Ander woord voor... prime time
Het begrip prime time is afkomstig uit de radio-en-televisiewereld. Letterlijk betekent het ‘eerste/voornaamste tijdstip’, maar volgens Van Dale - waarin de term sinds 1992 is opgenomen - is prime time ‘zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid’. Het woordenboek van Koenen (1999) geeft als omschrijving: ‘(tv) tijd waarop de meeste mensen kijken’. Koenen koppelt prime time dus uitsluitend aan televisie, terwijl Van Dale het ook betrekt op radiozendtijd. Dat Van Dales omschrijving dichter bij de werkelijkheid ligt, blijkt uit The New Oxford Dictionary of English (2001). Ook dit woordenboek geeft bij prime time een omschrijving die verband houdt met tv én radio.
De Stichting Natuurlijk Nederlands (SNN) stelt in haar Woordenlijst onnodig Engels (2001) toptijd en piektijd voor als Nederlandse vervangers van prime time. Toptijd heeft echter al een specifieke betekenis: ‘De atleet zette een toptijd neer.’ En piektijd is onzes inziens een wat al te algemeen woord; het is ook denkbaar in zinnen als ‘Half zes is piektijd op de Nederlandse wegen’, ‘December is altijd piektijd bij ons op de zaak’ en ‘Het is piektijd voor de studenten: ze hebben deze maand zes tentamens.’
Het Nederlandse equivalent van prime time moet het liefst het betekeniselement ‘radio en tv’ in zich hebben, omdat het alleen in die context gebruikt wordt. Hebt u suggesties voor een Nederlands alternatief voor prime time, laat het ons dan weten. De Taaladviesdienst ontvangt uw reactie graag vóór 18 februari. Ons adres: Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag; e-mail: taaladvies@onzetaal.nl. De inzender van het geschiktste Nederlandse woord voor prime time wordt door de Stichting LOUT beloond met een boekenbon van €25, -.