| |
| |
| |
| |
Ban
G.L. Slieker - Koog aan de Zaan
In het januarinummer van Onze Taal las ik een interessante bijdrage van Riemer Reinsma over straatnamen die van het woord ban zijn afgeleid. Graag wil ik daar het volgende aan toevoegen. Mijn vrouw is afkomstig uit de Zaanstreek, en toen ik haar leerde kennen, gebruikte zij een aantal mij onbekende - Zaanse - uitdrukkingen, waaronder ook ‘de ban in de rondte doen’. Dit betekent zoveel als ‘een tochtje, een rondje doen door stad of streek’, en het wordt zo ook vermeld in het boek Deer hoor ik je (1984) van Klaas Woudt, een beschrijving van de Zaanse streektaal. De uitdrukking stamt uit de tijd dat de ban als rechtsgebied nog bestond, en is afgeleid van de gewoonte van de rechtsheer om eenmaal per jaar met veel vertoon de ronde te doen, onder meer om te controleren of de grenzen van het gebied nog intact waren. Bovendien gaf de rechtsheer op die manier uiting aan het nog altijd bestaan van zijn macht.
Het Engels kent overigens een vergelijkbare uitdrukking: ‘beating the bounds’ (met de betekenis ‘de grenzen van de parochie markeren’, volgens Van Dale Engels-Nederlands). Deze uitdrukking gaat terug op een ritueel waarbij op Witte Donderdag of op hemelvaartsdag de kinderen van de parochieschool langs de grenzen van de parochie werden geleid of gedreven - een ritueel dat op het Engelse platteland (sporadisch) nóg wel wordt uitgevoerd en dat waarschijnlijk teruggaat tot de oude Saksische tijd, dus tot voor de ‘Norman Conquest’, de inval van de Normandiërs in 1066.
| |
Autochtoon en allochtoon
Kees Sorgdrager - Amsterdam
Net als Gé Raijmakers (in de rubriek ‘Taalergernissen’, januari 2000) kan ik slecht uit de voeten met de termen autochtoon en allochtoon. Het zijn mijns inziens bedenksels van ‘politiek-correcte’ notaschrijvers, die buiten het taalbereik van gewone mensen liggen. Maar over Raijmakers' inboorling en uitboorling kan ik ook niet geestdriftig worden.
Ik gebruik zelf al sinds jaar en dag - ook tijdens mijn vroegere werkzaamheden als tv-presentator - tot volle tevredenheid de woorden inheems en uitheems. Mijn Van Dale (uit 1984, 11de druk) zit daarbij geenszins in de weg: ‘uitheems (...) buitenlands, vreemd: uitheemse zeden, gewoonten; uitheemse planten, dieren (...)’; ‘inheems (...) in het land zelf thuis behorende, niet van elders ingevoerd: inheemse planten (...) een inheems gebruik (...)’.
Als er sprake kan zijn van uitheemse planten en dieren, waarom dan niet evenzeer van uitheemse mensen? Wat is er tegen ‘uitheemse Nederlanders’ en ‘inheemse Nederlanders’? Of zie ik ‘multiculturele’ gevoeligheden of andere bezwaren over het hoofd? Zo ja, dan ben ik benieuwd die te horen.
Ik besef dat mijn alternatief als zelfstandig naamwoord vooral zijn diensten bewijst in de meervoudsvorm (uitheemsen) en de vrouwelijke vorm (uitheemse), maar in de praktijk is mij dat een overkomelijk bezwaar gebleken.
| |
Wegluis
Paul Buitenhuis - Apeldoorn
Guus Middag stelt in zijn rubriek ‘Woordenboek van de poëzie’ (Onze Taal november) dat wegluis een benaming zou kunnen zijn voor de Fiat Topolino en de Fiat 500. Maar ik herinner me dat de aanduiding ‘wegluis’ eind jaren vijftig, begin jaren zestig algemeen was voor kleine, langzame autootjes die eigenlijk nauwelijks de naam ‘auto’ verdienden.
Zo was er de Messerschmitt - in 1952 ontworpen als eenpersoonsauto, in 1953 in productie genomen als tweezitter - die in plaats van een stuurwiel een soort fietsstuur had. Instappen gebeurde via het ‘dak’, een koepel van kunststof die kon worden opengeklapt. De eencilindermotor van 9 pk gaf het wagentje toch nog een topsnelheid van 80 km/u. In 1955 bracht Glas de Goggomobil (ook leverbaar in sportuitvoering) op de markt, waarin met moeite twee volwassenen (voorin) en twee kinderen (op de achterbank) gepropt konden worden.
