| |
| |
| |
Trots op de eigen taal
Algemene principes van taalzuivering
Nicoline van der Sijs
De twintiger jaren mag niet, want dat is een germanisme. Groter als is net zo fout, want het wijkt af van de standaard. Ziehier twee stokpaardjes van taalzuiveraars, mensen die de taal willen ontdoen van uitheemse elementen en afwijkingen van de schoolnorm. Taalzuivering komt in alle gestandaardiseerde talen voor, van het Afrikaans tot het IJslands, en in elke taal berijden puristen hun eigen stokpaardjes. Toch blijken er ook opmerkelijke overeenkomsten te bestaan tussen de manieren waarop geprobeerd wordt al die talen zuiver te houden.
Sommige mensen vinden dat je het woord conservatief alleen mag gebruiken in de betekenis ‘behoudend’ en niet in die van ‘voorzichtig’: een conservatieve schatting is fout, want in die betekenis gaat conservatief terug op het Engels. Zo zijn er meer ‘do's and don'ts’ in de taal. Twintiger jaren is een germanisme en dus verdient de jaren twintig de voorkeur, en om dezelfde reden is er in het verleden wel voor gepleit (ook in Onze Taal) om naslagwerk, slagroom en stekker te vervangen door naslawerk, geklopte room en steker.
Dit bewust uit een taal weren van elementen die als ongewenst beschouwd worden, heet taalzuivering of purisme. Deze maand verschijnt het boek Taaltrots, waarin gerenommeerde taalkundigen laten zien wat de rol van taalzuivering is in de ontwikkeling van zo'n veertig talen, zoals het Afrikaans, Arabisch, Berbers, Chinees, Duits, Frans, IJslands, Russisch en Turks. Daaruit komen naast verschillen ook opmerkelijke overeenkomsten naar voren, die iets zeggen over algemene principes van taalzuivering.
| |
Invloeden van buiten én van binnen
Meestal is taalzuivering gericht tegen de invloed van vreemde talen, vooral als die invloed erg opvalt. Dat is het geval bij recente leenwoorden en grammaticale verschijnselen die nog niet ingeburgerd zijn. Tegenwoordig gaat het in de meeste talen om Engelse invloed.
Maar puristen hebben soms ook veel bezwaar tegen interne invloeden, zoals vulgaire begrippen, volkstaal of dialectismen. Veel Spanjaarden beschouwen bijvoorbeeld het gewone woord vomitar ‘braken’ als vulgair en geven de voorkeur aan een eufemistische variant als arrojar la comida (letterlijk ‘het eten uitwerpen’). In Nederlandstalig België, waar meer dialect wordt gesproken dan in Nederland, beschouwt men dialectismen als bedreigend voor de standaardtaal. Het Noord-Nederlands geldt veelal als norm, en men probeert dialectinvloeden zo veel mogelijk te weren.
Eigen taalmateriaal kan ook bekritiseerd worden omdat het niet voldoet aan de standaardnorm. Op school hebben we geleerd dat het groter dan is en zij zeggen, dus zijn groter als en hun zeggen fout. Het feit dat groter als in de spreektaal (en wellicht ook in de schrijftaal) vaker gebruikt wordt dan groter dan, zou volgens sommige taalkundigen - onder wie ikzelf - een reden moeten zijn om groter als tot norm te verheffen of ten minste als gelijkwaardige variant te accepteren, maar daarvoor is vooralsnog geen draagvlak te vinden.
| |
Vreemde herkomst verdoezelen
Op welke manier kan een taal worden gezuiverd van ongewenste, vreemde invloeden of hoe kan er worden voorkomen dat er een vreemde invloed tot de taal doordringt? Hiervoor bestaan een aantal algemene procédés, die in de meeste talen worden toegepast.
Een beproefde methode is leenwoorden zo over te nemen dat de vreemde herkomst verdoezeld wordt. Dat kan door de spelling en uitspraak aan te passen aan die van de eigen taal, waardoor de vreemde herkomst niet meer opvalt. Een dergelijke inburgering vindt sowieso plaats door normale taalontwikkeling en taalverandering (Latijn cellarium, mercatus en scribere zijn tenslotte ook kelder, markt en schrijven geworden), maar dat kan eeuwen duren - ook al doordat het onderwijs en de hele schrijfcultuur die momenteel bestaat, een sterk conserverende invloed op de uitheemse spelling hebben. Daardoor is in Nederland geen draagvlak te vinden voor zeer goed te verdedigen spellingaanpassingen als sitroen, ekwator, instinkt en teorie.
