| |
| |
| |
Onze talen [4]: het papiamentu
‘Resèpsi’ in de ‘fiesta-room’
Gaston Dorren
Bij ‘onze taal’ denkt niet elke Nederlander meteen aan het Nederlands. Naast het aloude Fries en de dialecten hebben ook talen als het Chinees, het Sarnami en het Koerdisch hier wortel geschoten. Gaston Dorren belicht in de serie ‘Onze talen’ deze weinig bekende nieuwelingen. In deel vier: de Leidse hispanologe Igma van Putte-de Windt over haar moedertaal, het Papiamentu.
‘Antillianen en Arubanen zijn tegenwoordig heel trots op hun taal. Heel anders dan in mijn jeugd, toen mijn moeder vond dat het Papiamentu “maar een dialect” was. Maar als puntje bij paaltje komt, hebben ze nog steeds niets voor hun taal over. Geen cent!’ De Leidse hispanologe Igma van Putte-de Windt zegt het met een soort vrolijke verontwaardiging, zoals ze nog vaker zal doen. Ze noemt verschillende voorbeelden om haar bewering te staven: geen faciliteiten voor de eerste in het Papiamentu onderwijzende school, het Colegio Erasmo, terwijl die daar nota bene volgens de regels recht op had. Te weinig steun voor het Instituto Lingwístiko Antiano (Antilliaans Taalkundig Instituut) te Willemstad, dat nu dan ook zijn deuren heeft moeten sluiten. En geen subsidie, ‘zelfs geen kleine, symbolische’, voor de beginnerscursus Papiamentu Dòsplak'i boka, geschreven door Igma en (echtgenoot) Florimon van Putte. ‘Uiteindelijk heeft het Nederlandse Ministerie van Onderwijs de publicatie van die methode gesubsidieerd.’
| |
‘Geradbraakt Spaans’
Kennelijk beseft het ministerie dat het Koninkrijk der Nederlanden een bijzondere taal herbergt. Voor verreweg de meeste inwoners van Aruba, Bonaire en Curaçao (hierna gemakshalve Antillianen genoemd) is het Papiamentu de moedertaal en onder vrijwel alle omstandigheden de spreektaal - de naam betekent dan ook ‘het spreken’ of ‘het gepraat’. Meer en meer wordt het ook hun voornaamste schrijftaal - ze zou inmiddels ook wel Skibimentu, ‘het schrijven’, mogen heten.
Die sterke positie is zo bijzonder omdat het Papiamentu een kleine, jonge, creoolse (zeg maar ‘gemengde’) taal is. Met nog geen 300.000 sprekers behoort het Papiamentu tot de dwergen, en is het dus van dezelfde categorie als het Fries, Reto-Romaans en Gaelic - al spelen die talen stuk voor stuk in hun eigen streek de tweede viool en hebben ze te kampen met teruglopende aantallen moedertaalsprekers. De positie van het Papiamentu is misschien beter te vergelijken met die van het IJslands, de onomstreden voertaal van een eilandnatie, met ongeveer evenveel sprekers.
Behalve klein is de taal ook jong. Haar geschiedenis gaat niet verder terug dan tot de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen Nederlanders en Portugeestalige joden op Curaçao slavendepots oprichtten. Na de barre overtocht uit Afrika werden de slaven daar ‘opgeslagen’ en verkocht aan vooral Zuid-Amerikaanse plantage-eigenaars. Uit het Nederlands en het Portugees van de mensenhandelaars, maar meer nog uit het Spaans van de klanten en de diverse Afrikaanse talen van de slaven, ontstond een mengtaal die aanvankelijk nogal verschilde van spreker tot spreker. Al snel, zo rond 1700, veranderde dat. Het instabiele ‘pidgin’ stolde tot een stabiele ‘creooltaal’, zoals de taalwetenschap die twee fases noemt. De nieuweling had meteen al een slechte reputatie: een Spaanse priester omschreef het in 1704 als ‘geradbraakt Spaans’.
