| |
| |
| |
‘Ik praat alsof ik vijfduizend man moet toespreken’
Wim de Bie over taal
Raymond Noë en Marc van Oostendorp
Veertig jaar al werkt Wim de Bie voor de omroep, eerst voor de radio, toen voor tv en tegenwoordig voor internet. Behalve door nieuwe media is hij ook gefascineerd door de mogelijkheden van de taal, die hij nauwkeurig observeert en analyseert. Vorig jaar november eindigde hij met Kees van Kooten op de tweede plaats van de Onze Taal-verkiezing van de invloedrijkste taalgebruiker. Een interview over het Haags, sketches schrijven, taal op internet, en het bedenken van woorden.
Wim de Bie (1939) stort zich nog steeds enthousiast op elk nieuw medium dat hij tegenkomt. Radio, televisie, boeken, weekbladen, internet - elk heeft zijn eigen mogelijkheden, die onderzocht moeten worden. Het begon allemaal zo'n veertig jaar geleden, met het VARA-radioprogramma Uitlaat. Voor dat programma maakte hij samen met Kees van Kooten onder meer de serie ‘De Bewakers’, die bestond uit interviews met Haagse fietswachters en nachtwakers: ‘In die tijd kwamen de draagbare recorders beschikbaar. Daarvóór moest je met een opwindapparaatje de straat op, waarmee je niet meer dan
‘Als ik tv kijk, verbaas ik me er vaak over dat sommige presentatoren nauwelijks nog hun mond opendoen.’
twee of drie minuten kon vastleggen. Nu stapte je op iemand af en liet hem twintig, dertig minuten aan het woord. Een ongelooflijke stroom gekanker was het resultaat. De VARA had er in het begin wel moeite mee: dat geklaag van gewone mensen, wie wilde daar nu naar luisteren? Maar het bleek een succes.’
Dat enthousiasme over de mogelijkheden van de nieuwe techniek, en de liefde voor de taal van alledag combineert De Bie nog steeds. Sinds een paar jaar heeft hij een weblog, Bieslog geheten (http://bieslog.vpro.nl), een website waarop hij elke dag iets nieuws plaatst. Hij experimenteert er ook graag met video en audio. Zo was er tijdens de jongste Prinsjesdag een liveverslag te horen van de Troonrede, door ene Mike van der Molen - een door De Bie gespeelde entertainer en portier, die uit Schiedam komt en dat laat horen ook.
| |
Slappe onderkaak
De Bie zelf is geboren in Den Haag: ‘Ik kom uit een ambtenarengezin, waar geen plat-Haags werd gesproken, maar naaste familie woonde in de Schilderswijk [een volkswijk - red.], dus ik heb het dialect door tantes, ooms, neven en nichten veel horen spreken. In dat keurige Haags zat overigens nog veel plat. Van mijn vader is één stukje stemgeluid bewaard gebleven. Als ik het hoor, ben ik verbaasd over de Haagse accenten die in die paar zinnen doorklinken.’
Zelf klonk De Bie ook af en toe behoorlijk plat: ‘Om bij de radio te kunnen geraken, heb ik een speciale tweejarige opleiding gevolgd van de NRU (Nederlandse Radio Unie), waar met veel spraaklessen werd gepoogd het Haags weg te werken. Maar toen ik in 1963 een eigen programma mocht maken, vond de VARA-leiding het beter dat ik niet zelf achter de microfoon plaatsnam: te plat-Haags. En nog altijd klinkt uit mijn mond het woord terreintje, als ik mijn best niet doe, als [trèntji].’
Als ‘wraak’ op het strenge uitspraakbeleid van de omroep introduceerden Van Kooten en De Bie de ‘Klisjeemannetjes’, die wekelijks aan het biljart een cabareteske dialoog in het plat-Haags voerden. Met die mannetjes, en later met de ‘vrije jongens’ F. Jacobse en Tedje van Es, lijken de twee het imago van het Haags voorgoed te hebben gevestigd. In de reclame wordt het dialect bijvoorbeeld vrijwel alleen gebruikt door louche types: ‘Het Haags had en heeft voor mij in de eerste plaats een associatie met “gekankuh” - afgeven op alles en iedereen. Het plat-Haags, dat gesproken dient te worden met hangende mondhoeken en slappe onderkaak, leent zich uitstekend voor het totale afkraken (“afzèki”).’
| |
Tikkeltje tragisch
Of het nu door die spraaklessen komt of niet, De Bie is nog altijd gespitst op het taalgebruik op radio en televisie: ‘Als ik tv kijk, verbaas ik me er vaak over dat sommige presentatoren nauwelijks nog hun mond
| |
| |
opendoen, dat ze hun lippen en tanden nauwelijks van elkaar krijgen. Het is een raar verschijnsel, je ziet het ook bij twintigers die met elkaar praten. Dat gaat heel snel en onduidelijk, ze maken halve zinnen die op en zo eindigen. Het is alsof ze denken: “Kijk maar wat je ermee doet.” Zelf lijd ik aan het omgekeerde: ik overdrijf, ik praat alsof ik vijfduizend man moet toespreken. Ik leg misschien te veel uit en praat in ieder geval veel te hard. De geluidsman moet bij mij altijd de knop terugdraaien.’
