| |
| |
| |
Noch standaard, noch dialect
‘Tussentaal’ in Vlaanderen en Nederland
Dirk Geeraerts - Departement Linguïstiek, Katholieke Universiteit Leuven
Kleed, nekeer en gij in plaats van jurk, eens en jij - het zijn enkele voorbeelden van ‘verkavelings-Vlaams’, ook wel ‘soap-Vlaams’ genoemd: Belgisch Nederlands dat ergens tussen de verzorgde standaardtaal en de Vlaamse dialecten in zit. Ook in Nederland valt er zo'n derde taallaag te ontdekken, bijvoorbeeld in soaps als ‘Goede tijden, slechte tijden’. Hoeveel wijken de beide ‘tussentalen’ af van de twee uitersten waartussen ze zich bevinden? En is er in dit opzicht verschil tussen Nederland en Vlaanderen? Aan de universiteit van Leuven is er onderzoek naar gedaan.
Op een ‘Internet Relay Channel’ (een ‘chatbox’, zeg maar een kletskanaal) las ik de volgende conversatie tussen drie Leuvense studenten:
<Witte> |
Waar gade gelle naartoe dezen avond? |
<Tommm> |
Witte: gij gaat aan de kotmadam staan! |
<Witte> |
Tommm, k gaan naar de film om 20h |
<Tommm> |
Tsk, euhm |
<Witte> |
Sja hangt nie van mij alleen af hé |
<Tommm> |
Om half 11 spreken we denkik nog eens af |
<Witte> |
Na de film komen we misschien wel nekeer langs |
<Tommm> |
Yo QSD |
<QSD> |
Hey Tommm. En... nog examen ghad? |
<Tommm> |
Yup. En goe geweest! |
<QSD> |
Proficiat:) |
<QSD> |
Tommm: nog veel succes en tot later maybe... |
Wat wordt hier precies gezegd? Tommm en Witte proberen een afspraak te maken over hun avondlijke uitgaansactiviteiten (voor de duidelijkheid: de Kotmadam is een beeld in de uitgaansbuurt van Leuven); QSD sluit zich bij het gesprek aan, met enig vertoon van bezorgdheid over de studieresultaten van Tommm.
Studie en vermaak als preoccupaties van jongeren in een universiteitsstad - daar is weinig verrassends aan. Maar taalkundig bekeken is de tekst buitengewoon interessant: internetmateriaal laat immers bij uitstek informeel taalgedrag zien, zonder dat we daarvoor de moeizame weg van het verzamelen van gesproken taal hoeven te bewandelen. Net als in gewone gesprekken wordt er in internetconversaties razendsnel op elkaar gereageerd, en wordt er ook nogal eens door elkaar heen gepraat. Het spreektaal-karakter van de tekst komt ook tot uitdrukking in een aantal andere kenmerken: zo bevat de tekst aansprekingen en begroetingen (‘Yo QSD’, ‘Hey Tommm’) die in schrijftaal niet voorkomen, en specifieke spreektaalwoordjes zoals hé, sja, tsk en euhm versterken de indruk dat hier een gesprek gevoerd wordt in plaats van een briefwisseling. Net als in spreektaal worden er ook zinsdelen weggelaten (‘En... nog examen gehad?’, ‘En goe geweest!’). En ten slotte bevat de tekst de voor computercommunicatie zo kenmerkende symbooltjes als de:) - de smiley.
Binnen het Belgische Nederlands kunnen we drie lagen onderscheiden. De hoogste laag is de verzorgde Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal, een variant die niet zo heel erg verschilt van de Nederlandse versie, en die wel ‘VRT-Nederlands’ wordt genoemd (vroeger ‘BRT-Nederlands’), omdat de taal van de journaals op radio en tv als de norm hiervoor wordt beschouwd. De onderste laag wordt gevormd door de Vlaamse dialecten, die in veel opzichten afwijkingen vertonen: woordkeuze, woordvolgorde en klankleer zijn vaak compleet verschillend van het VRT-Nederlands. Daartussenin bevindt zich nog een tussenlaag, die door Geert van Istendael in zijn boek Het Belgisch labyrint het ‘verkavelings-Vlaams’ werd gedoopt. Anderen spreken van ‘soap-Vlaams’, omdat het de taal is van de Vlaamse soapseries, in contrast met de taal van het journaal.
