Mondegreens als taallaboratorium
Marc van Oostendorp
Elke dag verandert de uitspraak van het Nederlands een beetje. Die veranderingen zijn zo klein dat we het meestal nauwelijks merken: kleinkinderen praten iets anders dan hun grootouders, en Nederlandstaligen van duizend jaar geleden zouden wij waarschijnlijk nauwelijks kunnen verstaan.
Hoe komen die klankveranderingen tot stand? Sommige taalkundigen denken dat verkeerd verstaan een van de belangrijkste oorzaken is. Kinderen horen niet goed wat hun ouders zeggen, bijvoorbeeld omdat het lawaaiig is, omdat die ouders de woorden onduidelijk uitspreken of omdat er achtergrondgeruis is. Als die theorie waar is, zijn in ieder geval sommige ‘echte’ taalveranderingen te wijten aan mondegreens-op-groteschaal. Je zou dan verwachten dat de misverstanden in liedjes sterk lijken op klankveranderingen in het Nederlands en in andere talen.
Dat blijkt voor veel gevallen juist. Zo zien we in mondegreens vooral t- en d-klanken onbekommerd opduiken (‘het dek op en neer’ wordt ‘het dekt op en neer’, ‘mij’ wordt ‘meid’) of juist verdwijnen (‘hart’ wordt ‘haar’). In de geschiedenis van het Nederlands is datzelfde herhaaldelijk gebeurd: nieman (‘geen man’) werd niemand, keller (als in het Duits) werd kelder, en omgekeerd werd weder tot weer. In de Nederlandse dialecten hoor je het ook vaak: knech in plaats van knecht en brommert in plaats van brommer.
Een ander voorbeeld is dat in mondegreens de grenzen tussen woorden ineens op een andere plaats komen te liggen: ‘immer meer’ wordt ‘in het meer’. Ook daar zijn voorbeelden van uit de geschiedenis: een orrenslee was eigenlijk een narrenslee en het Vlaamse een nonkel komt van het Franse un oncle.
Zo bezien zijn mondegreens een laboratorium voor de onderzoeker van de taalgeschiedenis. Toch zijn ze voor dat doel nog niet vaak gebruikt - daarvoor zijn ze misschien te frivool. Op het weblog Language Log (www.languagelog.org), onderhouden door enkele bekende Amerikaanse taalkundigen, wordt wel geregeld aandacht besteed aan het verschijnsel.