Elders en in andere tijden zijn er andere keuzes gemaakt. In 1801 zijn bijvoorbeeld in Zweden spellingregels geformuleerd die inhielden dat ieder leenwoord - niet alleen de ingeburgerde - direct op z'n Zweeds geschreven werd. Zo werd iedere c een k, waardoor het leenwoord veel inheemser lijkt; zie bij- | |
| |
voorbeeld konsert ‘concert’, korrespondens ‘correspondentie’. Ook in het hedendaagse Zweeds bestaat nog de neiging om de spelling van leenwoorden snel te verzweedsen.
Een ander veel toegepast taalzuiveringsprocédé is het vervangen van leenwoorden door eigen woordmateriaal. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Vreemde woorden kunnen door leenvertalingen worden weergegeven, bijvoorbeeld Duits Fernsehen voor televisie of Afrikaans binneversierder voor Engels interior decorator. Een andere mogelijkheid is het uitbreiden van de betekenis van een bestaand woord. Zo wordt het IJslandse s'mi, dat oorspronkelijk ‘draad’ betekende, gebruikt voor ‘telefoon’, en Faerøers mýl, oorspronkelijk ‘klein rond steentje’, voor ‘molecuul’.
Behalve op allerlei praktische manieren kun je een taal ook zuiveren door een theorie te ontwerpen die aantoont dat de eigen taal de oorsprong is van alle andere talen.
Om leenwoorden te vervangen kunnen ook nieuwe woorden of neologismen geschapen worden door middel van samenstelling en afleiding van bestaande woorden. Het IJslandse woord voor ‘motor’ - hreyfill - is afgeleid van hreyfa ‘bewegen’; het IJslandse woord voor ‘chirurg’ - skurðlaeknir - is een samenstelling van skurður ‘snede’ en laeknir ‘arts’.
| |
Terug naar het verleden
Sommige talen zoeken nieuwe woorden in hun verleden of hun dialecten. Duitse voorbeelden zijn hehr ‘verheven’ en Minne ‘liefde’ - verouderde woorden die tijdens de Romantiek nieuw leven is ingeblazen. Andere talen kijken ook naar verwante talen. De Koerden willen graag benadrukken dat ze een Indo-Europese taal spreken en vormen daarom neologismen naar analogie van andere Indo-Europese talen, zoals het Duits of het Frans.
Er zijn zelfs talen die noodgedwongen teruggrijpen op het verleden, of hun toevlucht zoeken in verwante talen of dialectwoorden, simpelweg omdat die talen gedurende een bepaalde periode geen moedertaalsprekers hadden. Het Hebreeuws, dat sinds de zesde eeuw voor Christus alleen nog als taal van de religie gebruikt werd en dus verworden was tot een dode taal, herleefde door het zionisme en de stichting van de staat Israël. Voor nieuwe woorden werd uit het verleden en uit andere Semitische talen geput, namelijk uit het Aramees en het Arabisch, omdat de structuur van deze talen vergelijkbaar is. Inmiddels is het Hebreeuws een levende taal die zich ontwikkelt en als moedertaal en spreektaal prima functioneert.
De situatie in de Arabische landen is uniek. Daar wordt niet zozeer teruggegrepen op het verleden, als wel krampachtig eraan vastgehouden. De taal van de koran uit de zevende eeuw wordt namelijk als heilig beschouwd en mag dus niet veranderen. In de dertien eeuwen na de openbaring is er dan ook alles aan gedaan om de normale taalontwikkeling tegen te houden. Voor de schrijftaal is dat grotendeels gelukt; nieuwe technische, wetenschappelijke en economische ontwikkelingen dwongen wel tot het maken van nieuwe woorden, maar dat gebeurde volgens de klassieke principes. De spreektaal is haar natuurlijke weg gegaan en heeft zich in de verschillende Arabische landen uiteenlopend ontwikkeld tot Marokkaans Arabisch, Egyptisch Arabisch e.d. Deze dialecten worden op alle mogelijke manieren uit het openbare leven geweerd en worden alleen in besloten kring gebruikt. Pas op school leren de kinderen het Modern Standaardarabisch, dat zeer ver af staat van de taal die ze dagelijks spreken, en in feite een dode taal is.