| |
Hoge status
Ditzelfde proces van creolisering speelde zich in die periode op tientallen plaatsen in en om het Caribisch gebied af. Maar geen enkele creooltaal kan qua status tippen aan het Papiamentu; zelfs niet het Haïtiaans en het Jamaicaans, elk met miljoenen sprekers. Een gedeeltelijke verklaring hiervoor is dat het Papiamentu overduidelijk geen ‘verbasterd Nederlands’ is, terwijl het Haïtiaans door veel sprekers wél als verbasterd Frans wordt beschouwd en het Jamaicaans als verbasterd Engels. Andere verklaringen zijn onder meer het beperkte nut van Nederlands in de regio en de betrekkelijke welvaart van de eilanden, die gemakkelijker tot cultureel zelfbewustzijn leidt dan de uitzichtloze misère van Haïti.
Eigenlijk zijn er maar twee maatschappelijke domeinen waar het Papiamentu het Nederlands nog niet overvleugeld heeft: het bestuur en het onderwijs. Maar ook dat lijkt een kwestie van tijd. De politieke debatten spelen zich al helemaal in de lokale taal af,
| |
| |
en zelfs de Nederlandse staatssecretaris voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken, Gijs de Vries, heeft zich het Papiamentu eigengemaakt - Van Putte heeft hem zelf lesgegeven. Maar de wetten worden nog steeds in het Nederlands geschreven.
Het onderwijs is het hardnekkigste bolwerk van het Nederlands. ‘Toen ik op school zat, in de jaren vijftig, kregen we les van Nederlandse religieuzen die geen Papiamentu spraken’, zegt Van Putte. ‘Wel werd op de zogenoemde armenscholen in het Papiamentu lesgegeven. Pas in 1983 heeft het bestuurscollege van
“Dat de Arubanen op eigen houtje een spelling hebben vastgesteld, kan ik me wel voorstellen. Ze zijn in het algemeen voortvarender dan de Curaçaoënaars, die eeuwig praten.”
Curaçao het Papiamentu als vak ingevoerd op de basisschool. En pas in 1989 is het Colegio Erasmo opgericht, waar het Papiamentu instructietaal is.’
| |
Spelling
Een gevolg van deze stiefmoederlijke behandeling in het onderwijs is dat veel Antillianen, zelfs de beroepsschrijvers onder hen, hun moedertaal in geschrifte slecht beheersen. ‘De kranten wemelen van de spelfouten’, klaagt Van Putte, en ze haalt er een paar te voorschijn. En inderdaad, zelfs simpele woorden als ku (‘dat’, ‘met’) en aña (‘jaar’) komen in alternatieve spellingen voor (‘cu’; ‘anya’, ‘anja’). En in één advertentie staan de spellingen ‘baseball’ en ‘beisbol’ broederlijk naast elkaar. ‘Ik geef tegenwoordig zelden cursussen, maar als ik het doe, kondig ik altijd aan dat ik geen tijd ga verspillen aan spelling. In de praktijk kom je zó veel verschillende schrijfwijzen tegen. De spelling van Curaçao is maar semi-officieel. Die van Aruba is wel officieel, maar onwerkbaar. Nederlandse woorden worden op zijn Nederlands gespeld, Spaanse op zijn Spaans, Engelse op zijn Engels.’
Is het niet sowieso merkwaardig dat dit kleine taalgebied twee spellingen kent? ‘Natuurlijk, dat is volkomen idioot!’, roept Van Putte weer met montere boosheid. ‘Maar dat de Arubanen op eigen houtje een spelling hebben vastgesteld, kan ik me wel voorstellen. Ze zijn in het algemeen voortvarender dan de Curaçaoënaars, die eeuwig praten. Ze wilden eindelijk eens spijkers met koppen slaan. Maar dat het resultaat niet deugt, dat geven de Arubanen zelf toe.’
| |
Bürtsèntrùm
Een ander schijnbaar spellingprobleem is in feite een uitspraakkwestie. Net als in het Nederlands klinken ook in het Papiamentu sommige woorden bij de ene spreker anders dan bij de andere. Vooral over de vraag of een woord al dan niet met een h begint, lopen de meningen vaak uiteen. ‘Veel mensen zeggen “haltu”, maar anderen “altu” (“hoog”)’, noemt Van Putte als voorbeeld. ‘En sommigen zeggen “hariña”, anderen “ariña” (“meel”).’ Opvallend is trouwens dat beide woorden aan het Spaans ontleend zijn, waar de h wel geschreven, maar nooit uitgesproken wordt. Om het nog verwarrender te maken, begint het Spaanse woord voor ‘meel’ wel met een h (harina), maar dat voor ‘hoog’ niet (alto).