Andere wegluizen waren de Kleinschnittger F125 (een open tweepersoonsauto, topsnelheid 65 km/u), de Italiaanse Vespa 400 (tweezitter, 13 pk), de Fuldamobil (constructie van triplex en leerdoek, later aluminium en kunststof), de BMW Isetta (tweepersoons, instappen via de deur aan de voorkant) en diens dubbelganger, de Heinkel. In Duitsland werden deze voertuigen ‘Kabinen-Roller’ genoemd, in Nederland heetten ze behalve ‘wegluis’ ook vaak ‘rijdende valhelm’. De laatste in deze stoet van dwergen was de ‘reusachtige’ Fiat 500: hier konden wel vier personen in plaatsnemen!
| |
Nationalisme
Jaak Peeters - Olen, Vlaanderen
Guus Kroonen reageert in het januarinummer op een door Harry Cohen geschreven artikel over taalpurisme. Kroonen schrijft: ‘Een van de meest gehoorde tegenwerpingen tegen taalzuivering is die van het nationalisme.’ Ik ben daar erg van geschrokken. Afgezien van het feit dat taalpurisme mijns inziens moreel gezien neutraal is, maak ik vooral bezwaar tegen de negatieve lading die het begrip ‘nationalisme’ hier krijgt: nationalisme is eng. Maar die opvatting is niet terecht. De Palestijns-Amerikaanse humanist Edward Said komt uitdrukkelijk op voor een eigen staat voor zijn Palestijnse volk. Said is dus een Palestijnse nationalist. Toch wordt hij terecht wereldwijd
| |
| |
geprezen en kreeg hij onlangs de Spinoza-prijs. Door nationalisme zo lichtzinnig in een kwaad daglicht te plaatsen, kwetst men velen die naar de ontvoogding van hun volk streven.
| |
‘Hun mogen dat niet’
Doretthe Janssens - Bergschenhoek
Het artikel ‘Taalkroniek van de twintigste eeuw’, in het novembernummer van Onze Taal, vermeldt het oudste bericht (1911) over het gebruik van hun als onderwerp. Daaraan wil ik het volgende toevoegen.
Mijn zoon van vijf en ik voeren een gesprek over de goedheiligman en zijn Zwarte Pieten. Plotseling zegt hij: ‘Mama, maar hun mogen dat niet.’ Ik verbeter hem, maar hij houdt vol: ‘Nee hoor mama, want als je zegt: “Zij mogen dat niet”, dan bedoel je alleen maar dames!’
| |
‘Wie schetst mijn verbazing’
Kees Rozema - Enschede
In de rubriek ‘Taalergernissen’ in het januarinummer stelt Irene Plokker-Hazelhof dat het woord wat in de uitdrukking ‘Wat schetst mijn verbazing’ eigenlijk wie moet zijn. Daar ben ik het niet mee eens, want ook wat is hier heel goed mogelijk. Als iemand mijn verbazing schetst, dan verricht hij of zij een handeling die resulteert in ‘geschetste verbazing’: een gesproken tekst, een geschreven tekst of zelfs een tekening van mijn verbaasde gezicht. Dit product geeft een beeld van (= ‘schetst’) mijn verbazing, en kan dus worden aangeduid met wat.
| |
Verdwijnende t's (en d's)
W.Z. Shetter - Bloomington, Indiana, Verenigde Staten
‘T-deletie’ is het verschijnsel dat in de uitspraak van woorden die eindigen op een t deze slot-t wordt weggelaten. Ton Goeman schreef er een proefschrift over, wat aanleiding was voor een interview in het decembernummer. De interviewer, Marc van Oostendorp, stelt in een van zijn vragen: ‘Zwarte Amerikanen laten ook weleens een t weg aan het eind van een woord. Zij zeggen ‘fin ‘i.p.v. “find”.’ Maar daarbij ziet hij over het hoofd (en de heer Goeman even verderop ook) dat de slotletter van find geen t is maar een d. Het is wel zo dat in de uitspraak van het Nederlands aan het eind van een woord geen onderscheid wordt gemaakt tussen een t en een d (wint en wind eindigen op dezelfde t-klank), maar het Engels - ook dat van zwarten - maakt dit onderscheid wel degelijk (lent met een t, lend met een stemhebbende d). Van Oostendorp en Goeman hebben zich door de situatie in hun moedertaal laten misleiden.
| |
Naschrift Marc van Oostendorp
In het interview noemt Ton Goeman de reden waarom de klank t zo gemakkelijk kan worden weggelaten: ‘Dat is een minimale medeklinker, je maakt hem door even met het puntje van je tong tegen je gehemelte te tikken.’ De d maak je op precies dezelfde manier, alleen trillen de stembanden erbij. Het is dus niet verwonderlijk dat de d en de t met elkaar vergeleken worden; dat gebeurt in Amerikaanse studies over het verschijnsel ook altijd. Goeman vertelde me overigens dat een andere klank die met het puntje van je tong gemaakt wordt - de s - in sommige Engelse dialecten ook wegvalt: er zijn Engelstaligen die ‘he talk’ zeggen in plaats van ‘he talks’.
| |
Browser = webverkenner?