De Antwerpse medicus Johannes Goropius Becanus ‘bewees’ in de zestiende eeuw dat het Nederlands de oudste taal ter wereld was.
| |
‘Moeder aller talen’
Behalve op al dit soort praktische manieren kun je een taal ook zuiveren door een theorie te ontwerpen die aantoont dat de eigen taal de oorsprong is van alle andere talen - of ten minste verwant is met alle of een deel van de andere talen. Daarmee is het probleem van ‘vreemd’ versus ‘eigen’ opgelost, want leenwoorden blijken opeens eigen woorden, erfwoorden,
| |
| |
te zijn! Zo stelde de Zonnetaaltheorie uit 1935-1936 dat het Turks (‘de Zon’) het dichtst bij de in Centraal-Azië ontstane oertaal stond. Het is de ‘moeder aller talen’: alle talen stammen uit de oertaal via het Turks. Het handige van deze theorie was dat vreemde woorden niet meer door Turkse neologismen vervangen behoefden te worden, omdat deze vreemde woorden immers uiteindelijk toch uit het Turks stammen.
‘Burasi Türkiye mi?’, oftewel ‘Is dit Turkije?’ Affiche van het Turkse taalgenootschap TDK ter bestrijding van de vele westerse leenwoorden die het hedendaagse Turks ‘vervuilen’.
Ook voor het Nederlands is ooit zo'n ‘oertaaltheorie’ bedacht. De Antwerpse medicus Johannes Goropius Becanus deed in de zestiende eeuw een omstandige poging om te bewijzen dat het Nederlands de oudste taal ter wereld was (de Nederlandse taal heette niet voor niets Duyts of Douts, wat ‘de oudste’ betekent), de taal die Adam en Eva in het paradijs spraken. Het Nederlands was volgens hem ouder dan het Hebreeuws en stond ver boven barbaarse talen als het Latijn en het Grieks.
| |
Taalacademies
Taalzuivering is het bewust sturen van taal, en dus mensenwerk. Maar wie zuivert er eigenlijk? Soms gaat taalzuivering uit van een individu, die zijn naam vereeuwigt als uitvinder of verbreider van nieuwe woorden ter vervanging van leenwoorden. In Nederland zijn Simon Stevin in de zestiende eeuw en Hugo de Groot in de zeventiende eeuw zeer succesvol geweest, en in Duitsland heeft bijvoorbeeld Philipp von Zesen zijn sporen in de taal nagelaten. Hun woorden spraken anderen kennelijk aan, en zijn dus overgenomen. Het is onduidelijk waarom hun woorden het wel gered hebben en die van anderen niet, maar waarschijnlijk hebben de populariteit en het gezag van hun werk een rol gespeeld.
Taalzuivering kan ook gedragen worden door (particuliere of overheids)instanties. Bekend zijn de taalacademies. De oudste taalacademie is de in 1582 in Italië opgerichte Accademia della Crusca. In navolging hiervan werden in alle Romaanse landen taalacademies opgericht, die nog steeds bestaan. De Noord-Europese overheden hebben in de twintigste eeuw taalcommissies opgericht, die samenwerken bij het verzinnen van nieuwe woorden in het Zweeds, Deens, Noors, IJslands, Faerøers en Fins.
Dat er voor talen die dood zijn (Modern Standaardarabisch) of dood geweest zijn (Hebreeuws) taalacademies zijn, is begrijpelijk: een dergelijke taal kan alleen door een centrale instantie in stand gehouden of opgebouwd worden; wanneer de taal overigens weer moedertaal is geworden, zoals het Hebreeuws, neemt het belang van de academie af. Per definitie loopt een academie namelijk achter: zodra er een nieuw begrip of een nieuwe zaak komt, gaan de mensen dit benoemen. Pas dan gaan de academies zich buigen over de vraag hoe het moet heten.
| |
Offside werd buitenspel
Ook particulieren richten soms taalzuiveringsverenigingen op; een Nederlands voorbeeld is het Genootschap Onze Taal, dat vanaf zijn oprichting in 1931 tot de jaren vijftig vooral doende was met het bestrijden van germanismen. Ook specifieke vakgebieden of grote, internationaal opererende bedrijven kunnen invloed uitoefenen op de gebruikte terminologie. Doordat de KNVB consequent Engelse termen meed en voor alle voetbaltermen Nederlandse equivalenten zocht, spreken we nu bijvoorbeeld van achterspeler, buitenspel of strafschop, in plaats van het tot enkele decennia geleden gebruikelijke back, offside en penalty.
De bevoegdheden van de verschillende instanties die zich met taal bezighouden, zijn in ieder land verschillend. Gelukkig mogen ze slechts zelden sancties opleggen om het verbod op het gebruik van vreemde woorden kracht bij te zetten. De krachtigste maatregelen vinden we in de gevallen waarin taalzuivering onderdeel is van bewuste taalpolitiek die uitgaat van de overheid. De strengste wetgeving bestaat waarschijnlijk in Algerije: daar verlies je je baan of je bedrijf als je in het openbare leven een andere taal dan het Arabisch (bijvoorbeeld het Berbers) gebruikt.