In Vlaamse internetconversaties, zoals het gesprek hierboven, zien we een aantal ‘soap-Vlaamse’ kenmerken. Zo bevat alleen ons kleine voorbeeld al woordvormen als ik gaan en dezen avond, en bij de voornaamwoorden van de tweede persoon een resolute keuze voor de gij-vorm - tot op het niveau van het dialectische gelle ‘gijlieden’ aan toe. Daarnaast zijn er ook eigenaardigheden op woordniveau: nekeer in plaats van eens, bijvoorbeeld, en het gebruik van examen in omstandigheden waarin in Nederland tentamen gewoon zou zijn. Fascinerend is ten slotte dat zelfs informele uitspraakkenmerken in de tekst opdui- | |
| |
ken: de weglating van de t- (klank) in goed en niet, of de reductie van gehad tot ghad.
| |
Kleding en voetbal
Net als in België zijn er ook in Nederland drie lagen in het taalgebruik te ontdekken. Het verzorgde ‘journaal-Nederlands’ is anders dan het taalgebruik in een soapserie als ‘Goede tijden, slechte tijden’, en dat verschilt weer van bijvoorbeeld het Gelderse dialect. Maar zijn die verschillen tussen de drie lagen in Nederland nu dezelfde als in Vlaanderen? Uit een uitgebreid onderzoek dat ik met mijn Leuvense medewerkers Stef Grondelaers en Dirk Speelman verricht heb, blijkt dat er een opvallend verschil bestaat tussen Nederland en Vlaanderen.
Eerst iets over de methode die we gevolgd hebben. Uit Nederlandse en Vlaamse tijdschriften en andere bronnen hebben we de termen genoteerd waarmee in totaal dertig verschillende zaken en begrippen benoemd worden. Die begrippen zijn gelijk verdeeld over twee onderwerpen, namelijk kleding (‘overhemd’, ‘blouse’, ‘T-shirt’, ‘trui’, ‘vest’, ‘broek’, ‘jeans’, ‘legging’, ‘rok’, ‘jurk’, ‘colbert’, ‘blazer’, ‘jack’, ‘kostuum’, ‘mantelpak’) en voetbal (‘doelman’, ‘scheidsrechter’, ‘verdediger’, ‘aanvaller’, ‘doelpunt’, ‘wedstrijd’, ‘tegenaanval’, ‘voorzet’, ‘vrije trap’, ‘strafschop’, ‘hoekschop’, ‘aftrap’, ‘overtreding’, ‘buitenspel’, ‘handspel’). We wilden bijvoorbeeld voor een begrip als ‘buitenspel’ nagaan hoe vaak in Belgische en Nederlandse publicaties de term buitenspel voorkwam en hoe vaak offside, en bij het begrip ‘jurk’ wilden we vaststellen of er een voorkeur bestaat voor een benoeming met jurk, japon of kleed. De kern van de geobserveerde gegevens bestaat uit tijdschriften- en krantenmateriaal uit het jaar 1990.
Bij de overschakeling naar het Nederlands heeft Vlaanderen bewust gekozen voor de overname van de standaardtaal zoals die al veel langer in Nederland bestond.
| |
Prijskaartjes en labels
Het kernmateriaal hebben we in twee richtingen uitgebreid. In de eerste plaats hebben we ook gegevens uit 1950 en uit 1970 verzameld. Hierdoor kunnen we nagaan hoe het woordgebruik door de jaren heen veranderd is. In sommige gevallen zullen de Nederlandse en Vlaamse publicaties dezelfde woorden zijn gaan gebruiken voor bepaalde begrippen, en in andere gevallen zullen ze juist verder van elkaar zijn gaan verschillen.
De tweede uitbreiding betreft de in de inleiding besproken laag van de tussentaal. We hebben geprobeerd deze tussentaal in ons materiaal te vertegenwoordigen door kledingtermen op prijskaartjes en labels in etalages te noteren. Deze vorm van communicatie heeft bij uitstek een beperkt publiek, waardoor haar karakter informeler is (‘half-formeel’). Doordat we ons materiaal verzameld hebben in grotere steden, met een ruimere regionale handelsfunctie, voorkomen we dat het materiaal te plaatselijk (dus dialectisch) wordt.
