| |
| |
| |
| |
Aanhalig
E.J. Breumelhof-Putte
In het juli/augustusnummer behandelt de redactie de woorden die de lezers bedacht hebben voor ‘geneigd elkaar aan te raken’. Tot mijn verwondering miste ik daarin aanhalig. Van Dale omschrijft dit woord als ‘geneigd tot aanhalen’, en is dit nu niet juist waarnaar gezocht werd? Aanhalig kan zowel actief als passief gebruikt worden en mist de negatieve betekenis van aanhalerig.
| |
Uitspraak [1]: muziekliefhebbers versus taalliefhebbers
P.M. Nieuwenhuijsen - Leeuwarden
Marc van Oostendorp vergelijkt in het juninummer taal- en muziekliefhebbers met elkaar. De laatsten zijn volgens hem ‘levenslustige mensen, die geamuseerd kunnen vertellen over hun favoriete muziekstuk’; taalliefhebbers daarentegen ‘slijten hun dagen met chagrijn en gemopper’. Nu zijn er onder de taalliefhebbers ook veel muziekliefhebbers, dus we moeten Van Oostendorp met een korreltje zout nemen. Toch zit er wel iets in.
Misschien heeft het iets te maken met het verschil in waardering voor deskundigheid op beide gebieden. In de muziekwereld bestaat bijzonder veel waardering voor wie goed is. De mindere goden zijn zeer leergierig en dankbaar voor elke aanwijzing die iemand bereid is te geven. Ze willen daar zelfs dik voor betalen. Gezonde verhoudingen, kortom.
Wie veel weet van taal of doorkneed is in de Nederlandse standaardtaal, ontvangt voor die kunde veel minder waardering. De meeste mensen laten niet bepaald blijken het op prijs te stellen als ze ongevraagd een tip krijgen. De ‘leermeester’ krijgt de naam een betweter te zijn, houdt zijn kennis voor zich, en wordt gefrustreerd en chagrijnig.
De reactie van de logopediste (en sopraan!) Grietje Oudenampsen in het juli/augustusnummer is sympathiek, maar levert een treffende illustratie van mijn theorietje. Zij biedt zich aan als uitspraaklerares, maar voegt er haastig aan toe dat de door haar geleide bijeenkomsten kosteloos zullen zijn.
| |
Uitspraak [2]: stomme e als o
J.A.F.W. van Rietschoten - Breda
Een jaar of drie geleden viel Marc van Oostendorp voor het eerst de Amsterdamse uitspraak [spannond] voor spannend op, zo schrijft hij in het juninummer. In de rubriek ‘Reacties’ van het septembernummer melden Robert Endert en Monique Fijnaut dat dit fenomeen al twintig, dertig jaar oud moet zijn. Ik kan echter verzekeren dat het al ruim zestig jaar geleden viel waar te nemen in de Amsterdamse tak van onze familie. En ook buiten mijn familie werd de stomme e voor de n in Amsterdam op die ‘ontzettond’ vreemde wijze uitgesproken.
| |
Hallo
Gera Berends - Soest
C. Kostelijk zoekt in het juli/augustusnummer naar de plaats in Nederland waar hallo als afscheidsgroet gebruikt wordt. Alle sporen leiden bij hem naar Kampen. Maar ook in Harderwijk komt het voor.
Toen ik daar in 1956 naartoe was verhuisd, merkte ik dat mijn nieuwe vriendinnetjes bij het weggaan zeiden: ‘Nou, hallo dan maar’, of korter: ‘Hallo!’ Kampen en Harderwijk liggen zo'n 35 kilometer van elkaar vandaan, maar ze hebben één overeenkomst: het zijn beide Hanzesteden. Misschien heeft dat ermee te maken?
| |
R-verschijning
Dik Sas - Middenbeemster
Docente Truus Doekes geeft in het juli/augustusnummer naar aanleiding van het artikel ‘R was eens?’ uit het aprilnummer een lijst met woorden waarin haar leerlingen vaak ten onrechte een r schrijven. Ik ben werkzaam bij een aannemersbedrijf, waarbij iedereen wekelijks een verantwoording van de gewerkte uren dient in te leveren. Een van de timmerlieden zet, als hij een vergadering heeft gehad, consequent ‘vergaardering’ op zijn weekstaat.
| |
Nederlands weg op Schiphol? [1]: oneens
P.J. Sekrêve - Den Haag
Frank Jansen toont de verderfelijke ‘weg met ons’-mentaliteit als hij in het juli/augustusnummer schrijft dat het Nederlands op de wegwijzerborden van Schiphol soms best plaats mag maken voor het Engels. In plaats van trots te zijn op zijn moedertaal, toont hij een beledigende houding tegenover zijn landgenoten.
