Oproep: wanneer is ‘straks’?
Femke Simonis - Hoegaarden
Straks is een wonderlijk woord. Zoals de Taaladviesdienst ook uiteenzet in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ van het oktobernummer van vorig jaar, kan straks zowel naar de nabije toekomst als naar het nabije verleden verwijzen, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Maar ook de reikwijdte van straks kan uiteenlopen. Want hoe nabij is die toekomst of dat verleden?
Mijn man is Vlaming en als ik hem vraag of hij nog koffie wil, antwoordt hij vaak met ‘Straks.’ Ik denk dan dat hij pas over minstens een kwartier of een halfuur bedoelt, maar dat blijkt niet het geval, want al binnen vijf minuten vraagt hij om nog een kopje. Mijn man is niet de enige die straks zo gebruikt. Een heel bekende uitdrukking op tv is: ‘Tot straks, na de reclame’, en dat kan niets anders betekenen dan ‘tot over een minuut of vijf’. Voor mijn gevoel ligt straks dus iets verder weg. Als de tussentijd een paar minuten is, kies ik andere bijwoorden van tijd, zoals zo meteen, dadelijk of direct.
Ook bij het straks dat naar het verleden verwijst (bijvoorbeeld in ‘Dat heb ik je straks toch al gezegd!’), is het de vraag hoe ver het reikt. Hier heb ik eveneens de neiging aan een kwartier of een halfuur te denken, ook als het wat duidelijker naar het verleden verwijzende daarstraks wordt gebruikt. Voor een kortere tijd gebruik ik dan bijvoorbeeld zo-even, daarnet, pas of zojuist.
Straks kan dus verschillend worden opgevat. Zouden die verschillen regionaal zijn? Of strikt persoonlijk? En hoe groot zijn ze precies? Ik ben daar benieuwd naar. Daarom wil ik de lezers van Onze Taal graag oproepen om mij te laten weten hoe ver straks naar hun gevoel verwijst naar de toekomst (en eventueel ook naar het verleden). Reacties graag via de redactie van Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag, e-mail: redactie@onzetaal.nl.