Carnavalsvereniging
De opmars van het Nederlands zette door toen de grenzen in 1840 definitief werden vastgesteld en de huidige Nederlandse provincie Limburg ontstond. Ook in de andere Limburgse steden verloor het Frans toen definitief zijn voorkeurspositie. Tegelijkertijd kwam er in Maastricht rond die tijd een nieuwe schrijftaal bij: het Mestreechs, het plaatselijke dialect. Nadat het carnaval jarenlang verboden was geweest, mocht het nu weer gevierd worden. De carnavalsvereniging Momus, die door Maastrichtse notabelen werd opgericht om het feest te organiseren, verzorgde ook allerlei andere culturele activiteiten, zoals toneelavondjes. De vereniging gebruikte twee schrijftalen: Frans en Maastrichts. Ook stonden er in Maastricht, eerder dan in veel andere delen van Nederland, dichters op die zich in het plaatselijke dialect begonnen uit te drukken.
In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw verdween het Frans langzaam uit het openbare leven. De laatste Franstalige krant, Le Courrier de la Meuse, hield eind 1892 op te bestaan. De Maastrichtenaren zijn zich in die tijd echt Nederlander gaan voelen. Toen België na de Eerste Wereldoorlog aanspraak maakte op de provincie Limburg, verzetten de meeste Nederlandse Limburgers zich hevig. Een van hen, de dichter Jaspar, verklaarde met vuur dat hij Nederlander was. Maar hij deed dat wel in het Maastrichts:
Dat zal zeleve noets gebäöre!
Et roed, et wit en ouch et blouw,
Gein natie zal vanein het sjäöre,
Dat beeld van eus Oranje-trouw!
(Dat zal zeker nooit gebeuren! / Het rood, het wit en ook het blauw, / Geen natie zal het vaneen scheuren, / Het beeld van onze Oranje-trouw!)
Marina Kessels-van der Heijde. Maastricht, Maestricht, Mestreech. De taalverhoudingen tussen Nederlands, Frans en Maastrichts in de negentiende eeuw. Hilversum, Verloren, 2002. ISBN 90 6550 713 2