt het met hem eens te zijn. In zijn boek De avonturen van Hergé, over het leven van de tekenaar van Kuifje, heeft hij een scène opgenomen over de Kuifje-verfilmingen. Er staat een jongetje op de filmset en Hergé vraagt aan hem wat hij van de verfilming vindt. Het jongetje vindt er niks aan, want: ‘Haddock heeft niet dezelfde stem als in de albums!’
| |
‘Shrivel, crinkle, ack!’
Terwijl de meeste onomatopeeën alleen dienen om het beeld toe te lichten, zijn er ook die zelf toelichting behoeven. In een van de afleveringen van ‘Dilbert’, een kantoorstrip van Scott Adams die wereldwijd in 1900 kranten verschijnt, komt een enthousiaste man solliciteren. Hij heeft grootse plannen en wil de grootste hydro-elektrische dam ter wereld bouwen. Of een medicijn tegen astma uitvinden. ‘Dat soort dingen doen we hier niet’, zegt Dilbert tegen hem. ‘Wat doen jullie dan?’, vraagt de man. ‘We zitten in hokjes’, antwoordt Dilbert. Boven de sollicitant verschijnen de woorden ‘Shrivel, crinkle, ack!’ Dilbert legt het uit: ‘Dat is het geluid van je stervende idealisme.’
|
|