Een half woord
Er zit wel systeem in de verkortingen. Zoals we aan vormen als [eik] en [mook] kunnen zien, blijven in ieder geval de begin- en de eindklank van de volledige vorm doorgaans intact. Een andere klank die vaak nog wel geproduceerd wordt, is de klinker met de klemtoon: waarschijnlijk wordt verkort uitgesproken als [wscheik]. Ernestus vermoedt dat dit komt doordat deze klanken voor de luisteraar het belangrijkst zijn om te begrijpen welk woord er precies gezegd wordt. Voor de hersenen geven de begin-, de eind- en de beklemtoonde klank de meeste informatie.
Ernestus denkt dat er bij praten altijd een krachtenveld wordt opgeroepen. Aan de ene kant is het een belang van de spreker om zo min mogelijk verschillende klanken te produceren en dus zo weinig mogelijk mond- en tongbewegingen te maken. Aan de andere kant wil hij ook begrepen worden. Daarvoor moet hij juist zo veel mogelijk verschillende klanken produceren, opdat de hoorder hem goed verstaat, ook als hij niet op elke klank let.
Aan die twee wensen kan niet in gelijke mate worden voldaan en daarom is elk woord dat iemand zegt een compromis. Aan welke eis het best voldaan wordt, is afhankelijk van de situatie. Is die enigszins plechtig, en kennen de gespreksdeelnemers elkaar niet goed, dan zal de spreker geneigd zijn om zijn luisteraar zoveel mogelijk tegemoet te komen. In een informelere situatie ligt dat anders: de spreker en de luisteraar kennen elkaar dan goed genoeg, weten wel zo ongeveer waar ze het over hebben en hebben dus letterlijk aan een half woord genoeg. Vooral als dat halve woord in ieder geval de belangrijkste klanken bevat. Want waarom zou je de moeite doen om alle spierbewegingen te maken van natuurlijk als je partner [tuuk] ook begrijpt?
Mirjam Ernestus, Voice Assimilation and Segment Reduction in Casual Dutch. A Corpus-Based Study of the Phonology-Phonetics Interface. Utrecht, LOT, 2000.
ISBN 90 76864 02 0.