Woordenschat
Lang niet altijd is precies vast te stellen wat de oorzaak is van een mondegreen. Wél is zeker dat behalve de zanger ook de luisteraar er een rol bij speelt, bijvoorbeeld als hij bepaalde woorden niet kent. Of nóg niet kent, want in de categorie mondegreens die terug te voeren zijn op een beperkte woordenschat van de luisteraar, zitten er heel veel die zijn opgetekend uit de mond van kinderen. De kindermondegreens zijn trouwens sowieso goed vertegenwoordigd: ze vormen bijna de helft van alle toegestuurde gevallen; niet zelden komen ze ook voor in de zogenoemde ‘Juf’-boekjes die in de jaren zestig in grote oplagen verschenen, zoals Juf, daar zit een weduwe in de boom.
Kinderen zijn bijvoorbeeld niet vertrouwd met Latijn, en daarom is het niet verwonderlijk dat ten minste drie van hen in het lied ‘Gloria in excelsis Deo’ dachten te horen: ‘in de cel zit Theo’. Net zo begrijpelijk is het dat kinderen zich weinig kunnen voor-
Een kind weet dat je olifanten meestal in de dierentuin ziet, en niet in het bos, dus zong er een in plaats van ‘Olifantje in het bos’: ‘O lief hondje in het bos’.
stellen bij iets archaïsch als vloeiend en klaar, in de regel ‘Hun liederen vloeiend en klaar’ (uit ‘De herdertjes lagen bij nachte’). Eén keer werd dat gezongen als ‘vloeibaar en klaar’, een andere keer als ‘gloeiend en gaar’.
Het woord illusie zegt een kind ook niet veel. Henk Westbroek zong in zijn band Het Goede Doel de gevleugelde regels ‘Eén keer trekje de conclusie / vriendschap is een illusie’ (uit ‘Vriendschap’); een kind maakte daarvan het iets explicietere ‘vriendschap is er en ruzie’. Een jeugdig brein kan natuurlijk ook niets met het woord olmen; daarom werd het, in ‘De uil zat in de olmen’, als vanzelf oven.
En zo zijn er nog heel wat voorbeelden. Een van de meest misverstane liedjes is ‘Zie ginds komt de stoomboot’; behalve dat ‘het dek’ (dat maar liefst tien keer is verstaan als ‘het dekt’) komt daar ook het in jeugdige oren vast behoorlijk onbekend klinkende ‘wimpels’ in voor, in de regel ‘Hoe waaien de wimpels / al heen en al weer’. Vijf keer werd daar ‘zijn wimpers’ van gemaakt, één keer ‘de winkels’.
Dat kinderen de oplossing van hun onbewuste woordenschatprobleem bij voorkeur zo dicht mogelijk bij huis zoeken, blijkt wel uit het voorbeeld van twee broertjes, Wiep en Gart geheten. In het lied ‘Zie de maan schijnt’ zongen ze natuurlijk niet ‘Wie de koek krijgt, wie de gard’, maar: ‘Wie de koek krijgt, Wiep of Gart’.