Wim de Bie: ‘Ik denk een oorzaak te weten voor het verkeerd leggen van accenten en klemtonen in nieuwspresentaties: het gebruik van de autocue!’
Foto: Phil De Bie
Er valt hem nog meer op, en hij probeert dat ook te analyseren: ‘Ik denk een oorzaak te weten voor het verkeerd leggen van accenten en klemtonen in nieuwspresentaties: het gebruik van de autocue! Voorheen repeteerden de nieuwslezers van papier en zetten ze met de pen streepjes en accenten in de tekst. Nu ze de tekst oplezen die onder de camera wordt geprojecteerd, geven ze zich nauwelijks rekenschap van de inhoud. En vraagt men zich al helemaal niet af welke woorden of zinsdelen een extra accent moeten krijgen omdat ze de nieuwe elementen van een bericht bevatten. Mijn huisgenoten worden er horendol van als ik, nagenoeg bij elk journaal, hardop verbeteringen zit aan te brengen. Graag besluit ik mijn getetter met de kreet: “Morgenochtend, negen uur: melden op mijn kantoor!” Als vermeend hoofdredacteur zeg ik de presentator dan ontslag op staande voet aan. Tikkeltje tragisch, geef ik toe.’
| |
Wim de Bie
Wim de Bie (Den Haag, 1939) maakte jarenlang radio- en tv-programma's (onder meer Uitlaat, Hadimassa, Het Simplisties Verbond, Keek op de Week, De Bunker), veelal samen met Kees van Kooten. Een selectie uit het tv-werk is door de VPRO uitgebracht op videoband en dvd. Het duo maakte daarnaast onder andere langspeelplaten (bijvoorbeeld Mooie meneren en Hengstenbal) en zogeheten Bescheurkalenders. In de jaren tachtig en negentig verschenen van De Bie enkele verhalenbundels en romans (onder meer De boekcorner van... Goos Verhoef en Morgen zal ik mijn mannetje staan). Sinds 2001 publiceert hij een dagelijks weblog op internet; sinds februari 2002 gebeurt dit op de website van de VPRO, de omroep waarvoor De Bie nog altijd als programmamaker werkt.
| |
Stijloefeningen
Van Kooten en De Bie schreven zelf al hun teksten voor hun uitzendingen op, en raakten op die manier bedreven in het schrijven van spreektaal: ‘Over het schrijven voor tv hebben we veel geleerd van Dimitri Frenkel Frank, de regisseur en medetekstschrijver van Hadimassa. Hij liet ons zien dat in een sketch elke regel telt en dat er voor een slot soms tien varianten te bedenken zijn. Wij namen die precisie over toen we in 1974 met het Simplisties Verbond begonnen. Improviseren deden we in langere films (zoals De gebroeders Temmes in Benidorm), maar het kortebaanwerk, zoals in Keek op de Week, schreven we tot op de komma nauwkeurig uit. Tijdens het opnemen konden we dan precies aangeven: hier is het te lang, deze passage moet geschrapt - om dan weer een nieuwe versie op te nemen. Onze stelling luidt: televisie begint op papier (of op een leeg beeldscherm). Er wordt nu te weinig geschreven voor tv - dat kletst maar een eind weg! De satire in Kopspijkers en Koefnoen wordt ook uitgeschreven en dat maakt ze een stuk beter dan programma's waarbij dat niet gebeurt.’
Sommige programma's die het tweetal maakte waren bijna stijloefeningen. Zo was er in de jaren zeventig een Teleac-cursus Esperanto. Van Kooten en De Bie speelden daarin twee schipbreukelingen die elkaar niet konden verstaan en daarom hun eigen taal schiepen. ‘Dat was een zware klus. In het begin van de cursus hadden we maar tien woorden tot onze beschikking, en we moesten daar toch een humoristische sketch mee schrijven. Met die taal hebben we daarna nooit meer iets gedaan. In het begin waren er nog wel mensen die me op straat in het Esperanto aanspraken, maar dat ebde snel weg.’
| |
Doemdenker!
Veel typetjes van Van Kooten en De Bie werden gekarakteriseerd door hun taalgebruik. Dat ontstond door nauwkeurig te observeren. ‘We hebben sinds onze eerste cabaretvoorstellingen op de middelbare school altijd gelet op hoe mensen praten.’ De bange gebroeders Temmes bijvoorbeeld, die hun constante paniek over de wereld uiten door elkaar steeds woordelijk te herhalen. Of hun tegenhangers, de rijke zusjes Veenendaal, die altijd bekvechten, en het stopwoord en dergelijke gebruiken. ‘Weet u wie dat ook gebruikt? Albert Verlinde, van RTL Boulevard. Iedere dag een paar keer.’