Ik ben het dan ook niet met hem eens. Op de borden dient de Nederlandse aanduiding te staan, en wel bovenaan! Het is ondenkbaar dat de aanwijzingen op Duitse, Franse, Italiaanse, Poolse, enz. vliegvelden niet in de landstaal zouden staan.
| |
Nederlands weg op Schiphol? [2]: oneens
T. Hoevers - Amsterdam
Frank Jansen vindt dat het Nederlands op de aanwijsborden op Schiphol (soms) mag verdwijnen. Ik ben pas nog op Schiphol geweest en heb vastgesteld dat het Nederlands niet soms, maar bijna geheel van de borden is verdwenen. Ik ben het daarmee vierkant oneens. Dat de Nederlanders die Engelse opschriften toch wel kunnen lezen, doet niet ter zake. We hebben gewoon het recht om in eigen land in de eigen taal te worden benaderd. Ik pleit voor een Europees taalverdrag, om de talen hun plaats te doen behouden en te voorkomen dat heel Europa één groot Engeland wordt. Een van de bepalingen moet
| |
| |
zijn dat de aanduidingen op de luchthavens in de eigen taal zijn gesteld, en daarnaast ook in het Engels. Het ongemak van meertalige borden is gering - men zou ze kunnen standaardiseren - en weegt niet op tegen het belang van het behoud van de eigen taal.
| |
Nederlands weg op Schiphol? [3]: oneens
Öznur Acar - Amsterdam
Mag het Nederlands soms verdwijnen op wegwijsborden van Schiphol? Frank Jansen vindt van wel (‘Hom of kuit’, juli/augustus). Ik ben het ermee eens dat te veel talen op een bord erg vermoeiend en verwarrend kunnen zijn. Aan de andere kant is het leuk om kennis te kunnen nemen van de taal van dat land, en begint dat niet heel vaak op het vliegveld? Ik vind het belangrijker dat het personeel goed Engels spreekt dan dat er Engels op de wegwijsborden staat.
| |
Nederlands weg op Schiphol? [4]: eens
Prof. P.P. Mijksenaar - adviseur bewegwijzering luchthaven Schiphol
Als medeveroorzaker van het deels verdwijnen van het Nederlands op de bewegwijzeringsborden van luchthaven Schiphol, wil ik graag een aanvulling geven op de stelling in ‘Hom of kuit’ uit het juli/augustusnummer: ‘Nederlands hoeft niet altijd op Schiphol.’
Ons uitgangspunt was, zoals auteur Frank Jansen al schreef, dat het overweldigend aantal vermeldingen op de borden gehalveerd moest worden om de teksten leesbaarder te maken. Hierbij hebben we niet zozeer gekozen tussen Nederlands en Engels, maar voor een aparte reizigerstaal waarvan men rustig kan stellen dat deze op elk vliegveld ter wereld gebezigd wordt. Deze taal (of dit jargon) is weliswaar gebaseerd op het Engels en steeds vaker ook op het Amerikaans, maar staat bol van typische begrippen die alleen door reizigers begrepen worden en begrepen moeten worden, willen zij geen problemen buiten hun eigen land ondervinden. Gate, departures, lost and found, baggage hall en customs zijn woorden die buiten vliegvelden (en treinstations, enz.) niet zo veel zeggen. Het is de ‘lingua franca’ van de hedendaagse reiziger, en dat heeft niets met moedertaal of vreemde taal te maken. Er is domweg geen keuze.
Engels op Schiphol.
Foto: Onze Taal
| |
Nederlands weg op Schiphol? [5]: baggage hall
M.A. Luccioni - Montfermeil, Frankrijk
Frank Jansen haalt in de aflevering van ‘Hom of kuit’ over de bewegwijzering van Schiphol een onderzoek aan waaruit blijkt dat Nederlanders sommige Engelstalige woorden beter begrijpen dan buitenlandse reizigers. Baggage hall zou zo'n term zijn. Maar het is niet zo verwonderlijk dat buitenlandse reizigers niet meteen begrijpen wat dat betekent, aangezien bagage in het Engels ‘luggage’ heet. Baggage komt alleen voor in ietwat ouderwetse uitdrukkingen als ‘He left with bag and baggage’, oftewel ‘Hij is vertrokken met zijn hele hebben en houden.’ Wel duiden reizigers hun bagage soms aan als ‘bags’. Volgens mij is baggage hall wat Nicoline van der Sijs elders in dat nummer een ‘pseudo-ontlening’ noemt.
