| |
| |
| |
De tussen-e(n) in samenstellingen
De ‘Groene Boekjes’ van 1881, 1954 en 1995
Anneke Neijt - hoogleraar Nederlandse Taalkunde KU Nijmegen en lid Spellingcommissie 1994
De regels voor het schrijven van e of en in samenstellingen als panne(n)-koek zijn berucht lastig. Is dat altijd zo geweest? Welke beregelingen waren er de afgelopen eeuw zoal, en tot welke schrijfwijzen leidden ze? En wat waren de voor- en nadelen ervan? Een overzicht van de tussen-e(n) in de drie ‘Groene Boekjes’ die sinds 1881 zijn verschenen.
Al ruim een eeuw bestaan er officiële normen voor de spelling van het Nederlands. In die tijd verschenen er drie officiële woordenlijsten. De eerste, de Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal van 1866 (in het navolgende baseer ik mij op de derde, herziene uitgave, uit 1881), werd samengesteld door M. de Vries en L.A. te Winkel. Hun lijst was een uitvloeisel van het door hen beiden in 1851 begonnen (en vorig jaar eindelijk voltooide) Woordenboek der Nederlandsche Taal. In 1954 verscheen er een geheel nieuwe officiële woordenlijst, die al snel bekend werd als het ‘Groene Boekje’. Het zorgde voor veel ophef, net als zijn opvolger uit 1995: het ‘nieuwe Groene Boekje’.
Het spreekt bijna vanzelf dat deze drie woordenlijsten (en de spellingregels waarop ze gebaseerd zijn) nogal van elkaar afwijken. Immers: elk nieuw ‘Groene Boekje’ was een poging iets te doen aan de onvolkomenheden van zijn voorganger(s). In hoeverre zijn die pogingen geslaagd, bijvoorbeeld als het gaat om wat altijd een erg heet hangijzer is geweest: de regel voor de tussenletter(s) in samenstellingen met een tussenklank? Om dat na te gaan, is het goed de keuzes die de drie ‘Groene Boekjes’ op dit punt hebben gemaakt, met elkaar te vergelijken.
| |
Acht groepen samenstellingen
Bij het kiezen van tussenletters in samenstellingen met een tussenklank (bijvoorbeeld tarwe(n) oogst, krulle(n)bol en panne(n)koek) zijn er slechts twee mogelijkheden: een en- het is óf pannekoek óf pannenkoek. Een andere keuze is er niet, omdat in het Nederlands iedere uitgesproken lettergreep een of meer letters krijgt toebedeeld. Het tweelettergrepige pankoek is dus uitgesloten als spelling voor het drielettergrepige panne(n)koek.
Voor welke van de twee mogelijkheden hebben de drie ‘Groene Boekjes’ in verschillende gevallen zoal gekozen? De hoofdregels luiden:
1881: |
schrijf en als het eerste lid van de samenstelling de gedachte oproept aan een noodzakelijk meervoud; schrijf e bij een noodzakelijk enkelvoud; |
1954: |
schrijf en bij een noodzakelijk meervoud en e in andere gevallen; |
1995: |
schrijf en bij woorden die wel een meervouds- en hebben en geen meervouds-s, en schrijf e in andere gevallen. |
Hoewel er dus telkens maar twee mogelijkheden zijn, leveren ze in combinatie met de drie verschillende beregelingen acht verschillende groepen samenstellingen op, elk met hun eigen spellinggeschiedenis:
1 | met en, nooit veranderd: boekenkast |
2 | met e, nooit veranderd: brekebeen |
3 | van en naar e in 1954: aspergenbed < aspergebed |
4 | van e naar en in 1954: vrouwebeeld < vrouwenbeeld |
5 | van en naar e in 1995: gedachtengang < gedachtegang |
6 | van e naar en in 1995: mollevel < mollenvel |
7 | eerst en, tweemaal veranderd: slakkenhuis < slakkehuis < slakkenhuis |
8 | eerst e, tweemaal veranderd: zotteklap < zottenklap < zotteklap |
Deze acht groepen zijn weer in twee categorieën te verdelen: de groepen die de verschillende hoofdregels in de drie Groene Boekjes volgen (1, 2, 5 en 6) en die welke betrekking hebben op de bijzondere regels: de groepen 3, 4, 7 en 8. (Zie voor die laatste regels ook het kader hiernaast.)