Niet alleen schreven de programmamakers zo duizenden pagina's met spreektaal - De Bie heeft ze nog allemaal in zijn archief - maar het leidde er ook toe dat sommige speciaal bedachte woorden in het algemeen taalgebruik terechtkwamen, zoals regelneef en doemdenken. In 1999 legde de journalist Ewoud Sanders deze woorden vast in zijn boekje Jemig de pemig! Hoe is dat nou om je eigen woorden te horen opduiken in andermans conversatie? ‘Het klinkt pedant misschien, maar het went. Na de uitzending is het je eigen woord ook niet meer. Hoewel: in de eerste uit- | |
| |
zending nadat we het woord doemdenken hadden geïntroduceerd, lieten we wel trots de kranten zien waarin dat woord gebruikt werd. Maar het is het leukste als het woord een eigen leven is gaan leiden en losgezongen is van de tv-context. In het begin zijn woorden vooral populair omdat ze steeds van tv worden nagepraat: het goeiesmorges-effect.’ In de populaire serie ‘Debiteuren crediteuren’ van het tv-programma Jiskefet werd allerlei flauwe kantoorhumor geparodieerd, onder andere doordat een personage steeds ‘goeiesmorges’ zei; dat woord werd vervolgens op echte kantoren tot vervelens toe herhaald.
| |
Te olijk
Door de komst van nieuwe media als internet en sms zijn spreektaal en schrijftaal zich steeds meer gaan vermengen: ‘Met e-mail en chatten gaat het allemaal veel sneller, en daardoor slordiger, spreektaliger, maar tegelijkertijd wordt er dankzij internet meer geschreven dan ooit. Dat is toch geweldig? Al die mensen die een dagboek op internet schrijven, moeten toch nadenken over hoe ze formuleren. Je ziet ook hoe sommigen er aardigheid in krijgen om te beschrijven wat ze hebben meegemaakt, al is het maar dat ze naar de supermarkt zijn gegaan. De e-mails die ik krijg zijn doorgaans heel behoorlijk geschreven. De mensen doen nog wel hun best een briefje te schrijven met een aanhef en een ondertekening.’
De Bie heeft voor élk medium geschreven: van radio en televisie, via langspeelplaat en scheurkalender tot en met een roman als Meneer Foppe over de rooie (die De Bie op de website van de VPRO helemaal voorleest). Inmiddels schrijft hij al drie jaar lang elke dag minstens één stukje voor zijn weblog: ‘Het is alles wat ik gedaan heb in één: het is mijn eigen schoolkrant, radio en tv - heel opwindend. Ik ben geen internetgoeroe, maar iedereen kan zien dat er de komende jaren veel gaat veranderen. Daar wil ik bij zijn.’
Hij legt zichzelf hoge eisen op: ‘Ik blijf slijpen en schaven aan teksten, tot het er goed staat. Met mijn uitgever heb ik weleens gesproken over een Bieslogboek, maar na herlezing vond ik de meeste stukjes niet geschikt. Ik begon onmiddellijk hele stukken te veranderen. Dan blijkt internet een heel ander en eigen medium. Op Bieslog gebruik ik een mengsel van spreek- en schrijftaal, dat op papier te olijk en te los lijkt. Dat is ook wel een paradox, want de stukjes die ik op internet gezet heb, zullen er ook “voor altijd” blijven staan. Dat heb ik van de internetafdeling van de VPRO geleerd: nooit iets weggooien.’
Dat De Bie iets te melden zou hebben over taal, betwijfelt hij overigens: ‘We zijn altijd meer bezig geweest dingen te maken dan met daarover theoretiseren. Ik zit midden in de veranderingen en doe er met veel plezier aan mee.’
| |
Bieslog over taal
Nederlands woord
‘En dan gaan we nu met de armpjes over elkaar op onze stoeltjes zitten.’
‘Kom op, jongens!’
‘Zullen we paddestoelen gaan zoeken in het Wammelerbos?’
‘Kom op, jongens!’
‘De admiraal heeft besloten aan land te gaan en gindse vesting gewapenderhand in te nemen!’
‘Kom op, jongens!’
Bestaat een Nederlandser uitroep? Samen er tegenaan, maar we houden het gezellig.
De jongens zijn overigens niet van het mannelijk geslacht, want ook vrouwen gebruiken ‘Kom op, jongens!’ als ze groepsgewijs besluiten actie te gaan ondernemen.
In feite is het één woord: komopjongens.
(10 november 2002)
| |
Sale
In een volgende druk van Van Dale's woordenboek der Nederlandse taal, kan het woord uitverkoop worden geschrapt en het woord sale opgenomen.
Gezien op de ruit van een Amsterdamse winkel voor tweedehands herenkostuums:
‘Het is weer SALE!
1 hale dus en 2 betale!’
(28 juli 2003)
| |
Het einde van deesember
Er is niets meer aan te doen. En waarom zou je je verzetten?
Alles verandert, zeker de taal.
Volgens mij is het nu een feit: december wordt door een meerderheid van de Nederlandse bevolking uitgesproken als deezember.
Volgend jaar december zeggen we allemaal deezember.
(6 december 2003)
http://bieslog.vpro.nl
|
|