| |
| |
| |
Onze talen [2]: Berbers
‘Een koe bind je vast aan haar poot, een man aan zijn tong’
Gaston Dorren
Bij ‘onze taal’ denkt niet elke Nederlander meteen aan het Nederlands. Naast het aloude Fries en de dialecten hebben ook talen als het Turks, het Berbers en het Hindi hier wortel geschoten. Gaston Dorren belicht in de serie ‘Onze talen’ deze weinig bekende nieuwelingen. In deel twee: de Tilburgse taalwetenschapper Abderrahman El Aissati over zijn moedertaal, het Berbers.
Marokko is lid van de Arabische Liga. Krachtens de in het Arabisch geschreven grondwet is het Arabisch de officiële taal. De steden hangen vol Arabische opschriften. Arabisch is de enige voertaal in het parlement, en de koning heet Mohammed. Marokko is, kortom, een Arabisch land.
‘Maar ik ben geen Arabier’, zegt de Marokkaanse taalkundige Abderrahman El Aissati, die toch onmiskenbaar een Arabische voor- en achternaam heeft. ‘Ik ben een Berber.’ En dat zou niet alleen voor hem gelden, maar voor vele miljoenen Noord-Afrikanen.
Het is een rebels standpunt, want ‘de eenheid der Arabische natie’ is een groot goed voor alle Arabische regimes, van Marokko tot Oman. Maar El Aissati staat niet alleen in zijn opvatting. ‘In Algerije zijn er nu aardig wat mensen die zeggen: “Ik ben geen Arabier”, en die dit zelfs ook opschrijven en publiceren. In Marokko hoor je het nog maar weinig, maar het begint te komen.’
| |
Hannibal en Augustinus
De Berbers zijn de oorspronkelijke bewoners van de Maghreb, dat wil zeggen Noord-Afrika met uitzondering van Egypte. Een eigen staat hebben ze nooit gehad, met uitzondering van enkele koninkrijken vóór het begin van onze jaartelling. De eerste krachtige staten die in het gebied ontstonden, werden gesticht door kolonisatoren uit het noorden (Romeinen) en oosten (Feniciërs, Arabieren). De Berbers brachten wel Grote Mannen voort - zoals veldheer Hannibal, kerkvader Augustinus en Tarîq, veroveraar van Spanje namens de islam - maar zij gingen de geschiedenis in als Carthager, Romein of Arabier. In de dertien eeuwen die verstreken zijn sinds de islam de Maghreb veroverde, is het gebied steeds Arabischer geworden, deels door immigratie, en grotendeels door (vrijwillige) assimilatie van de autochtone bevolking. Maar dit gebeurde niet overal. In de zee van het Arabisch hebben zich een aantal kleine en grote Berberstalige ‘eilanden’ gehandhaafd. Het Noord-Marokkaanse Rifgebergte is er zo een. Ook Midden-Marokko, Zuid-Marokko en Noord-Algerije kennen ‘berberofone’ gebieden, elk met miljoenen inwoners. Ruw geschat zijn er al met al zo'n twintig miljoen sprekers.
| |
Politieke discussies
Zoals de meeste Marokkanen in Nederland komt El Aissati uit het Rifgebergte. Het Riffijnse dialect van het Berbers is zijn moedertaal. Ook letterlijk: ‘Mijn moeder spreekt niets anders. Ze was laatst een poosje over uit Marokko. Ik vond het heerlijk om weer eens helemaal in die taal ondergedompeld te worden. Zelf voer ik niet zo vaak meer gesprekken in het Berbers, want mijn dochtertje van drie verstaat het wel, maar
“Als ik Berbers spreek, is dat vaak in politiek getinte discussies. Maar voor mijn moeder is het de taal van het dagelijks leven, zij leeft echt in een Berberse wereld.”
praat Nederlands terug, en mijn vrouw is Engelstalig. Als ik Berbers spreek, is dat vaak in politiek getinte discussies. Maar voor mijn moeder is het de taal van het dagelijks leven, zij leeft echt in een Berberse wereld. Ze vertelde allerlei fantastische traditionele verhalen. En ze gebruikt echt Berberse spreekwoorden. Bijvoorbeeld: “Een koe bind je vast aan haar poot, een man aan zijn tong.” Zoiets als “een man een man, een woord een woord”. Maar voor mij staat tong hier ook voor “taal”, want ook met je eigen taal heb je een band.’