| |
Buiten schot
Over de eerste categorie, de ‘hoofdregelscategorie’, valt eigenlijk niet zo heel veel te zeggen. De woorden die in groep 1 thuishoren (het type boekenkast, brievenbus, tandenstoker) moeten volgens elke beregeling met en: in eerdere beregelingen door de meervoudige betekenis van het eerste deel van de samenstelling, in 1995 op grond van het meervoud: boek, brief en tand hebben geen s-meervoud. Bij deze groep horen ook woorden met een persoonsaanduiding als eerste deel (bijvoorbeeld vorstentelg en heldendaad), want De Vries en Te Winkel vereisen daar een tussen-en. De
| |
| |
persoonsregel is door de woordenlijstcommissie van 1954 overgenomen, en in 1995 zijn de meeste samenstellingen met persoonsaanduidingen ongewijzigd gebleven.
Woorden uit groep 2, met een werkwoord als eerste deel (bijvoorbeeld brekebeen, pissebed, huilebalk), zijn bij iedere spellingwijziging buiten schot gebleven. Het gaat om een groep waaraan nauwelijks nog nieuwe woorden worden toegevoegd, want nieuwe samenstellingen met een werkwoord als eerste deel hebben geen tussenklank: breekpunt, pispaal, huilbui.
De woorden uit groep 5 en 6 illustreren de principiële wijziging van de hoofdregels in 1995: het ging niet langer om de (enkel- of meervoudige) betekenis, maar om de vorm (hoe schrijf je het meervoud?).
| |
Samenvatting van de officiële regels voor e en en bij zelfstandige naamwoorden in samenstellingen
Schrijfregels in 1881 (zie Woordenlijst 1881, blz. XLIII-XLV):
|
1. | en voor klinker of h (ganzenei, slakkenhuis, eikenhout) |
2. | geen n na woorden met niet-weglaatbare e, zoals bede, vrede, enz. (bedehuis, vredehandel) |
3. | en bij noodzakelijk meervoud (flesschenmand) |
4. | e bij noodzakelijk enkelvoud (flesschebakje) |
5. | e voor een weglaatbaar -boom (berkeboom, eikeboom zijn ook aan te duiden als berk, eik) en wanneer het eerste deel voor -boom een bloem of vrucht aanduidt (rozeboom, kerseboom) |
6. | en bij persoonsnamen (slavendienst, vrouwenkieed) |
7. | en bij mannelijke dierennamen wanneer zij de soort aanduiden (apengezicht, berenjong) |
8. | e bij lichaamsdelen van dieren als naam voor een plant (ganzetong, slangekop) |
9. | en bij dierennamen als onderdeel van de naam voor een plant (kattendoorn, slangenkruid) |
10. | e/en-variatie bij woorden met wisselende enkelvouds- en meervoudsbetekenis (paardestal of paardenstal, afhankelijk van het aantal paarden in de stal) |
11. | en in versteende woordgroepen (grootendeels, goedennacht) |
Schrijfregels in 1954 (zie Woordenlijst 1954, blz. LVI-LX):
|
1. | en bij noodzakelijk meervoud (bijenkorf, boekenkast) |
2. | e bij woorden op -e die alleen s-meervoud hebben (horlogewinkel, danseusejurk) |
3. | e bij samenstellingen met -struik, -boom (rozestruik, pereboom) |
4. | en bij persoonsaanduidingen (heldendaad, ziekenhuis) |
5. | e bij een bepaalde vrouwelijke persoon (Koninginnedag, Regentesselaan) |
6. | e bij hereboer, pete- (petekind, petemoei) |
7. | en bij versteende woordgroepen (grotendeels, goedendag; maar goedemorgen) |
8. | rest: schrijf e (ganzepen, speldeknop) |
Schrijfregels in 1995 (zie Woordenlijst 1995, blz. 24-26):
|
1. | en bij woorden die op en eindigen (rekenmeester, goudenregen) |
2. | en bij woorden met wel en-meervoud en geen s-meervoud (bijenkorf, slakkenhuis) |
3. | e bij persoon of zaak die enig is in zijn soort (Koninginnedag, hellevuur) |
4. | e bij versterkende betekenis (reuzeleuk, beresterk) |
5. | e bij dier-plant-samenstellingen (kattekruid, duivekervel) |
6. | e bij lichaamsdelen als eerste deel van versteende samenstelling (kinnebak, ruggespraak) |
7. | e als een van de delen onherkenbaar is in zijn oorspronkelijke betekenis (flierefluiter, klerelijer) |
8. | en bij versteende woordgroepen (grotendeels, goedendag, maar goedemorgen) |
9. | rest: schrijf e (hoogtevrees) |
| |
Welluidendheid
In de categorie ‘groepen die de bijzondere regels volgen’ (dus de groepen 3, 4, 7 en 8) valt iets meer opmerkelijks te constateren. De schrijfwijze aspergenbed (groep 3), bijvoorbeeld, laat zien dat De Vries en Te Winkel het geen probleem vonden om in een samenstelling en te schrijven bij een woord dat buiten de samenstelling geen en als meervoudsvorm heeft; ook destijds was het enige meervoud asperges. Een ander voorbeeld uit deze groep is tarwenoogst, dat in 1881 met n geschreven werd omdat het woord toen zo werd uitgesproken.