Afwijkingen van wat ooit op school is geleerd, krijgen al snel het etiket ‘taalverloedering’ of ‘taalverval’ opgeplakt. Het inzicht dat iedere levende taal voortdurend verandert, ontbreekt.
Van welke persoon, groep of instantie taalzuivering ook uitgaat, of ze een succes wordt, hangt altijd af van de vraag of ze voldoende draagvlak heeft, en of ze overgenomen en verspreid wordt door de spraakmakende gemeente, de media en het onderwijs.
| |
Taalzuivering en emotie
Taalzuivering staat vaak in een kwade reuk omdat ze gepaard gaat met grote strijdbaarheid en agressief of militant taalgebruik. Toch kan het ook zonder veel misbaar. In IJsland, waar taalzuivering een zeer belangrijke rol speelt, gaat het er heel gematigd aan toe; iedereen vindt het er de normaalste zaak van de wereld om eigen woorden te zoeken voor nieuwe begrippen.
Maar vaak gaan taalzuivering en felle emotionele reacties hand in hand. Dat is ook wel te begrijpen - taal vormt nu eenmaal een onlosmakelijk deel van het menselijk bestaan. Om diezelfde reden is het
| |
| |
begrijpelijk dat sommige mensen erg krachtige oordelen hebben over de juistheid of het inheemse karakter van een woord. Zij hebben een ideaalbeeld van een zuivere taal voor ogen, dat vaak niet concreter omschreven kan worden dan als: een zuivere taal is ‘logisch’ en bevat weinig vreemde elementen. Afwijkingen van wat ooit op school is geleerd, krijgen al snel het etiket ‘taalverloedering’ of ‘taalverval’ opgeplakt. Het inzicht dat iedere levende taal voortdurend verandert, ontbreekt.
Soms ontbreekt er ook een ander inzicht, namelijk in de vraag of een woord ook werkelijk een leenwoord is. Dan worden vermeende herkomsten in de strijd geworpen om woorden af te wijzen. De taalkundige Royen merkte in 1953 op:
Voor velen is een woord reeds taboe, wanneer de Duitsers ons vóór waren met dat woord. Voorwoord heet een verfoeilijk germanisme, omdat het de Nederlandse weerklank is van het Duitse Vorwort. Had dit Duitse woord niet bestaan, dan zou er geen mens aan gedacht hebben voorwoord op de lijst van onnederlandsen te plaatsen. Want op zich genomen is het gans van vreemde smetten vrij.
Woorden kunnen ook worden afgekeurd alleen maar omdat ze lí'jken op een woord uit een andere, dominante taal, terwijl ze daarmee gewoon verwant zijn en dus absoluut bestaansrecht hebben. Friezen gebruiken liever úteinsette dan begjinne, omdat begjinne te veel op het Nederlandse beginnen lijkt. Toch zijn beide woorden ‘goed’ Fries.
| |
‘Oorspronkelijke’ betekenis
Bij de veroordeling van bepaalde woorden wordt wel de ‘oorspronkelijke’ betekenis aangehaald als reden om de huidige af te wijzen. Zo wees een lezer van Onze Taal onlangs humanitaire ramp af omdat de ‘oorspronkelijke’ betekenis van humanitair ‘menslievend’ zou zijn, en deed een andere lezer akoestisch instrument in de ban omdat elk muziekinstrument geluid voortbrengt en dus hoorbaar is. De Engelsen hebben voor dergelijke verklaringen zelfs een term bedacht, ‘the etymological fallacy’: het onjuiste idee dat alleen de oorspronkelijke betekenis van een woord de juiste zou zijn, waarmee men dus iedere vorm van taalverandering ontkent. Bij consequente toepassing van deze opvatting zouden we een getrouwde vrouw nog steeds met wijf aanspreken en zou gemeen nog steeds ‘gewoon’ betekenen.
In Nederland en verschillende andere Europese landen zijn momenteel de scherpe kantjes van taalzuivering afgesleten, en is de nadruk verschoven van taalzuivering naar taalzorg. Centraal staat het gebruik van goede, begrijpelijke taal, en daarin kunnen leenwoorden met mate, waar nodig, gebruikt dan wel vervangen of aangepast worden. Een onderdeel van deze taalzorg is het tegengaan van het snobistische gebruik van Engelse woorden.
Dit artikel is een bewerking van enkele passages uit de inleiding van Taaltrots. Taalzuivering in een veertigtal talen, onder redactie van Nicoline van der Sijs, dat deze maand verschijnt bij Contact in Amsterdam. ISBN 90 254 9624 5
|
|