Komma na het aanhalingsteken?
P.J.S. Zwart - Deventer
Jan Renkema's beroemde Schrijfwijzer uit 1995 vermeldt op bladzijde 211:
Bij een onderbroken citaat komt de komma na het aanhalingsteken.
- | ‘Dat is’, zei hij, ‘natuurlijk waar.’ |
Dit verbaasde mij, omdat ik zelf de komma altijd vóór het aanhalingsteken zet. Ik pakte NRC Handelsblad erbij en daar las ik:
- | ‘Laten we eerst maar eens wachten op het rapport van Oosting’, zegt Tom Krom |
- | ‘Nee’, gilt Kinski |
- | ‘Maar die boete wordt dan toch uit de staatskas betaald?’, vroeg Nova |
Renkema leek hiermee dus gelijk te hebben. Toch was ik niet overtuigd. Ik liep naar mijn boekenkast en pakte willekeurig een aantal romans vanaf 1995. En wat bleek? Er was geen spoor van Renkema's volgorde te ontdekken! Zo vond ik onder veel meer:
- | ‘Ik ga zakken,’ riep de bediener van de hijskraan (Het geheim, Anna Enquist, De Arbeiderspers, 1997) |
- | ‘Goedendag,’ antwoordde de jongen (Ruisend gruis, W.F. Hermans, De Bezige Bij, 1995) |
- | ‘Jongens,’ zei onze begeleider (Over het water, H.M. van den Brink, Meulenhoff, 1998) |
Een klein onderzoek leerde dat alle grote uitgevers het op deze manier doen. We hebben dus te maken met de volgende vreemde en ongewenste situatie: dagbladschrijvers gebruiken de volgorde die door Renkema feitelijk al tot norm is verheven, terwijl literaire uitgevers consequent een andere volgorde hanteren. Moeten we concluderen dat uitgevers zich weigeren aan te passen aan de regels? Of heeft Renkema misschien een onverklaarbaar en onnodig verschijnsel gesanctioneerd?