Illustratie: Hein de Kort
Het etalagemateriaal is verzameld in Leiden, Maastricht, Leuven en Kortrijk. Zowel voor Nederland als voor België beschikken we dus over materiaal uit een belangrijke universiteitsstad in wat doorgaans als het linguïstische centrum van de gebieden wordt beschouwd (respectievelijk de Randstad en Brabant), en over materiaal uit een belangrijk economisch centrum (met een kleinere universiteit) in de periferie van het taalgebied. Deze parallelle opbouw moet het mogelijk maken vragen over de interne structuur van de Belgische en de Nederlandse taalgemeenschap op een systematische manier te beantwoorden.
| |
Uniformiteit neemt toe
Uit het onderzoek zijn twee belangrijke conclusies naar voren gekomen. Om te beginnen blijkt het verzorgde taalgebruik in Nederland en in Vlaanderen naar elkaar toe te groeien. Tussen 1950 en 1990 neemt de uniformiteit in het taalgebruik van de twee gebieden met ongeveer tien procent toe. Dat gebeurt overigens vooral doordat Vlaanderen opschuift in de richting van Nederland. Verwonderlijk is deze conclusie niet, voor wie de geschiedenis van het taalgebied kent. In Vlaanderen is het Nederlands pas in de loop van deze eeuw als cultuurtaal in gebruik gekomen, ter vervanging van de positie die eerder in het openbare leven en het hoger onderwijs door het Frans werd ingenomen. Bij die overschakeling naar het Nederlands heeft Vlaanderen bewust gekozen voor de overname van de standaardtaal zoals die al veel langer in Nederland bestond. Er is niet een eigen norm ontwikkeld; als officieel richtsnoer voor het Neder- | |
| |
lands in Vlaanderen gold het bestaande Nederlandse Nederlands. De taalpedagogische en taalpolitieke inspanningen waarin die keuze tot uitdrukking kwam, blijken dus enig succes te hebben gehad. Het verzorgde taalgebruik in de twee gebieden is weliswaar niet volledig identiek, maar de Nederlandstalige Belgen die hun taal verzorgen, blijken het Nederlandse Nederlands ook effectief als model te hebben genomen.
De Belgische variant van het Standaardnederlands en de Nederlandse variant daarvan staan dan ook dicht bij elkaar. Ze verschillen naar alle waarschijnlijkheid niet meer van elkaar dan, bijvoorbeeld, Zwitsers Frans en Frans Frans, of Oostenrijks Duits en Duits Duits. Het zijn dan ook geen verschillende talen, maar varianten van dezelfde taal: niet Belgisch en Nederlands, maar een Belgische en een Nederlandse variant van hetzelfde Nederlands.
| |
Grotere afstand
De tweede conclusie uit ons onderzoek betreft de afstand tussen het iets minder verzorgde taalgebruik (vertegenwoordigd door het etalagemateriaal) en de hoogste laag. Hier blijkt dat er een groot verschil is tussen de taalsituatie in België en in Nederland: in Vlaanderen staat het informelere taalgebruik een stuk verder af van het meest verzorgde taalgebruik dan in Nederland. Dat kan iedereen zien die bijvoorbeeld de journaals in Nederland en België met de soaps in beide landen vergelijkt. Het verschil tussen het taalgebruik in ‘Medisch Centrum West’ of ‘Goede tijden, slechte tijden’ en het Nederlandse journaal blijkt dan veel geringer te zijn dan het verschil tussen Vlaamse soaps als ‘Familie’ of ‘Thuis’ enerzijds en het VRT- of VTM-journaal anderzijds. En als je een Nederlandse internetconversatie analyseert, zul je daar ongetwijfeld ook erg informeel taalgebruik aantreffen, maar vast niet in dezelfde mate en met zoveel dialectinvloed als in ons voorbeeld.
De Vlaamse soapserie ‘Thuis’. Het ‘soap-Vlaams’ wijkt flink af van het zeer verzorgde VRT-Nederlands - veel meer dan de Nederlandse soaptaal afwijkt van het NOS-Journaal-Nederlands.
Foto: VRT
| |
Zondagsepakmentaliteit
Wat betekent die grotere afstand nu eigenlijk voor de verdere evolutie van het Belgische Nederlands - en van de taalkundige relatie tussen Nederland en België?
