| |
| |
| |
‘De dikke’ barst uit zijn jas
De dertiende editie van de grote Van Dale
Jaap Bakker-Amsterdam
Op de keukenweegschaal weegt hij ruim zes kilo, de nieuwe Van Dale - hij is weer een paar ons zwaarder geworden. In zeven jaar tijd is het boek uitgebreid van 3887 naar 4295 pagina's. Wat staat er op die vierhonderd nieuwe bladzijden? En hoe is het gesteld met de kwaliteit en de hanteerbaarheid van deze lexicografische kolos?
De dertiende editie van de grote Van Dale is weer dikker dan de vorige. Hoewel de nieuwsberichten rond de verschijning anders doen geloven, is die volumetoename maar zeer gedeeltelijk te danken aan de nieuw-opgenomen woorden; die maken maar drie of vier procent uit van het totaal. Wat vooral is toegenomen, is de hoeveelheid informatie per woord. Zo is bij ruim 9000 woorden de uitspraak in fonetisch schrift weergegeven - een belangrijke en welkome innovatie. De etymologische informatie is aangevuld met tienduizenden dateringen, en er zijn vele nieuwe betekenisnuances en voorbeeldzinnen toegevoegd. Verder is de omschrijving van bepaalde woorden in handen gelegd van vakdeskundigen, wat doorgaans tot een forse uitdijing van de definities heeft geleid. Zo wordt eekhoorntjesbrood nu omschreven in vijf regels, terwijl in de vorige druk één regel volstond.
| |
Testbatterij
Natuurlijk zijn er allerlei woorden bij gekomen die de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen van de laatste zeven jaar weerspiegelen. Toegevoegd zijn bijvoorbeeld tientallen trefwoorden met computer-, euro- en info-. Ik moet zeggen dat ik altijd snel uitgekeken raak op die modieuze neologismen. Veel belangwekkender vind ik de vraag naar de compleetheid van het woordenboek. Een goede manier om daar een indruk van te krijgen, is het werken met een ‘testbatterij’: een van tevoren opgestelde lijst met interessante woorden, die vervolgens in het woordenboek worden opgezocht. Ik heb die methode in 1992 gebruikt voor de beoordeling van de vorige druk en heb voor deze gelegenheid het onderzoek herhaald. In beide gevallen heb ik dezelfde testbatterij gebruikt, die bestaat uit honderd ‘nieuwe woorden’ (verzameld uit kranten, tijdschriften, televisieprogramma's en conversaties) en honderd ‘oude woorden’, bijeengesprokkeld uit een bloemlezing van Tachtigerspoëzie, een woordenboek genaamd De Tale Kanaäns, en Multatuli's Max Havelaar. Ziehier het resultaat:
|
12de editie |
13de editie |
Nieuwe woorden |
62 |
83 |
Oude woorden |
90 |
90 |
De grote Van Dale doet het op het punt van de moderne woorden behoorlijk goed, al blijft er natuurlijk altijd wat te wensen over. In de nieuwe druk zijn termen toegevoegd als bemensen, blooper, burn-out, depri, falafel, hezbollah, macher, pesto en wysiwyg. Daarentegen zocht ik vergeefs naar onder meer beugelbek, contacten (werkwoord), frust, grapdichtheid, grip (filmterm), psych (psychiater), therapietrouw en -wijzer (als achtervoegsel in boek- en brochuretitels).
Traditioneel heel sterk is Van Dale in de representatie van het oudere vocabulaire; bijna alles wat ik wilde opzoeken, heb ik inderdaad gevonden. Onder de woorden die ik miste, bevindt zich het dichterlijke genucht, bekend uit deze regels van Kloos: ‘En ver, daar ginds, die zacht-gekleurde lucht / Als perlemoer, waar ied're tint vervliet / In teerheid..., Rust - o, wonder-vreemd genucht!’ Nog zo'n mooi oud woord is rabboeni (Aramees ‘meester’), dat in het Nieuwe Testament enkele malen voorkomt als aanspreektitel van Jezus. Het ontbreken daarvan in Van Dale is echt een gemis, omdat het af en toe in een hedendaagse context nog wel opduikt (zie illustratie).
| |
Volledigheidsideaal
In deze editie zijn ook weer trefwoorden geschrapt. Met het verdwijnen van de dubbelspelling zijn de nodige verwijslemma's verdwenen, bijvoorbeeld ‘prezent, zie present’. Sommige woorden van het type jaargenote zijn weggehaald; in plaats daarvan wordt men verwezen naar het lemma -genoot, waar de vrouwelijke vormen van de desbetreffende uitgangen worden vermeld.
