Voetbaltaal in alledaagse taal
buitenspel staan - niet meer meedoen
iem. buitenspel zetten - uitschakelen
bloed aan de paal willen - belust zijn op agressie
elkaar de bal toespelen - elkaar helpen
de bal is rond - de afloop staat niet vast
de bal terugspelen - een aanval pareren
op het verkeerde been zetten - misleiden door het bewust verstrekken van verkeerde informatie, door iets op bepaalde toon te zeggen
in eigen doel schieten - zichzelf benadelen
voor open doel scoren - een gemakkelijk succes behalen
voor open doel missen - de gelegenheid laten voorbijgaan om anderen vrij gemakkelijk te overtuigen
gele kaart - berisping
krijtlijnen trekken - de grenzen van een discussie e.d. bepalen
politiek, maatschappelijk middenveld - figuurlijke toepassing van het middelste stuk van het speelveld
een schot voor open doel - een gemakkelijk te behalen succesje
vliegende kiep - iem. die verschillende functies vervult (en zich daarvoor veel moet verplaatsen)
een voorzet geven - een idee aanreiken
aan de zijlijn staan - ergens niet bij betrokken zijn
affluiten - iem. affluiten: iem. te kennen geven dat hij (met zijn onzin) moet ophouden
bobo - een ‘belangrijk’ bestuurder
een-tweetje - heimelijke afspraak, overeenkomst tussen twee partijen
natrappen - iem. die in een beroerde situatie verkeert nog verder benadelen, nog meer schade berokkenen
paniekvoetbal - onberaden wijze waarop een zaak wordt aangepakt
patatgeneratie - benaming voor een generatie waaraan men gemakzucht, gebrek aan doorzettingsvermogen enz. toeschrijft
tackelen - (iemand) hard aanvallen om hem beentje te lichten, op zijn nummer te zetten; (een probleem) met veel inzet oplossen