| |
Naschrift redactie
Volgens het Groot woordenboek Engels-Nederlands van Van Dale zijn baggage en allerlei samenstellingen als baggage check, baggage claim en baggage rack Amerikaans-Engels. Baggage hall is kennelijk inderdaad geen Standaardbrits, maar er is evenmin sprake van een pseudo-ontlening.
| |
Spreken in tongen
L.C. 't Hooft - Den Haag
M.J. Janse reageert in het juli/augustusnummer op het artikel over tongentaal uit het meinummer. Volgens haar gaat het hier niet om een techniek, maar om een gave van God. Ter illustratie vertelt ze over een man die plotseling vloeiend een voor hem vreemde taal sprak. Een vriendin van mij had een vergelijkbare ervaring. Zij hield in de oorlog onderduikers verborgen. Toen er een inval kwam van de Grüne Polizei is het haar gelukt de Duitse agenten voorbij de deur te praten waarachter de gezochte persoon verborgen zat. Ze sprak plotseling vloeiend Duits en gebruikte woorden waarvan ze niet wist dat ze die kende. Dan ga je toch inderdaad denken aan een gave van God, een vonk van inspiratie. Ik ben niet kerks en maar vaag gelovig, maar dit verhaal trof me.
| |
Blonde d'Aquitaine
G.H.A. Overgoor - rustend dierenarts, Velp
Ton den Boon behandelt in de juli/augustusaflevering van zijn rubriek ‘Verse woorden’ een aantal nieuwe woorden uit de agrarische sector. Hij heeft het over enkele
| |
| |
soorten rundvee, zoals blonde d'Aquitaine, charolais, galloway en limousin, en betitelt deze als exotisch rundvee zonder agrarisch doel met de functie van ‘natuurgrazer’ of ‘grote grazer’. Deze kwalificatie is niet geheel juist, daar alleen de galloway in deze categorie thuishoort, samen met bijvoorbeeld de Schotse hooglanders en de IJslandse paarden. De andere genoemde soorten zijn zogenoemde vleesrassen en dienen wel degelijk een agrarisch doel, namelijk de productie van vlees. De rassen zijn enkele tientallen jaren geleden ingevoerd uit zuidelijke landen en vormen de tegenhangers van de Nederlandse rood- en zwartbonten, die sinds jaren louter voor de melkproductie worden gefokt. Als gevolg van deze ontwikkelingen zijn ook de nieuwe woorden vleesrund en vleeskalf ontstaan.
| |
Gevelstenen [1]: ook in Vlaanderen
Alex Hetwer - Brussel
Het is jammer dat Riemer Reinsma in zijn interessante artikel over teksten op gevelstenen (‘Taal in steen’, Onze Taal juli/augustus) stelt dat die alleen te vinden zijn ‘in Nederland en in streken waar veel Nederlanders zijn geweest’. Vlaanderen wordt weer eens vergeten, tenzij Reinsma een of ander Groot-Nederland bedoelt. Hoe dan ook, in Gent, Brugge en Antwerpen kun je heel wat mooie voorbeelden aantreffen, en ook in Brussel vind je nog altijd heel wat gevelstenen, zoals vlak bij het De Brouckèreplein op het huis naast de Passage du Nord: ‘Hier is 't, in de kater en de kat’.
Woordspelletjes in opschriften worden in Brussel en elders overigens ook vandaag de dag nog beoefend: vorig jaar opende op de Leuvensesteenweg in Sint-Joost nog een koffiehuis-brasserie met de naam Le thé au harem d'archimède, wat met wat goede wil te verstaan is als ‘le théorème d'Archimède’ (= ‘de wet van Archimedes’). En er bestaat een café tegenover een vakbondsgebouw (syndicat in het Frans, in de volksmond verbasterd tot syndic), dat zich ‘Au Saint D'hic’ (hic = ‘hik’) noemt en als logo het gestileerde mannetje uit de detectivereeks Le Saint gebruikt.
| |
Gevelstenen [2]: woordspelingen
A.G. den Haan - Gouda
Riemer Reinsma noemt in zijn artikel ‘Taal in steen’ in het juli/augustusnummer een aantal aardige historische voorbeelden van taalspelletjes op Franse uithangborden. In mei brachten wij een vakantie door in het Zuid-Franse Arles. Daar noteerde ik de volgende woordspelingen op winkels of cafés: ‘Les Arléchiens’ (hondentrimzaak), ‘Fa Si La Porter’ (‘facile à porter’ - modezaak) en ‘Le Bar à Thym’ (baratin = ‘geklets’).