In de derde plaats zijn hier en daar wat infrequente woorden verwijderd. Zulke ingrepen doen enigszins willekeurig aan: waarom zijn aflaatpenning, boterwikkel en jaarcirkel verdwenen terwijl aflaatkramer, boterspeet en jaarscheut mochten blijven staan? De redactie geeft geen verantwoording van haar handelwijze op dit punt. In de inleiding wordt als belang- | |
| |
rijke eigenschap van het woordenboek de ‘documentaire functie’ genoemd; met andere woorden: de grote Van Dale geeft antwoord op de vraag ‘of een bepaald woord of een bepaalde verbinding gangbaar is (of geweest is), bestaat (of bestaan heeft)’. Hier wordt dus een soort volledigheidsideaal geformuleerd, dat duidelijk in tegenspraak is met het gevoerde beleid: in de vorige druk waren zo'n 18.000 woorden geschrapt, en nu zijn er weer een aantal duizenden verdwenen. De bovenbeschreven steekproeven laten bovendien zien dat heel wat oude en nieuwe woorden door Van Dale zijn vergeten.
Rabboeni (Aramees ‘meester’), dat in het Nieuwe Testament enkele malen voorkomt als aanspreektitel van Jezus, ontbreekt in Van Dale, hoewel het tegenwoordig nog wel opduikt.
Uit: Theo van den Boogaard en Wim T. Schippers, Sjef van Oekel bijt van zich af. Haarlem, Oberon, 1987.
| |
Ankerwiep
Veel van de trefwoorden in Van Dale behoren tot een bepaalde vaktaal. Voor deze editie heeft men voor het eerst verschillende collecties van vaktaalwoorden systematisch laten bewerken door ter zake kundigen. Een uitstekend idee, want er komen steeds meer jargonwoorden bij, en door de snelle progressie van wetenschap en technologie zullen definities ook sneller verouderen dan voorheen. Lang niet alle jargons zijn aan bod gekomen, maar er is in elk geval met deskundige blik gekeken naar bijvoorbeeld scheikundige, historische, militaire, pychologische, religieuze en paddestoelkundige termen.
Het resultaat is dat veel vaktaalwoorden nauwkeuriger en uitvoeriger worden uitgelegd dan voorheen. Wat de redactie helaas niet altijd heeft kunnen voorkomen is het optreden van definities als deze:
ankerwiep (de), (wwb.) dwarswiep voor het op de plaats houden van de onderste buitenwiepen van baardwerk of van de langswiepen van een bleeslaag.
mis (de; -sen) 1 (r.-k.) het offer waarin Christus zichzelf onder de uiterlijke gedaanten van brood en wijn op onbloedige wijze door de priester aan zijn Hemelse Vader als offer opdraagt.
pH, potentiaal hydrogenium, zuurgraad gedefinieerd als het negatieve van de logaritme met grondtal 10 van de activiteit van de waterstofionen: deze oplossing heeft een pH van 4,0.
