Europese meetlat talenkennis
Hoe kun je beoordelen hoe goed iemand z'n talen spreekt? Een cijferlijst op een diploma zegt niet zoveel, want als een Nederlander een 7 voor zowel Russisch als Engels heeft, zal dat meestal niet betekenen dat hij in de praktijk met beide talen ook even goed uit de voeten kan. En dan: niet elk diploma is hetzelfde. Sinds kort bestaat er een methode om een helder inzicht te krijgen in iemands werkelijke vreemdetalenbeheersing: het ‘Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor levende talen’.
Acht jaar lang heeft een werkgroep van de Raad van Europa gewerkt aan dit internationaal uitwisselbare systeem, dat bedoeld is voor personeelschefs, docenten, wetenschappers, en leerlingen en studenten. Voor die laatsten is er een ‘taalportfolio’, een soort taalpaspoort waarop precies kan worden bijgehouden hoe goed iemand is in bepaalde talen, en in welke categorieën. Die categorieën zijn: luisteren, lezen, spreken (een gesprek voeren), spreken (iets beschrijven, een toespraak houden) en schrijven. In elke categorie zijn er drie niveaus (A: basis, B: gevorderd en C: vaardig), met elk één subniveau. Zo kan worden vastgesteld dat iemand in bijvoorbeeld het Spaans ‘korte, eenvoudige notities en boodschappen die betrekking hebben op directe behoeften kan opschrijven’ (schrijven, niveau A2).
De eerste versie van het referentiekader is vorig jaar uitgezet onder wetenschappers, overheidsinstellingen en het bedrijfsleven; op basis van de bevindingen wordt het systeem nu nader verfijnd. De reacties waren overigens overwegend positief. Ook het ‘taalportfolio’ wordt uitvoerig getest; in tien landen gaat men na of het aan de verwachtingen voldoet. De resultaten zullen worden gepresenteerd in 2001, tijdens de conferentie waarmee het ‘Europees jaar van de moderne talen’ zal worden afgesloten.
Bronnen: Algemeen Dagblad, 5-5-1999; Ministerie van OcenW