Taal en beeld
Redactie Onze Taal
De laatste jaren zijn we getuige van een revolutie in de vormgeving van tekst. We beleven een ingrijpende overgang van een cultuur van boeken, kranten en stencils naar een beeldschermcultuur. Wat betekent dat in de praktijk, voor lezers en schrijvers? En wat voor invloed hebben vorm en beeld nu eigenlijk op onze leeservaring? Het zijn maar twee van de vragen die aan bod komen in dit themanummer over ‘taal en beeld’.
Een gevolg van de digitalisering van het schrijven is dat iedereen met een computer tegenwoordig zijn eigen typograaf kan zijn. Karel F. Treebus is daar niet onverdeeld gelukkig mee. Juist nu het oude lood van de zetterij vervangen is door de pc, de toverdoos met onbegrensde mogelijkheden in lettertypen, lettergrootte, regelafstand, regellengte en drukkleuren, pleit deze typograaf voor soberheid en goede smaak in de vormgeving van onze papieren teksten. Frans van Mourik, docent vormgeving van visuele informatie aan de Technische Universiteit Delft, beschrijft juist wat er tegenwoordig allemaal méér mogelijk is bij het vormgeven van tekst op beeldscherm: golvende woorden, buitelende zinnen, beweging, kleur.
Soms is beeld beter dan taal. Denk maar aan verkeersborden in verre landen, en getekende instructies bij producten uit het buitenland. De instructieve hiëroglyfen die de laatste eeuw ontstaan zijn, leveren echter ook verrassende misverstanden op. Meer dan honderd bezoekers van de website van Onze Taal ondervonden dit toen ze meededen aan een test van onderzoeker Piet Westendorp en ontwerper Paul Mijksenaar.
Hoe maak je eigenlijk beelden die direct begrepen worden (‘Pas op, breekbaar!’, ‘Damestoilet’, ‘Wandelgebied’)? De trucs die icoonontwerpers daarbij uithalen, lijken verdacht veel op de stijlmiddelen die schrijvers vaak aanwenden, ontdekten Piet Westendorp en Jaap de Jong.
Als je eenmaal op het spoor gezet bent, blijven de nieuwe vragen opkomen: wat gebeurt er als je een tekstregel zeventig keer zo groot maakt (en je je stad opvrolijkt met zeventig huizenhoge gedichten op de muur)? Heeft de spatie tussen twee woorden altijd bestaan? En zo niet, hoe is die er dan gekomen? Professor W.P. Gerritsen laat zien welke grote gevolgen deze subtiliteit in de tekstvorm heeft gehad voor de leescultuur. We hebben de komma, de puntkomma, de accenten en nog een stuk of wat tekens die het verwerken van tekst vergemakkelijken, maar ontbreken er niet een paar leestekens? Een groep jonge ontwerpers uit Den Bosch vulde voor Onze Taal enkele ‘gaten in het schrift’.
Illustratie: Frank Dam
Een wel zeer beeldende taal is gebarentaal. Elk woord wordt erin uitgedrukt met bewegingen van vingers, handen, armen en gezicht. Om ‘hart’ te zeggen, teken je met twee vingers een hartvormige figuur op je borst. Maar Onno Crasborn en Marc van Oostendorp zijn er vooral in geïnteresseerd hoe dat gaat bij abstractere woorden als milieuvervuiling en postmoderne filosofie.
Heel soms vallen woord en beeld volledig met elkaar samen. Guus Middag bespreekt in zijn ‘Woordenboek van de poëzie’ een gedicht van Willem van Toorn over zo'n zeldzame sensatie.
‘Kijken is benoemen, zoals noemen beeld oproept’, schrijft journalist Ron Kaal in het openingsessay hiernaast, ‘Iedereen ziet iets als hij woorden hoort of leest, al ziet niet iedereen hetzelfde.’
Hun huwelijk mag niet altijd even gelukkig zijn, maar ze zijn onafscheidelijk: taal en beeld.
Met dank aan Piet Westendorp voor zijn adviezen.