Je kunt drie scenario's onderscheiden. Om te beginnen ligt het in de lijn van de historische verwachtingen dat de tussentaal in Vlaanderen alleen maar een tussenstadium vormt. De standaardisering in Vlaanderen is misschien al wel voltooid op het hoogste niveau van het taalgebruik, maar een informele spreektaal die dicht bij dat hoogste register staat, moet nog tot ontwikkeling komen. Met de verdere verspreiding van het gebruik van de standaardtaal zou de tussentaal dan geleidelijk opschuiven in de richting van het VRT-Nederlands.
De Belgische variant van het Standaardnederlands en de Nederlandse variant daarvan verschillen naar alle waarschijnlijkheid niet meer van elkaar dan, bijvoorbeeld, Zwitsers Frans en Frans Frans, of Oostenrijks Duits en Duits Duits.
Maar de relatief grote afstand tussen soap-Vlaams en VRT-Nederlands zou ook stabiel kunnen zijn. Wat als de afstand tussen omgangstalig en verzorgd Nederlands in Vlaanderen zo groot is omdat de sprekers van het Standaardnederlands wíllen dat die afstand er is - omdat ze zo'n afstand op prijs stellen? Sociaal-psychologisch betekent die houding een vorm van niet-identificatie: de rol van standaardtaalspreker is dan niet een rol waarmee men zich makkelijk identificeert, het is niet een rol waarin men zich voldoende zichzelf voelt.
Wél zichzelf is men op een flinke afstand van die officiële taal en die officiële rol. Daarmee wordt de officiële norm overigens niet afgewezen. Men accepteert juist het bestaan van een formele norm, en ziet die ook het liefst bewaakt worden door een klasse van professionele normkenners (neerlandici, de redacties van woordenboeken en van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, de Nederlandse Taalunie). Maar zelf houdt men zich in het eigen taalgedrag gemakshalve op een soepele afstand van die norm, behalve dan wellicht in de meest formele omstandigheden. Deze normopvatting kan men een ‘zondagsepakmentaliteit’ noemen: zoals een zondags pak is de hoogste taalnorm iets watje zeker moet hebben en waarvan je vindt dat het er netjes moet uitzien, maar je er echt goed in voelen doe je niet. Als in Vlaanderen taal inderdaad met zo'n zondagsepakmentaliteit benaderd wordt, zal de afstand tussen soap-Vlaams en VRT-Nederlands niet makkelijk afnemen.
| |
Informalisering van de standaardtaal
Ten slotte zou het nog kunnen dat Vlaanderen een ontwikkeling doormaakt die vergelijkbaar is met wat
| |
| |
er nu in Nederland aan de gang lijkt te zijn. De recente ontwikkelingen in het Nederlandse Nederlands behelzen een informalisering van het standaardtaalgebruik: vormen van taalgebruik die oorspronkelijk slechts in informelere omstandigheden aan bod kwamen, dringen door tot gebruikssituaties die om verzorgd taalgebruik vragen. Die informalisering hangt samen met interessante cultuurhistorische verschuivingen, waar we op deze plaats niet verder op in kunnen gaan. Als er een vergelijkbare ontwikkeling in Vlaanderen op gang komt, zullen soap-Vlaams en VRT-Nederlands dichter bij elkaar komen, maar dan wel doordat het meest verzorgde Belgische Nederlands geïnformaliseerd wordt in de richting van de tussentaal. Daarmee zal er onvermijdelijk ook een grotere afstand komen tussen het algemene Belgische Nederlands en het algemene Nederlandse Nederlands.
Welk scenario in de praktijk de bovenhand zal krijgen, is moeilijk te voorspellen. De ontwikkeling van de woordenschat op het hoogste niveau heeft Vlaanderen en Nederland in de afgelopen veertig jaar dichter bij elkaar gebracht, en dat pleit voor het eerste scenario. Maar anderzijds lijken de ontwikkelingen met betrekking tot de uitspraak van het Nederlands juist de andere kant op te gaan: onderzoek heeft uitgewezen dat Vlaanderen en Nederland zich op dat punt van elkaar verwijderen. Bovendien zijn velen in Vlaanderen ervan overtuigd dat het gebruik van de tussentaal de laatste jaren flink is toegenomen. En met de komst van soaps ‘van eigen bodem’ is de zichtbaarheid van die Vlaamse tussentaal in de media uiteraard vergroot, wat al evenzeer kan bijdragen tot het succes van het tweede of het derde scenario. Het eerste scenario zou dus weleens minder kans kunnen hebben dan de overige twee.
|
|