Ron Onrust - auteur IT-publicaties, nieuwsredacteur LanVision, Amstelveen
De Taaladviesdienst bespreekt in het januarinummer 215 andere woorden voor browser, en kiest uiteindelijk webverkenner als beste Nederlandstalige alternatief. Maar wat is een browser nu eigenlijk? Volgens de Taaladviesdienst is het ‘een combinatie van een wegwijzer, een rondneusprogramma en een zoekmachine’. Die definitie is niet juist, want een browser is allerminst een zoekmachine. Het is alleen maar een ‘doorgeefluik’ dat een zoekmachine kan weergeven. Bovendien geeft de definitie slechts enkele functies van de browser weer. Ikzelf bijvoorbeeld gebruik de browser vooral om webteksten te lezen, en ook zijn er toepassingen in ontwikkeling die het mogelijk maken om de complete geautomatiseerde bedrijfsvoering via een browser te benaderen. Rondneusprogramma en wegwijzer - maar ook webverkenner - doen tekort aan deze functies. Naar de letter voldoet het gesuggereerde (web-/net)kijker nog het best, want een browser is niets meer dan een programma om door webservers gegenereerde pagina's te bekijken - en dan kan die webserver best een zoekmachine zijn.
Het bevreemdt mij overigens dat een ander Nederlands alternatief - dat ik al vaker op internet heb zien gebruiken - in het artikel ontbreekt, namelijk het vrij letterlijk vertaalde bladeraar.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Om met de laatste opmerking te beginnen: het woord bladeraar was al genoemd in de oproep in het novembernummer, evenals bladerprogramma (er werd bovendien bij vermeld dat deze woorden in Van Dale (1999) staan). Het leek ons dat er wel iets creatievers te bedenken moest zijn.
Uiteraard is het vinden van een goed alternatief niet eenvoudig. Het ene woord heeft een te brede betekenis, het andere is te beperkt. Wij hebben de indruk dat de meeste computeraars hun browser gebruiken om op internet te surfen; op die manier ontdekken ze regelmatig nieuwe informatie, of ze nu naar iets op zoek zijn of niet. Een internetter - zo mag worden aangenomen - kijkt op internet rond (rondneuzen), klikt hier en daar eens (de koppelingen zijn hierbij de wegwijzers), en typt zo nu en dan iets in. Hierbij is sprake van meer activiteit dan bij het bekijken van pagina's, en wat ons betreft kan er dus wel degelijk worden gesproken van ‘verkennen’.
Zoals op elk voorgesteld alternatief, valt ook op webverkenner allicht wel iets aan te merken. Dat een browser bijvoorbeeld ook buiten internet om (‘off line’) wordt gebruikt om bedrijfsinformatie weer te geven, hadden we ons niet gerealiseerd. Maar misschien kan er in die context van een ‘bedrijfsverkenner’ worden gesproken?
En wat de zoekfunctie betreft: in
| |
| |
de nieuwste versie van enkele browserprogramma's is het mogelijk een zoekopdracht in te typen in de zogeheten adresbalk (de balk waar het adres van de bezochte pagina vermeld wordt). Een browser kan dus wel degelijk als zoekmachine worden gebruikt.
| |
Congo of Kongo?
Jef Boden - Brecht, België
Het januarinummer bevat een inventarisatie van fouten in het Groene Boekje. Daaruit blijkt dat we Kongo (de eertijds Belgische kolonie die vanaf 1960 Kongo Kinshasa heette, daarna Zaïre (sinds 1971), en nu, sinds 1997, weer Kongo) toch maar als Congo moeten schrijven, om de eenvoudige reden dat de publicatie Buitenlandse aardrijkskundige namen in het Nederlands (1996) ‘Congo Brazzaville’ (het voormalige Frans Kongo) en ‘Congolees’ als juiste schrijfwijze vermeldt.
Als we kijken naar de geschiedenis van deze Belgische kolonie, dan is er in het Frans steeds Congo geschreven, en in het Nederlands Kongo. Ook na de onafhankelijkheid heette het land Kongo, totdat president Mobutu koos voor het authentiekere Zaïre. Al die tijd werd, meen ik, ook consequent Kongo Brazzaville geschreven. Zou het daarom niet logischer zijn om niet de Franstalige versie te bewaren, maar om voor de beide landen Kongo te hanteren?
