Kakkebus en snorrebot
Ik moet het meer dan eens hebben opgezocht, maar de betekenis ontschiet mij elk jaar weer, en dat geldt eerlijk gezegd voor wel meer namen van muziekinstrumenten. Gamba en piston, klaret en kornet, hakkebord en hommel, bombardon en tamtam, kakkebus en snorrebot: de namen alleen al klinken als muziek, maar ik zou niet weten met welk lichaamsdeel en/of hulpstuk ze bespeeld moeten worden. En wat was ook alweer een cimbel? Ik kwam hem tegen in een bijbelcitaat, uit een van de psalmen, in de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, te midden van allerlei andere instrumenten:
Het cimbaal dat in Hongaarse en Roemeense zigeunerorkesten wordt gebruikt.
Foto: Tom Haartsen. Uit: R.J.M. van Acht, Volksmuziek en volksinstrumenten in Europa. Den Haag, Gemeentemuseum 1982.
Looft hem met de stoot op de ramshoorn,
looft hem met harp en met cither,
looft hem met handtrom en reidans,
looft hem met snaren en fluit.
Looft hem met slaande cymbalen,
looft hem met klinkende cimbels.
En wat was ook alweer, zie de laatste twee regels, het verschil tussen een cimbel en een cymbaal? Hadden we hier met slagwerk van doen (‘slaande cymbalen’), met blaasinstrumenten misschien (‘klinkende cimbels’) of kon er eventueel ook wel op gestreken of getokkeld worden? En in hoeverre waren cimbel en cymbaal nog familie van klavecimbel en klavecimbaal?
De zaak bleek ingewikkelder dan aanvankelijk gedacht. Volgens de Winkler Prins is een cimbaal of cimbalom (ook cymbalom of cymbalum) een vooral in zigeunerorkesten gebruikt Hongaars snaarinstrument, waarvan de snaren door middel van twee, aan één uiteinde omwoelde, klepelvormige stokken worden aangeslagen. Ik zag het nog niet meteen voor me. In de tweede helft van de negentiende eeuw schijnt het apparaat in Boedapest een modernisering te hebben ondergaan: sindsdien is het een trapeziumvormig instrument, staande op vier poten, en voorzien van een of meer pedalen ter bediening van het dempingsmechanisme - een kruising tussen een breimachine en een barbecue-grill dus. Daarbij is de cimbaal ook nog eens de opvolger van het achttiende-eeuwse hakkebord. Verwarrend genoeg is cimbaal volgens de Winkler Prins intussen ook weleens de benaming voor de cymbala, en ook weleens voor de cymbale antique. Bij de cymbala, ook wel ‘tintinnabula’ of ‘nolae’ geheten, moeten we denken aan middeleeuwse muziek, meer in het bijzonder aan zes tot acht kleine klokjes, aan een staaf opgehangen en gebruikt bij elementair muziekonderricht en als begeleiding bij zang, soms samen met orgel. De cymbale antique is een klein bekken dat gestemd kan worden, in tegenstelling tot het gebruikelijke bekken. Helaas stonden er geen plaatjes bij. Wat is het nu waarmee in de psalmen muziek gemaakt wordt: een of ander vioolachtig geval met klepelstokken, een trapeziumvormig hakkebord op vier poten, een rinkelstaf of een gestemd minibekken?