Igma van Puttede Windt draagt gedichten in het Papiamentu voor op het Dunya-festival in Rotterdam.
Foto: Stichting Dunya / Jan van der Ploeg
De spelling van het Papiamentu levert in de ogen van een ‘hulandes’ (of ‘ulandes’, uiteraard) vaak merkwaardige woordbeelden op. Woorden als bürtsèntrùm (‘buurtcentrum’), liñal (‘liniaal’), stòfèrf (‘stopverf’) en zuèmbruk (‘zwembroek’) zijn vlekkeloos en logisch gespeld. Maar waarom moet de leer van Karl Marx ‘marksismo’ heten als een taxi gewoon ‘taxi’ mag blijven? Het antwoord is dat het wel degelijk ‘taksi’ moet zijn, maar dat ‘taxi’ desondanks doodleuk in een vrij recent Papiaments-Nederlands woordenboek is terechtgekomen.
| |
‘E sùrfmentu’
Het creoolse karakter van het Papiamentu komt vooral duidelijk tot uiting in zijn grammatica en zijn woordenschat. Ook drie eeuwen na zijn ontstaan neemt het Papiamentu nog steeds vrijelijk heel veel woorden op uit diverse talen. Van Putte: ‘Er zit veel Spaans in. Maar op het gebied van bestuur en onderwijs vind je veel Nederlands. En op technisch gebied veel Engels.’ Eén simpele advertentie uit de krant Nobo bewijst haar gelijk. Het tekstje bevat onder meer de aan het Spaans ontleende woorden sala (‘zaal’) en regalo (‘cadeau’), de uit het Nederlands afkomstige woorden preis en resepsi (aanbevolen spel- | |
| |
ling resèpsi), en de Engelse leenwoorden erko (eigenlijk èrko, ‘airco(nditioning)’) en background. Dit alles onder het alleszeggende kopje ‘Fiesta-room’. Op dezelfde bladzijde staan trouwens ook advertenties in het Nederlands, Spaans en Engels - zoals Antillianen ook tv-programma's in alle vier de talen bekijken, zonder ondertiteling.
Puristen klagen soms dat het Papiamentu wel erg vlot leenwoorden opneemt. Van Putte niet: ‘Zolang we die vreemde woorden maar aan de uitspraak van het Papiamentu aanpassen, is er niets aan de hand.’ En dat gebeurt. Een browser heet in 21ste-eeuws Papiamentu natuurlijk gewoon ‘browser’, maar wel met twee rollende r'en, en over een poosje wordt dat ongetwijfeld als ‘brouser’ geschreven. Nieuwkomers worden bovendien onderworpen aan typisch Papiamentse woordvorming. Zo heten ‘surfen’, ‘het surfen’ en ‘surfer’ respectievelijk ‘sùrf’, ‘e sùrfmentu’ en ‘sùrfdó’.
Het creoolse karakter van de Papiamentse grammatica komt het duidelijkst tot uiting in de werkwoordsvervoeging. Net als in andere creooltalen verandert de werkwoordsvorm niet bij het vervoegen naar persoon of getal: mi ke (‘ik wil’), bo ke (‘jij wilt’), nos ke (‘wij willen’). Een ander kenmerk is het gebruik van tal van hulpwoorden om de verschillende tijden en wijzen aan te geven. Zo duidt ta de tegenwoordige tijd aan (bij sommige werkwoorden, zoals ke, blijft dit achterwege), lo de toekomende tijd en worden a en tabata voor de verleden tijd gebruikt.