Op grond van de persoonsregel werden samenstellingen met vrouw meestal met en geschreven, maar vrouwebeeld (groep 4) vormt daar in 1881 een uitzondering op, waarschijnlijk omdat vrouwe hier verwijst naar Maria, ‘onze lieve vrouwe’. In 1954 wordt dit type uitzonderingen apart in de beregeling genoemd: wanneer het eerste lid één bepaalde vrouwelijke persoon aanduidt, wordt de n weggelaten. Het gaat vooral om samenstellingen als Onze-Lieve-Vrouwe-college, Vrouwedag, Koninginnedag, Prinsesseschouwburg.
De schrijfwijze aspergenbed laat zien dat De Vries en Te Winkel het geen probleem vonden om in een samenstelling en te schrijven bij een woord dat buiten de samenstelling geen en als meervoudsvorm heeft; ook in 1881 was het enige meervoud asperges.
Het woord slakkenhuis (groep 7) heeft in de lijst van 1881 en, ook al gaat het om een noodzakelijk enkelvoudig slak. De reden is ‘welluidendheid’, want destijds werd de n uitgesproken wanneer het tweede deel van de samenstelling met een h of met een klinker begon. Andere voorbeelden van dit type zijn galgenaas, ganzenei, eikenhout, bruggenhoofd.
Het woord zottenklap (groep 8), een van de weinige die tweemaal van spelling veranderden, is een woord dat al in het Middelnederlands voorkwam; het werd gebruikt om een van de vijf dwaze maagden
| |
| |
Werd er vorig jaar in Oss meer dan één koningin in het zonnetje gezet? Waarschijnlijker is dat men verstrikt is geraakt in de jongste tussen-e(n)-regels.
Foto: R.W. Sikkink-Oss
aan te duiden. Tegenwoordig betekent het ‘dwaze praat, onzin’. De woordenlijstcommissie van 1954 beschouwde het woord waarschijnlijk letterlijk als ‘praat van zotten’, met zot als zelfstandig naamwoord voor een persoon, terwijl het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, verantwoordelijk voor de woordenlijst van 1995, zot kennelijk zag als bijvoeglijk naamwoord. Op grond van de klemtoon is die verklaring onwaarschijnlijk: zotte(n)klap heeft klemtoon op het eerste deel, zoals ziekenhuis, en niet op het tweede deel, zoals hogeschool.
| |
Samenvatting van andere beregelincen
Het voorstel van de Spellingcommissie (zie Spellingrapport 1994. blz. 72-74):
|
1. | en bij woorden die op en eindigen (rekenmeester, goudenregen) |
2. | en bij woorden die in het enkelvoud niet op e eindigen en wel en als meervoud hebben (hondenhok) |
3. | en bij substantieven afgeleid van adjectieven (ziekenhuis) |
4. | e bij Koninginnedag (geen andere uitzonderingen) |
5. | e bij versterkende betekenis (reuzeleuk, beresterk) |
6. | e in versteende gevallen (flierefluiter, klerelijer, niet precies uitgewerkt) |
7. | en bij versteende woordgroepen (niet precies uitgewerkt) |
8. | rest: schrijf e (hoogtevrees) |
De regels van Van Dale (Groot woordenboek 12e druk 1995, blz. XXXVII, en Van Dale en de nieuwe spelling 1996, blz. 9):
|
1. | en bij woorden die op en eindigen (rekenmeester, goudenregen) |
2. | en bij persoonsaanduidingen met en als meervoud (ziekenhuis, nomadenleven) |
3. | e bij woorden die op e eindigen (hoogtevrees) |
4. | en bij woorden die niet op e eindigen en wel en als meervoud hebben (hondenhok) |
5. | e bij persoon of zaak die enig is in zijn soort (Koninginnedag, hellevuur) |
6. | e bij versterkende betekenis (reuzeleuk, beresterk) |
7. | e in versteende samenstellingen (flierefluiter, klerestreek) |
8. | en bij versteende woordgroepen (grotendeels, goedendag, maar goedemorgen) |
| |
Gemakkelijker?