Als hoogopgeleide Marokkaan - hij studeerde in zijn vaderland aan diverse universiteiten en doceert nu in Tilburg - spreekt El Aissati vloeiend Arabisch. In twee varianten zelfs: de Marokkaanse spreektaal
| |
| |
en het sterk daarvan afwijkende Standaardarabisch, dat in de hele Arabische wereld als schrijftaal en formele spreektaal dienstdoet. Hij spreekt bovendien Frans, Spaans, Engels en (goed) Nederlands. Maar toch: ‘Het Berbers is het meest “eigen”. Als taalkundige, als fonoloog, vind ik alle talen mooi, ook het Arabisch, ook het Nederlands. Maar het voelt goed om Berbers te spreken, net zoals het goed voelt om in gezelschap van mijn familie te zijn. Vandaar dat ik blij en trots ben dat iemand als Ahmed Ziani in Amsterdam zulke prachtige Berberse gedichten schrijft.’
| |
Tqfl
Bij alle verschillen vertoont het Berbers toch ook overeenkomsten met het Arabisch. Een deel daarvan dateert uit een grijs verleden: beide talen behoren tot de Afro-Aziatische taalfamilie, net als het Hebreeuws en de talen van Ethiopië. Deze gezamenlijke herkomst uit zich bijvoorbeeld in de woordvorming. Waar het Nederlands woorden vormt en buigt door klinkerverandering (spreek, sprak, spraak, spreuk, sprookje) en met voor- en achtervoegsels (spreekt, inspraak, sprakeloos), ontstaan Arabische en Berberse woorden uit zogeheten wortels van meestal drie medeklinkers. Als voorbeeld noemt El Aissati de wortel zdm. Die drie letters worden ‘aangekleed’ met klinkers en (in mindere mate) medeklinkers ervoor, erachter en ertussen: azdam is ‘het sprokkelen’, azeddam ‘de sprokkelaar’ en tazzedamt ‘de sprokkelaarster’ of ‘het gesprokkel’.
Abderrahman El Aissati: ‘In de Berberstalige streken kun je in het Berbers een computer kopen, maar geen postzegel.’
Foto: Wilco van Herpen
Het hele werkwoord ‘sprokkelen’, zdm (in dit geval dus gelijk aan de wortel), vertoont een typisch Berbers trekje: het heeft geen klinkers. In de meeste talen moet elke lettergreep ‘gedragen’ worden door een klinker, of toch op zijn minst door een klankrijke medeklinker, zoals de m of de l (denk aan het Engels little, uitgesproken als [litl] of [lidl]), of desnoods de r (zoals in de naam van het Kroatische eiland Krk). Een z als ‘dragende klank’ voor een lettergreep, zoals in het tweelettergrepige z-dm, is al behoorlijk uitzonderlijk. ‘Het Berbers gaat zelfs nog verder’, zegt El Aissati. ‘We hebben een tweelettergrepig woord, tqfl, dat “zij heeft gesloten” betekent. Die q is een soort k. Dat een medeklinker zo klankarm als de q een lettergreep moet dragen, dat is behoorlijk uniek in de talen van de wereld.’
Ook het Marokkaans-Arabisch heeft geen moeite met woorden zonder klinkers, dit in tegenstelling tot het Standaardarabisch. Dat verschil is niet toevallig. Het Marokkaans-Arabisch is geworden wat het is onder invloed van het Berbers, dat in Marokko voordien de spreektaal was. Allicht liet dat zijn sporen na in de uitspraak van de ‘nieuwe’ taal.
