Appels en peren?
We selecteerden 24 daadwerkelijk gepubliceerde advertenties: 8 daarvan bevatten geen woordspeling. Een voorbeeld is de volgende tekst uit een advertentie voor het kalmeringsmiddel Valdispert: ‘Je slaat je er wel doorheen. Ook in stressvolle tijden.’ Deze advertenties vormden de controlegroep. Daarnaast waren er 8 advertenties van het Austrian Airlinestype: slechts één interpretatie van de woordspeling is relevant. De laatste groep van 8 advertenties waren van het type treintaxi: beide interpretaties van de woordspeling zijn relevant. 68 proefpersonen beoordeelden hoe goed en hoe leuk ze de advertenties vonden. Ook werd gevraagd of de proefpersonen meer dan één betekenis hadden herkend.
Uit de resultaten bleek dat advertenties mét woordspelingen zowel beter als leuker werden gevonden dan de advertenties zonder. De gebruikte retorische vorm, de woordspeling, leidt dus inderdaad tot een hogere waardering, ondanks de extra inspanning die vereist is om twee interpretaties te genereren. Dat resultaat biedt ondersteuning voor de gedachte dat de waardering van mensen voor communicatie niet alleen afhangt van de kennis die ze opdoen, maar ook van het plezier dat ze ontlenen aan de verwerking van de boodschap.
De vraag is nu of die waardering even groot is voor woordspelingen waarvan beide interpretaties relevant zijn als voor woordspelingen waarvan één interpretatie niet relevant blijkt te zijn. In dat opzicht blijken onze proefpersonen genuanceerd te oordelen. Net als Quintilianus vinden ze woordspelingen met twee relevante betekenissen, zoals bij de treintaxi, beter dan die met maar één relevante betekenis, zoals bij Austrian Airlines. Maar vinden ze die ook léúker? Nee. Woordspelingen met twee relevante betekenissen werden als even leuk gewaardeerd als woordspelingen met maar één relevante betekenis.
Nu kunt u tegenwerpen dat we appels met peren vergelijken: behalve in het aantal relevante interpretaties verschillen deze woordspelingen ook in woordkeuze. Dat verschil zou óók tot het verschil in waardering kunnen leiden. We hadden de proefpersonen echter gevraagd of ze de woordspeling hadden gezien. Daardoor konden we de waardering van proefpersonen die de woordspeling in een bepaalde slogan hadden herkend vergelijken met de waardering van de proefpersonen die deze woordspeling niet hadden herkend. En wat bleek? Als de woordspeling herkend werd, werd de slogan hoger gewaardeerd.
Retorische vormen komen steeds vaker in advertenties voor. Dat is niet vreemd. De producten van verschillende fabrikanten zijn bijna uitwisselbaar, met als gevolg dat hun boodschap vrijwel identiek is. Fabrikanten van wasmiddelen vertellen ons al jaren dat hun product onze was stralend schoon maakt. Zich onderscheiden van de concurrent kan dan alleen nog in de verpakking van die boodschap, in de keuze van een geslaagde retorische vorm. Het ziet er dus naar uit dat we de komende jaren alleen nog maar meer gebukt zullen gaan onder het Sinatra-syndroom: reclamemakers die willen voorkomen dat hun afgezaagde boodschap ook nog onbeholpen wordt overgedragen.
Deze tekst is een sterk verkorte versie van de rede die Hans Hoeken op 25 februari jl. uitsprak bij de aanvaarding van het hoogleraarschap in de Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
De oplossing van het cryptogram is: ‘overtuigende taal’.