| |
| |
| |
Culibeet, kippengate
Woordsplinters die een eigen leven leiden
Matthias Hüning - Vrije Universiteit Berlijn
De affaire rondom Bill Clinton en Monica Lewinsky werd ook wel ‘Monicagate’ genoemd, waarbij dat -gate natuurlijk verwees naar dat andere grote Amerikaanse schandaal: Watergate. Hoe splinters van woorden een eigen leven kunnen gaan leiden.
Wat is een digibeet? Een digibeet is iemand die niet met computers kan omgaan. Het woord is gevormd naar analogie van analfabeet, maar dat gebeurde op een nogal merkwaardige manier. Op de vraag hoe dat precies zit, antwoordde de Taaladviesdienst op de website van Onze Taal:
De betekenis van het woord digibeet vloeit niet voort uit de onderdelen waaruit het is opgebouwd. Digibeet is een combinatie van het voorvoegsel digi-, dat gebruikt wordt voor zaken die met digitaal dataverkeer te maken hebben, en -beet, het laatste gedeelte van analfabeet. Analfabeet is weer opgebouwd uit het voorvoegsel a(n)- (‘niet’), en alfabet (de eerste twee letters van het Griekse alfabet, alfa en bèta). Een analfabeet is dus iemand die het alfabet niet beheerst, of, minder letterlijk, iemand die niet kan lezen of schrijven. De ontkenning (‘niet kunnen’, ‘niet beheersen’) wordt in dit woord uitgedrukt door an-, en niet door -beet. (...)
(www.onzetaal.nl/advies/digibeet.html)
Het Nederlands kent tal van woorden waarvan de betekenis niet rechtstreeks kan worden afgeleid uit de onderdelen ervan. Misschien zijn zulke woorden zelfs eerder regel dan uitzondering. Neem nu de betekenis van een gewoon woord als ziekenhuis. Die is niet zomaar te herleiden op basis van de woorden ziek(e) en huis, want ziekenhuis is niet zomaar een huis van of voor zieken, maar een ‘inrichting voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken en het gebouw daarvan’ (Van Dale). Samenstellingen hebben vaak onvoorspelbare betekeniselementen, hun betekenis is meestal meer dan de som der delen. Wij kennen de betekenis van ziekenhuis omdat deze ingeburgerd is en omdat we dat woord ooit in zijn geheel geleerd hebben, maar bij nieuwe samenstellingen zijn we vaak aangewezen op de context om de juiste betekenis te achterhalen.
Wat is bijvoorbeeld een ‘wijnmeter’? Is dat iemand die wijn meet of een toestel waarmee men wijn kan meten (en wat meet men dan...)? Alleen de context kan uitsluitsel geven:
Albert Heijn-bedrijfsleider M. Everhardus denkt in meters schaplengte. Hij wijst aan: er zijn nu de ‘mediterrane meters’ (pasta, tomatenblokjes, olijfolie, pastasaus), de ‘wijnmeters’ (tien meter erbij want jonge tweeverdieners houden van wijn) (...)
(NRC Handelsblad, Weekeditie voor het buitenland, 10-7-2001)
We moeten dus niet denken aan meter dat is afgeleid van het werkwoord meten, maar aan de lengte-eenheid. Wijnmeters is hier een compacte aanduiding voor ‘meters schaplengte voor wijnflessen’. De context stuurt onze interpretatie en bij nieuwe woorden zijn we zonder deze steun vaak reddeloos verloren. Met de context erbij echter - in combinatie met onze wereldkennis en onze kennis van de taal - is de interpretatie, ook van de meest ongewone of ‘onlogische’ woorden, over het algemeen een fluitje van een cent. Vaak valt het niet eens op dat we te maken hebben met een nieuw woord.
| |
Splinters
Digibeet is echter geen gewone samenstelling van twee ook los voorkomende woorden, maar een combinatie van delen van woorden die niet zelfstandig gebruikt worden, tenminste niet in het Nederlands. Dergelijke woorddelen staan in de taalkundige literatuur ook wel bekend als ‘splinters’ (zo worden ze bijvoorbeeld door de Nijmeegse taalkundige M.C. van den Toorn genoemd). Digibeet is dan een combinatie van twee splinters: digi- (van digitaal) en -beet (van analfabeet).
Veel vaker dan splinter-splintercombinaties vinden we samenstellingen van een splinter en een woord (cybercafé, cyberseks), of van een woord en een splinter (shareware, freeware). Kenmerkend voor al deze gevallen is dat zo'n splinter herkenbaar is: we kunnen vaak gemakkelijk achterhalen wat het woord is waarvan hij is afgesplinterd en we herkennen in de splinter de betekenis van dat woord. Cyber- in cybercafé staat voor cyberspace, en -ware in freeware voor software. De betekenis van cybercafé is dus ‘cyberspace-café’, en die van freeware ‘free software’. We hebben
| |
| |
deze woorden ontleend aan het Engels, maar ook in de context van het Nederlands blijven deze relaties zichtbaar.
| |
Monicagate
Soms wordt een woordsplinter erg populair; hij wordt dan gebruikt in tal van woorden en kan daardoor op den duur zelfs zelfstandig gaan functioneren, als woord of als voor- of achtervoegsel. Een voorbeeld van een splinter die op weg is zelfstandig te worden, is -gate.
Aan de oorsprong van -gate ligt Watergate, de naam van het gebouwencomplex waar het afluisterschandaal zich afspeelde dat in 1974 Nixon zijn presidentschap kostte. Watergate werd frequent gebruikt ter aanduiding van die affaire; daarnaast werd het ook overdrachtelijk gebruikt ter aanduiding van een willekeurig (politiek) schandaal (‘It was a financial Watergate’, enz.). Maar in de jaren zeventig ontstaan er ook nieuwvormingen met het tweede lid -gate. Een voorbeeld:
- | Rumors of a coverup spread, and journalists scurried to investigate what some were already calling Hollywoodgate.