Stuk voor stuk zijn dit omschrijvingen waarover goed is nagedacht en waar ongetwijfeld geen speld tussen te krijgen is. Toch zijn ze voor modale woordenboekgebruikers vrijwel onbegrijpelijk. Ankerwiep is een term uit de weg- en waterbouw, maar zelfs als je dat weet, kun je je geen enkele voorstelling vormen van dat geheimzinnige voorwerp. De definitie van mis sluit absoluut niet aan bij datgene wat de meeste mensen van het onderwerp weten, namelijk dat een mis een katholieke kerkdienst is waar iets met hosties wordt gedaan. En de uitleg van pH - bekend van pH-neutrale zeep, smeersels met huidvriendelijke pH, grondwater met te hoge of te lage pH - is voor een niet-specialist met geen mogelijkheid te volgen. Uitgerekend de informatie die voor een leek interessant is, ontbreekt: bijvoorbeeld dat een neutrale vloeistof, zoals schoon water, een pH van 7 heeft en dat het pH-getal daalt naarmate een oplossing zuurder is.
| |
Scheikunde
De behandeling van pH vestigde mijn aandacht op de chemische termen in Van Dale. Aan de bewerking daarvan zijn niet minder dan vier scheikundigen te pas gekomen, ‘onder eindverantwoordelijkheid van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging’. En dat is te merken ook. Het viel me op dat de chemische termen wel érg royaal vertegenwoordigd zijn in de nieuwe Van Dale, en een klein onderzoekje bevestigde die indruk. Ik nam een steekproef die bestond uit de scheikundetermen met ethyl-, tetra-, en thio-. Vervolgens telde ik hoeveel van die woorden er voorkwamen in de nieuwe en de voorlaatste Van Dale, en in een aantal andere naslagwerken waarover ik beschik. Zie het onderstaande staatje:
Grote Van Dale, 13de druk (driedelig) |
36 termen |
Grote Van Dale, 12de druk (driedelig) |
24 termen |
Verschueren Groot encyclopedisch woordenboek (tweedelig) |
6 termen |
Winkler Prins Pocket Encyclopedie (tiendelig) |
14 termen |
Spectrum Compact Studie Encyclopedie (twintigdelig) |
17 termen |
Kijk Woordenboek Scheikunde (eendelig) |
17 termen |
De chemische termen waren in de oudere Van Dale dus al in overmaat aanwezig, maar zijn nu nog anderhalf keer zo talrijk geworden. Toegevoegd zijn bijvoorbeeld de woorden ethyleenglycolmonomethylether, thio-ureum en tetraterpeen. Laatstgenoemde aanwinst wordt omschreven als ‘ben. voor organische verbindingen en hun derivaten behorend tot de terpenen,
| |
| |
waarvan de molecule een verbinding is van acht isopreenmoleculen (b.v. caroteen)’. Dit is geen Nederlands, dit is ankerwieps!
Ik vermoed dat de scheefgroei heeft kunnen ontstaan doordat de deskundigen te weinig tegenspel van de redactie hebben gekregen. Die had best wat hogere eisen mogen stellen aan de relevantie van de trefwoorden en de begrijpelijkheid van de definities.
| |
Meer communicatie nodig
Dat neemt niet weg dat de inbreng van deskundigen van groot belang is, ook voor de kwaliteit van de taalkundige informatie: spelling, uitspraak, grammaticalia en etymologie. Op die punten laat Van Dale regelmatig steken vallen. Zo is de chemische naam van het beruchte slaapmiddel softenon niet ‘thallidomide’ maar ‘thalidomide’. Maligne rijmt niet op insigne, abrasie heeft de klemtoon niet op de laatste lettergreep, en ventrikel is geen het-woord maar een de-woord. Formaldehyde is niet afgeleid van forma maar van formiaat (mierenzuur, een stof waaraan formaldehyde nauw verwant is); de tweede component van het woord adrenergisch is niet -energisch maar -ergisch, en het voorvoegsel nor- in noradrenaline (een zusje van het hormoon adrenaline) komt niet van normal, maar van ‘N ohne Radikal’ (of ‘No Radical’). Kortom, voor een echt goede behandeling van jargonwoorden is er meer communicatie nodig tussen de taalkundigen en de zaakkundigen, in het bijzonder waar het termen uit de bètawetenschappen betreft.
| |
Gebruikersvriendelijkheid
Gebruikersvriendelijkheid is een woord dat een jaar of wat geleden nogal populair was, maar dat in de publiciteit rond de nieuwe Van Dale nauwelijks meer wordt gehoord. Misschien wel omdat niet alle aangebrachte veranderingen het gebruiksgemak verhogen.