Ook in woordenschat vertonen de twee talen overeenkomsten. Voor het grootste deel komt dit doordat het Berbers duizenden Arabische woorden heeft overgenomen - ‘wel een derde deel van onze woorden komt uit het Arabisch’, zegt El Aissati. Omgekeerd heeft het Marokkaans-Arabisch honderden lokaal getinte woorden op terreinen als landbouw en fauna overgenomen.
| |
Riffijns in de Nederlanden
Van de Marokkanen in West-Europa heeft zo'n zeventig procent een Riffijns dialect als moedertaal. Dat is meer dan in Marokko, waar nog niet de helft van de bevolking van huis uit Berbers spreekt; Riffijns spreekt slechts een op de tien Marokkanen. In Nederland gaat het om meer dan 150 duizend mensen, in Vlaanderen (zonder Brussel) om zo'n 30 duizend. Omdat de meeste ouders het Berbers laag aanslaan, kan het hun weinig schelen of hun kinderen het goed leren. Liever willen ze dat hun kinderen Standaardarabisch leren, de taal van de koran - die ze zelf amper beheersen. Het Berbers lijkt dan ook weinig toekomst te hebben in Europa, temeer omdat het media-aanbod in deze taal beperkt blijft tot wat nieuwsuitzendingen op de radio. Pas sinds kort is er enkele uren per dag (dure) betaal-tv te zien, uitgezonden vanuit Frankrijk.
| |
IJslanders
De woordenschat is in meerdere opzichten de achilleshiel van het Berbers. Het ontlenen van woorden aan het Marokkaans-Arabisch is zo'n gewoonte geworden dat het intussen de enige manier lijkt te zijn om nieuwe begrippen van een naam te voorzien. Althans, er zijn wel puristen die ze verzinnen, maar die bereiken nooit de gewone sprekers, zoals El Aissati's moeder. Op de vraag of er nog nieuwe, echt Berberse woorden bij komen, verzinkt El Aissati in gepeins, om ten slotte weifelend te antwoorden: ‘Ik denk het wel. Maar ik moet erover nadenken. Veel zijn het er niet.’
De woordenschat verschilt bovendien sterk van dorp tot dorp en van streek tot streek. Deels gaat het om regelmatige variatie, net zoals die in Nederland voorkomt: heet hopen in het ene dialect ‘haupe’ en in een ander ‘hoopm’, dan zijn de equivalenten van lopen en kopen voorspelbaar. Maar daarnaast bestaan er verschillen van het type ham versus hesp (Vlaams) versus sjink (Limburgs). ‘Riffijnen kan ik goed verstaan,’ zegt El Aissati, ‘ook als ze een ander dialect spreken dan het mijne. Ook met de taal van de Kaby- | |
| |
len uit Noord-Algerije lukt het behoorlijk. Bij mensen uit het noorden van Midden-Marokko kost het me al meer moeite, en hoe zuidelijker je dan komt, des te minder versta ik ervan.’ De Toearegs in de Sahara zijn voor het Berbers wat de IJslanders voor de Germaanse talen zijn: geïsoleerd levend hebben zij hun woordenschat behoorlijk puur gehouden - en zijn daarmee onverstaanbaar voor mensen als El Aissati.
Een derde probleem met de Berberse woordenschat is zijn beperktheid. De taal heeft amper een schriftelijke traditie en heeft nimmer dienstgedaan als middel van landsbestuur, onderwijs of geschreven literatuur. Alles wat mensen in het leven van alledag tegen elkaar zeggen, valt in het Berbers prima uit te drukken. Maar aan begrippen als vergunningverlenende instantie of middelpuntvliedend heeft nooit behoefte bestaan, en dus ontbreken de woorden ervoor. Natuurlijk is het mogelijk ze alsnog te verzinnen, zoals de reeds genoemde puristen bewijzen. Maar ze zullen zich pas verbreiden als het Berbers voertaal wordt in bestuur, onderwijs en andere maatschappelijke domeinen.