(Newsweek, 23-1-1978) |
Gate wordt hier niet in zijn oorspronkelijke betekenis ‘poort’ gebruikt, maar het fungeert hier als splinter, als verwijzing naar Watergate in zijn overdrachtelijke betekenis ‘affaire, schandaal’. Hollywoodgate is dus in zekere zin een ‘Hollywood-Watergate’. De splinter gate heeft inmiddels al een grote carrière achter de rug. Vooral het Clinton-tijdperk heeft aanleiding gegeven tot de vorming van tal van nieuwe namen voor affaires: Whitewatergate, Zippergate, Monicagate - om er maar eens een paar te noemen.
| |
Kippengate
Woorden met -gate zijn vaak geschikt als internationale aanduiding voor een schandaal. Een paar voorbeelden uit Nederlandse kranten:
- | De afgelopen weken is het wereldnieuws geplaagd door Monicagate, een affaire die vooral bestaat uit een golf van oncontroleerbare geruchten.
(de Volkskrant, 7-2-1998) |
- | ‘Willygate’ blijft België beroeren.
(Leidsch Dagblad, 4-3-1995; over Willy Claes) |
- | ‘Bibigate’ heet het in Israël en het is een echt schandaal met alle ingrediënten van dien: seks, een videotape, chantage, en politici. De hoofdrolspeler is Benjamin - bijgenaamd Bibi - Netanjahoe.
(Trouw, 16-1-1993) |
- | Camillagate aanslag op Britse monarchie.
(NRC Handelsblad, 13-1-1993) |
Er zijn echter ook specifiek Nederlandse woorden op -gate:
- | Beurshandelaren zitten in zak en as vanwege ‘Beursgate’.
(de Volkskrant, 22-11-1997) |
- | ‘Kippengate’ komt Vlaams Blok goed uit (...) In België wordt inmiddels gesproken van ‘kippengate’. Het schandaal rond met dioxinen besmette kippen (...) kostte twee ministers hun baan.
(NRC Handelsblad, 2-6-1999) |
- | Voor de Erasmus Universiteit viel de klap begin december, toen Klusjesgate in de openbaarheid kwam.
(NRC Handelsblad, 19-12-1992, over bijklussende hoogleraren) |
- | Eerst zou het voor 2,3 miljard bankiertje spelen - wat beter de Zuid-Hollandgate dan de Ceteco-affaire kan worden genoemd - worden uitgezocht, voor de schuldvraag aan bod zou komen.
(Trouw, 28-7-1999) |
Dergelijke woorden zijn zeker niet ontleend, maar gevormd in het Nederlands als naam voor een Nederlandse affaire.
Als we zien hoe vaak -gate gebruikt wordt, kunnen we ons afvragen of het nog wel een splinter is, een impliciete verwijzing naar Watergate. Het lijkt erop dat het inmiddels misschien al de status heeft van een zelfstandig woordvormingselement - niet alleen in het Engels, maar ook in het Nederlands.
| |
Culibeet
Hoewel digi- en -beet nog niet als (bijna) zelfstandige elementen gezien worden, gaat de taalgebruiker erg creatief om met deze splinters. Zo noemt Van Dale het woord digicash, ‘(elektronisch) geld waarmee via het internet geleverde diensten kunnen worden afgerekend’ en de Leidse taalkundige Ariane van Santen noteerde de volgende twee recente nieuwvormingen met -beet. In het programma Barend en Van Dorp (15-5-2001) antwoordde FNV-voorzitter Lodewijk de Waal op vragen naar het koningshuis: ‘We kwamen er net achter dat ik een monarchobeet ben’, en in NRC Handelsblad kon men mei vorig jaar lezen onder het kopje ‘Het leed van de culibeet’:
[BBC-kooklerares Delia Smith heeft met haar succesvolle programma] een nieuwe doelgroep aangeboord: de culibeten. ‘Ik kan nog geen ei bakken’ is de geijkte openingszin waarmee ze uit de kast komen. Culibeten zijn mensen die elke of bijna elke culinaire vaardigheid ontberen. (...) In de beste families komt, meestal in de mannelijke lijn, culibetisme voor.
Zulke nieuwe woorden klinken vaak nogal bedacht (dat geldt ook voor veel woorden op -gate). Ze zijn opzettelijk gevormd voor eenmalig gebruik in een zeer specifieke context, maar - en daar gaat het om - in die context zijn ze dan ook zonder meer te begrijpen voor de lezer of hoorder. Dergelijke woorden worden vaak ook erg origineel gevonden; ze vallen
| |
| |
op, juist omdat het geen gewone samenstellingen of afleidingen zijn.
Ook al ervaart men nieuwvormingen met splinters soms als gek, vreemd of niet-kloppend, het procédé zelf, de mogelijkheid om woorden te vormen met splinters, is heel gewoon en gangbaar. En hoe meer nieuwe woorden er zijn met een bepaalde splinter, hoe waarschijnlijker het wordt dat taalgebruikers deze splinter als mogelijk woordvormingselement herkennen en zelf gebruiken in een nieuwvorming. Op deze manier kan er op den duur een nieuw woordvormingsprocédé ontstaan. Dat ook dit geenszins ongewoon is, laten voorvoegsels als cyber-, maar ook tele- en euro- zien, die alle klein begonnen zijn - als splinter.
Matthias Hüning schreef eerder over dit onderwerp in ‘Monica en andere gates. Het ontstaan van een morfologisch procédé’, dat verscheen in Nederlandse taalkunde 5 (2000), p. 121-132.
|
|