Laten we beginnen met de veranderingen die een verbetering zijn. Alle trefwoorden zijn volledig uitgeschreven, de afkortingen zijn op hun alfabetische plaats in de hoofdwoordenlijst opgenomen, en elk van de drie boekdelen is voorzien van twee leeslinten.
Minder gebruikersvriendelijk vind ik de behandeling van de zogeheten opnoemers. Dat zijn samengestelde woorden die zonder nadere uitleg in het woordenboek vermeld worden, bijvoorbeeld steenfabriek. Wie dat woord opzoekt, vindt geen enkele nadere informatie, zelfs geen simpele grammaticale gegevens zoals het geslacht en de meervoudsvorm. Daarvoor wordt u verwezen naar het stamwoord fabriek, dat in een ander deel staat. Daar aangekomen vindt u de betekenisomschrijving, de nodige grammaticalia en een groot aantal vetgedrukte voorbeelden van fabrieken, van aardappelmeelfabriek tot zitmeubelfabriek, die samen maar liefst een kolom in beslag nemen. Het hele boek wemelt van zulke vaak ellenlange, volmaakt nutteloze voorbeeldenlijsten, die door hun fysieke aanwezigheid het overzicht belemmeren en ergernis wekken vanwege de papierverspilling. In sommige gevallen is er ook informatie verloren gegaan. Zo worden bij veel bijvoeglijke naamwoorden op -aal niet meer de trappen van vergelijking vermeld; hiervoor wordt men verwezen naar het trefwoord -aal, en daar staat keurig ‘-aler, -st’. Die verwijzing naar -aal staat bijvoorbeeld bij fataal en bij feodaal. Maar feodaal kent geen vergrotende en overtreffende trap. Door deze wijze van presenteren is het grammaticale verschil met fataal onzichtbaar geworden.
| |
Goed en minder goed Nederlands
Iets anders wat onzichtbaar is gemaakt, is de informatie over barbarismen. Barbarismen zijn klakkeloos uit een vreemde taal overgenomen woorden en uitdrukkingen; zo is bemerking (Bemerkung) een germanisme en ‘dat puzzelt me’ (‘it puzzles me’) een anglicisme. Door bewuste taalgebruikers worden barbarismen als minder goed Nederlands beschouwd. Van Dale heeft nu de desbetreffende labels weggehaald en ‘vervangen door herkomstinformatie’. Dat klinkt mooi, maar in werkelijkheid wordt ons nu relevante informatie over de gebruikswaarde van dergelijke woorden onthouden. Wil Van Dale zich misschien helemaal niet meer uitspreken over wat goed en minder goed Nederlands is? Nee, want hij hanteert wel labels als ‘vulgair’, ‘informeel’ of ‘gewestelijk’, en bij diverse stilistisch omstreden woorden voegt hij waarschuwingen toe. Zo staat er bij enigst: ‘om het onlogische ervan beter te vermijden’; zullie wordt gekarakteriseerd als ‘onverzorgde taal’, behartenswaardig heet ‘verkeerdelijk voor behartigenswaardig’ en van optimaler - optimaalst wordt gezegd: ‘niet door iedereen geaccepteerd’. Tegen deze achtergrond maakt Van Dales kritiekloze behandeling van barbarismen een inconsequente indruk.
De grote Van Dale is nog altijd het volledigste en informatiefste woordenboek van het twintigste-eeuwse Nederlands. Het ideaal van compleetheid botst echter met de opgelegde beperkingen in omvang, en de pogingen tot efficiënter ruimtegebruik gaan soms ten koste van de gebruikersvriendelijkheid. Volgend jaar verschijnt er een versie op cd-rom, waar die problemen allicht minder een rol spelen. Maar zolang er nog papieren Van Dales verschijnen, blijven de ruimtelijke kaders knellen. Misschien moet er voor de volgende keer toch eens serieus worden gedacht over een vierdelige uitgave.
Guido Geerts en Ton den Boon (red.), Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, dertiende, herziene uitgave. Drie delen. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1999. ISBN 90 6648 4217. Prijs f 339,- / 6500 Bfr.
|
|