| |
Gelijke rechten
Dat is dan ook precies wat El Aissati bepleit. Marokko moet zijn tweetaligheid erkennen, vindt hij, net als België, Canada en vele andere landen. ‘Het Berbers moet een officiële status krijgen. Sowieso in de Berberstalige streken. Daar bestaat nu een rare situatie: je kunt er in het Berbers alles doen, behalve als je met de overheid te maken hebt. Je kunt in het Berbers een computer kopen, maar geen postzegel. Daarnaast zijn er veel tweetalige steden. Tot nu toe moeten de Berbers zich daar aanpassen en Arabisch leren. Ik zou willen dat het Berbers gelijkberechtigd wordt als landstaal. Alle Berbers moeten Arabisch leren, want dat is een belangrijke taal. Maar alle Arabischtalige Marokkanen zouden ook Berbers moeten leren.’
Onder druk van de talrijke Berberse culturele verenigingen heeft de Marokkaanse overheid kleine stapjes naar de gelijkberechtiging van het Berbers gezet. Er zijn tegenwoordig nieuwsuitzendingen in het Berbers - hoorbaar vertaald uit het Arabisch, dat wel. En onlangs heeft een staatscommissie geadviseerd het gebruik van Berbers in het onderwijs toe te staan - opdat de kinderen sneller Arabisch leren. ‘Mooi hè?’, zegt El Aissati sarcastisch. ‘Onze eigen taal blijft dus een hulpmiddeltje om een andere taal te leren. Erg teleurstellend.’
Maar hoe erg is dat? Is het niet veel handiger - gemakkelijker, goedkoper - als de hele bevolking één taal goed leert? ‘Het Berbers is nu eenmaal de taal van die kinderen,’ antwoordt El Aissati, ‘de drager van hun cultuur. Ik ben vóór Arabisch als tweede taal, hoor. Maar je moet altijd beginnen met kinderen hun eigen taal en cultuur bij te brengen. Het is voor mij zo vanzelfsprekend dat het Berbers in Marokko behouden moet blijven... Het is moeilijk uit te leggen. Het draait om het verschil tussen wat je kunt en wie je bent. Ik kán Arabisch spreken. Maar ik bén een Berber.’
| |
Geschreven Berbers
De Berberse schriftelijke traditie is zó zwak dat er zelfs nog geen overeenstemming is bereikt over het te gebruiken alfabet. Het lijkt voor de hand te liggen om het Arabische schrift te gebruiken, maar daar zijn nadelen aan verbonden: voor een aantal Berberse klanken bestaan geen Arabische letters. Dat nadeel heeft het Latijnse schrift in beginsel ook, maar dit staat het toevoegen van (diakritische) tekens en nieuwe letters gemakkelijker toe. Zoals in Noord-Europa de å en de ϸ aan het alfabet zijn toegevoegd, zo hebben sommige Berber-auteurs de Griekse gamma (ɣ) en epsilon (ɛ) geadopteerd, alsmede het liggend streepje dwars door letters als t en h: ŧ en ħ. Het Latijnse schrift is gangbaar bij taalwetenschappers, maar ook bij veel culturele verenigingen, zelfs in Marokko.
Er is nog een derde kaper op de kust. Het Berbers kent namelijk een eigen alfabet, tifinagh geheten, meer dan tweeduizend jaar oud en levend gehouden door de Toearegs. Ook het Riffijns wordt daar tegenwoordig wel in geschreven. De afgebeelde tekst luidt: ‘Tafunast tteqqen zeg uðar, argaz itteqqen zeg iles’, de oorspronkelijke versie van het spreekwoord ‘Een koe bind je vast aan haar poot, een man aan zijn tong.’ ‘Het Latijnse alfabet lijkt meer aanhang te hebben dan het Arabische’, zegt El Aissati. ‘Het tifinagh wordt vooral veel gebruikt voor korte ceremoniële teksten. Op twee Algerijnse universiteiten waar je Berbers kunt studeren, staat de naam van het instituut in tifinagh boven de ingang, naast de Franse en Arabische versie.’ En ook op grafstenen wordt het schrift wel gebezigd.
|
|