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Inderdaad had Kongo in het Nederlands de voorkeur voor beide landnamen, in ieder geval sinds 1960, waarbij ter onderscheiding gesproken werd van Kongo Brazzaville en Kongo Kinshasa. Bij aardrijkskundige namen wordt echter onder invloed van de internationale communicatie steeds vaker gekozen voor de spellingwijze die het land zelf hanteert - een ontwikkeling die officieel wordt aangemoedigd door de Verenigde Naties. Om die reden heeft de Nederlandse Taalunie in haar publicatie Buitenlandse aardrijkskundige namen in het Nederlands gekozen voor Congo Brazzaville ter aanduiding van de République du Congo, zoals de officiële naam van dit land nu luidt. Nadat in 1997 het voormalige Zaïre ‘République Démocratique du Congo’ ging heten, leek het logisch om aan de historische Nederlandse naam voorbij te gaan en voor dat land de ‘eigen’ naam Congo Kinshasa te gebruiken.
| |
Apostrof in Word [1]
Bennie Sloetjes - Doetinchem
René Hack heeft ons in de rubriek ‘Taalergernissen’ in het januarinummer een tip aan de hand gedaan over hoe je kunt voorkomen dat je die vervelende ‘aanhalingstekens openen’ op je tekstverwerkingsscherm te zien krijgt, terwijl je een apostrof wilde hebben (zoals bij 'k, 's, 't, 'n en 'm aan het begin van een woord of van een zin). Zijn methode met een sneltoets is goed bruikbaar, maar het kan nog eenvoudiger, en wel door gebruik te maken van de ‘autocorrectie’-functie. In Word 2000 gaat dat als volgt: onder ‘Extra’ de functie ‘Autocorrectie’ aanklikken, en in het tabblad ‘Autocorrectie’ de cursor in het vak ‘Vervangen’ plaatsen. Hier typ je het gewone aanhalingsteken, gevolgd door de letter k, en vervolgens plaats je de cursor in het vak ‘Door’, waarin je dan een apostrof gevolgd door een k intypt. Deze door ons zo vurig gewenste apostrof krijg je door de Ctrl-toets in te drukken en tegelijkertijd twee keer op de gewone aanhalingstekentoets te drukken. (Dit kan trouwens ook buiten deze autocorrectiefunctie om, want dit is eigenlijk de sneltoets van Microsoft voor het probleem waar we momenteel mee worstelen.) Tot slot druk je op ‘OK’ en daarna doe je hetzelfde met de andere gewenste letters, jaartallen ('98, '99, '00), en wat je verder nog meer wilt.
Wat gebeurt er vervolgens? Bij het intikken van de gewone aanhalingstekentoets eerst nog niks; bij het intikken van de eropvolgende letter(s) ook nog niks, maar bij de eerstvolgende spatie voltrekt zich het wonder: het vermaledijde aanhalingsteken verandert vanzelf in een apostrof. Het grote voordeel boven de methode van René Hack is, behalve dat je met een toetsaanslag minder toekunt, vooral dat je nergens meer op hoeft te letten.
Want in de praktijk ben je meestal al weer veel verder voor je opmerkt dat het weer eens mis is. De toetsaanslagen die je wint doordat je niet meer hoeft te corrigeren, die tellen echt!
| |
Apostrof in Word [2]
A.A. Canters - docent Frans en informatica, Venlo
Het aanmaken van een sneltoets voor het invoeren van de apostrof is volgens René Hack een oplossing om te voorkomen dat de apostrof (het ‘negentje’) in woorden als 's nachts wordt omgezet in een aanhalingsteken (een ‘zesje’). Er is echter een eenvoudiger oplossing. Toets eerst twee keer het enkele aanhalingsteken in, en er verschijnen een zesje en een negentje. Verwijder vervolgens met de delete- of backspacetoets (waarom niet ‘wis’ en ‘linkswis’?) het eerste teken, het zesje, en voilà - succes verzekerd - het negentje blijft staan.
| |
Cornedbeef
Bert van Rijn - Nijmegen
In de uitleg van Wouter van de Bunt over de betekenis van corned in cornedbeef (rubriek ‘Reacties’, januarinummer) miste ik de mijns inziens meest voor de hand liggende verklaring. En ja hoor, in het Van Dale Groot Woordenboek Engels-Nederlands wordt ‘verkorrelen, verkruimelen’ als tweede betekenis van to corn genoemd. Dat is precies wat ik altijd al bij dat corned gedacht had. Er zit ongetwijfeld een degelijk stuk koe in dat blik, maar dan wel helemaal tot graan- of maisgrootte verkruimeld.
| |
Naschrift redactie
Inderdaad is cornedbeef een nogal korrelig product, maar geen enkel Engels of Amerikaans naslagwerk geeft bij corned beef een andere betekenis dan ‘gepekeld (en eventueel gekruid) vlees’.
|
|