| |
Decreoliseren
Toch is het Papiamentu in grammaticaal opzicht minder ‘authentiek creools’ dan sommige andere creooltalen, zoals het Sranantongo van Suriname. Heel wat Papiamentse werkwoorden kennen een aparte vorm voor het voltooid deelwoord als dit wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Vaak is dit gevormd naar Spaans voorbeeld. Zo luidt ‘het huis verkopen’ in het Papiamentu bende e kas (Spaans: vender la casa) en heet ‘het verkochte huis’ e kas bendí, waarbij de í aan het eind duidelijk ontleend is aan het Spaanse la casa vendida. In andere gevallen heeft het Nederlands model gestaan: ‘het geschilderde huis’ heet e kas hefèrf, difèrf of ifèrf, met een voorvoegsel dat op het Nederlandse ge- geïnspireerd is. Ook kennen veel werkwoorden, vooral in de schrijftaal, een onvoltooid deelwoord naar Spaans voorbeeld, eindigend op -ando of -iendo: sosegando (‘rustend’) en koriendo (‘rennend’), maar ook stòfiando (‘afstoffend’).
Taalkundigen zeggen op grond van dit soort verschijnselen dat het Papiamentu aan het decreoliseren is, oftewel geleidelijk minder creools van aard wordt. Van Putte heeft daarvan nog een voorbeeld paraat, en wel een waaraan ze zich zeer ergert. ‘In het Papiamentu is het gebruik van de meervoudsvorm anders dan in het Nederlands’, legt ze uit. ‘Je gebruikt de meervoudsuitgang alleen als het ontbreken ervan verwarring zou kunnen opleveren. Als je “de boeken” bedoelt, dan zeg je “e bukinan”, omdat e buki “het boek” betekent. Maar je zegt “shete buki” (letterlijk: “zeven boek”), omdat hier geen verwarring mogelijk is. Ook als je wilt zeggen “boeken”, dus onbepaald, moet je in het Papiamentu de vorm zónder de uitgang -nan gebruiken. Het onbepaalde enkelvoud, “een boek”, is namelijk un buki, dus daar kan geen misverstand ontstaan. Maar wat doen nu steeds meer mensen, onder invloed van het Nederlands, het Engels en het Spaans? Ze zeggen “bukinan”! Mijn man vindt dat als iedereen het zo zegt, je het niet meer fout kunt noemen. En daar heeft-ie natuurlijk gelijk in. Maar ik vind het nog steeds heel lélijk!’ Waarbij haar stem weer even opgewekt-boos uithaalt.
| |
Antilliaanse poëzie
De beste Antilliaanse romans zijn in het Nederlands geschreven (een bekend voorbeeld is Dubbelspel van Frank Martinus Arion, uit 1973), maar de Papiamentse poëzie heeft een hoge kwaliteit. Van Putte heeft werk van verschillende auteurs vertaald, onder meer van wijlen Pierre Lauffer, een van de grote figuren in de zogeheten ‘poesia afroantiano’, Caribische dichtkunst met een Afrikaans karakter. Vooral de nadruk op het ritme is kenmerkend. Het gedicht ‘Tumba’ moet dan ook beslist hardop worden gelezen. De klemtoon ligt op de voorlaatste lettergreep van elk woord, behalve in de vier woorden waar een beklemtoonde á in staat. De u wordt als [oe] uitgesproken, de ch als [tsj], de y als [j], de g als in goal en de combinatie ia als [ja].
TUMBA |
TUMBA |
Kanga bo saya |
Til dan je rok op |
Dui mi korona |
Lekker dik wijfje |
Kokobiá tumba |
Wervel de tumba |
Te mardugá |
Tot diep in de nacht |
|
Yanga, mi skèrchi |
Zwiep met je heupen |
Di puru stabachi |
Mijn gitzwarte vogel |
Zoya, mi bichi |
Kronkel, mijn worm |
Bo kurpa ankrá |
Je stevige lijf |
|
Faha bo kustia |
Trek strak die band |
Mucha djingueli |
Om je lendenen, ondeugd |
Balia, mi prenda |
Dans met mij, liefje |
Lagami morchá |
Tot ik niet meer kan |
(Uit de bundel Kumbu van Pierre Lauffer; vertaling Igma van Putte.)
|
|