Parmantigheid
Wat buitenlandse lezers ook vaak opvalt - en soms stoort - aan Nederlandse teksten, is de stellige toon. Wetenschappelijke bevindingen formuleren is een netelige kwestie; als je te voorzichtig bent en te veel misschien schrijft of zou kunnen zijn, vraagt de lezer zich af wat je nu eigenlijk wél zeker weet. Maar als je te stellig bent over je revolutionaire ontdekkingen, verzet de lezer - die een vakgenoot is en het tot nu toe altijd anders heeft gezien - zich onwillekeurig tegen zo veel parmantigheid.
Er moet daar dus een middenweg gevonden worden tussen valse bescheidenheid en overmoed. Waar die middenweg precies ligt, is minstens voor een deel cultureel bepaald, en in de ogen van Engelstalige lezers doen Nederlandse schrijvers nogal boude uitspraken.
Culturele verschillen in de organisatie van argumenten en teksten zijn moeilijker te benoemen of op te sporen dan vreemde zinsconstructies of spelfouten. Beoordelaars van wetenschappelijke manuscripten komen meestal niet verder dan vage aanbevelingen om de zinnen wat beter in elkaar te laten overvloeien. Burrough hoopt dat haar onderzoek handvatten kan bieden aan beoordelaars om dat soort kritiek preciezer te formuleren, en aan Nederlandse wetenschappers om hun teksten zo te stellen dat buitenlandse beoordelaars ze prettig vinden om te lezen.
Joy Burrough-Boenisch. Culture and conventions: writing and reading Dutch scientific English. Utrecht, LOT, 2002.
ISBN 90 76864 20 9