Eigenschappen
Wat hun betekenis betreft moeten bijvoeglijke naamwoorden aan twee voorwaarden voldoen om met -heid gecombineerd te kunnen worden. Allereerst moeten ze een eigenschap aanduiden: vriendelijkheid, triestheid, opgewektheid zijn wel mogelijk, maar gemeentelijkheid bij gemeentelijke gasfabriek of huidigheid bij huidige regering niet. Een gasfabriek kan oud, mooi of groot zijn, maar je kunt niet zeggen: ‘Die gasfabriek is gemeentelijk’. Gemeentelijk zegt niet iets over het sóórt gasfabriek, maar geeft aan welke gasfabriek bedoeld wordt. Houten of zilveren duiden wel eigenschappen aan, maar dat zijn absolute eigenschappen, en (de tweede voorwaarde) alleen gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden komen voor -heid in aanmerking.
Zo doen ook intriestheid, ingemeenheid, indroevigheid en ingoedheid als afleiding van intriest, ingemeen, indroevig en ingoed heel wat vreemder aan dan triestheid, gemeenheid, droevigheid en goedheid. Ook hier drukt intriest een zo hoge graad van triest uit dat het een absoluut bijvoeglijk naamwoord is. Zou hierin niet ook de verklaring liggen voor het vreemde aan prachtigheid, namelijk dat prachtig wel heel erg mooi, ‘absoluut mooi’ is?
Waarom oninteressantheid ongebruikelijk is - net als interessantheid overigens - hebben we hiermee helaas nog niet verklaard. Lemmens vermoedt dat oninteressant een eigenschap noemt die afhankelijk is van de situatie en de spreker: er is niets dat uit zichzelf en permanent (on)interessant is. Maar dat maakt (on)interessant juist gradeerbaar, en in principe dus geschikt als grondwoord. Hoe dit ook zij, van veel bijvoeglijke naamwoorden kan een afleiding met -heid gevormd worden, maar onbeperkt zijn de mogelijkheden zeker niet.