| |
Dubbele Buurt [1]: Amsterdam
Fred van Kooij - Amsterdam
Terecht stelt Riemer Reinsma in ‘Geschiedenis op straat’ (Onze Taal 7/8) dat er over de straatnaam Dubbele Buurt een hardnekkig misverstand rondzingt in de vakliteratuur, onder meer in Het XYZ van Amsterdam van Jaap Kruizinga. Men beweerde dat de voormalige Dubbele Buurt bij het Amsterdamse Vondelpark zijn naam te danken zou hebben aan het feit dat dit buurtje vroeger op het grondgebied van twee gemeenten (Sloten en Nieuwer-Amstel) lag. Maar in De Overtoom en de Dubbele Buurt (Amstelveense historische reeks nr. 7, 1999) wordt ondubbelzinnig aangetoond dat het hier alleen ging om grondgebied van Nieuwer-Amstel. De juiste betekenis van de straatnaam is dan ook, zoals Reinsma vermeldt, ‘een stuk straat of dijk waar aan beide kanten huizen stonden, in tegenstelling tot de rest van de desbetreffende straat of dijk’. De uitgever van Het XYZ van Amsterdam zal de tekst op dit punt corrigeren.
Woordspeling op een Brusselse gevel.
Foto: Christel Beulque
| |
Dubbele Buurt [2]: gesplitste weg
Ton Oosterhuis - Rhoon
Wat Riemer Reinsma in het juli/augustusnummer schrijft over de straatnaam Dubbele Buurt, te vinden in tal van plaatsen in Noord-Holland, vraagt mijns inziens om een kleine aanvulling. Er is in het dorp Koog aan de Zaan eveneens een Dubbele Buurt, maar die is ontstaan doordat de weg zich daar over zo'n honderd meter splitste in twee, aan beide zijden bebouwde wegen die na enige tijd weer bij elkaar kwamen. Bekendheid verkreeg deze Dubbele Buurt overigens vooral doordat enige oude Zaanse huizen daarvandaan werden overgeplaatst naar het Openluchtmuseum in Arnhem.
| |
Verwijzen naar derden
Corry de Boer - Maarssen
In het juli/augustusnummer gaat Dick Springorum in het artikel ‘Deze mevrouw; Jenny hier; de zuster’ in op de vraag hoe je in een gesprek anders dan met haar of hem naar aanwezige derden kunt verwijzen. De oplossingen die hij biedt (‘Dan mag u even met Aafke/zuster Aafke/mevrouw Diekstra/mijn assistente/deze mevrouw hier meegaan’) zijn niet allemaal even elegant.
Het kan ook anders. Een arts praat doorgaans met zijn patiënt zonder dat daar een assistente of verpleegkundige bij aanwezig is. Op het moment dat de assistente of verpleegkundige nodig is, kan de arts tegen de patiënt
| |
| |
zeggen: ‘Ik zal mijn assistente waarschuwen. Zij zal met u meelopen voor het bloedonderzoek.’ Op het moment dat dan de assistente verschijnt, richt de arts zich tot haar en zegt: ‘Wil jij met mevrouw X meelopen voor een bloedonderzoek?’ De assistente kan zich vervolgens tot de patiënt richten en zeggen: ‘Goedemiddag mevrouw, gaat u met mij mee?’ Bij deze oplossing praat je niet over de derde persoon en blijf je formeel. Ik vind dat te verkiezen boven het wat domme ‘Jenny hier’ of ‘zuster Aafke’.
Als het echt niet te vermijden is om in het bijzijn van een klant/patiënt over een derde persoon te spreken, blijf dan in ieder geval formeel. Het doet er niet toe hoe intiem of informeel de relatie tussen collega's is - dat gaat de klant/patiënt helemaal niets aan. Als je formeel blijft, breng je niemand in verlegenheid.
| |
Taal in beeld
Janneke Maas - Amsterdam
Op een foto in de rubriek ‘Taal in beeld’ in het juli/augustusnummer staat een bord op een Franse camping met de tekst ‘Onmiddellijke expulsie ingeval van inbreuk’. Jaren geleden was ik met mijn ouders en broertje op vakantie in Frankrijk. Bij de ingang van het zwembad was precies dezelfde tekst te lezen. Mijn moeder wilde om negen uur 's avonds - het zwembad was al gesloten - nog een frisse duik nemen en vroeg of mijn broertje (toen tien jaar oud) wilde meegaan. Hij antwoordde daarop: ‘Nee, mama, dat kan niet, want bij inbraak volgt een explosie!’ Zo zie je maar wat voor angsten een jochie van tien kan krijgen van zo'n tekst.
Foto: L.A. Verduyn
|
|