Na driemaal een spellingberegeling zijn er dus acht groepen samenstellingen te onderscheiden. De taalgebruiker heeft daar in de praktijk natuurlijk niets mee te maken: die moet kiezen tussen e en en. Is die keuze er gemakkelijker op geworden? Afgaande op het aantal afzonderlijke onderdelen in de beregelingen (zie het kader op bladzijde 199) is de spelling van 1881 het ingewikkeldst, en zijn de spellingen van 1954 en 1995 elkaars gelijke. De eerste regel van 1995 maakt immers ook deel uit van de eerdere beregelingen, ook al werd die regel niet apart genoemd.
Nu was verder vereenvoudigen ook niet het oogmerk van de Nederlandse Taalunie, die verantwoordelijk was voor de spelling-1995. De Taalunie vroeg in 1990 aan de Spellingcommissie om een consistente beregeling, niet om een minder ingewikkelde. Met een consistente beregeling wordt het voor de taalgebruiker natuurlijk wel een stuk eenvoudiger, want de schrijfwijze is minder afhankelijk van willekeur. En willekeurig waren de woordenlijsten van 1881 en 1954 beslist. Bij het woord hondefok uit 1881 is een noodzakelijk meervoud honden verdedigbaar, en het is waarschijnlijk gewoon toeval dat dit woord en vele andere in 1881 zo in de lijst zijn gezet. In de lijst van 1954 staan forellevangst en kreeftenvangst; er is alle reden om aan te nemen dat die op een verschillende manier zijn geschreven omdat ze ver uiteenstaan in het alfabet, en er dus flink wat tijd heeft gezeten tussen beide beslissingen. Bij een consistentere beregeling zouden er minder van zulke vergissingen zijn geweest.
| |
Versteende vormen
In het uitbannen van willekeur is de beregeling van 1995 niet geslaagd, omdat erin wordt uitgegaan van noties als ‘enig in zijn soort’ en ‘versteende vormen’, die door iedereen verschillend opgevat kunnen worden. Dit gebrek aan consistentie was niet nodig geweest. De Spellingcommissie die tussen 1990 en 1994 de nieuwe spelling heeft voorbereid, stelde naast een andere formulering van de hoofdregels (niet gebaseerd op de lastig vast te stellen s-meervouden van woorden die op e eindigen) voor om het aantal uitzonderingen te beperken en in lijsten onder te brengen (zie hiervoor het in 1994 bij de Sdu verschenen Spellingrapport). Alleen Koninginnedag en een nog nader vast te stellen lijst versteende vormen zouden uitzonderlijk mogen zijn. De voorstellen behelsden dus manenschijn, hellenvuur, enz., ‘gewoon’ geschreven met en. Als de beregeling aanvaard was, dan was die wel een vereenvoudiging geweest ten opzichte van die van 1954. Zie de schematische weergave van de beregeling van de Spellingcommissie in het kader hiernaast, waarin ook de vereenvoudigde beregeling is opgenomen die Van Dale ontworpen heeft om de gebruikers een betere leidraad te bieden. In vrijwel alle gevallen biedt de beregeling van Van Dale dezelfde uitkomst als die in het Groene Boekje, en wanneer er afwijkingen zijn, dan geven de woordenboeken dat aan bij het desbetreffende woord.
| |
Geen verbetering
Tot nu toe hebben we de regelingen alleen vergeleken door het áántal regels te tellen. Daarnaast kan het ook belangrijk zijn om naar de inhoud van de regels te kijken: zijn ze ‘vanzelfsprekend’ of niet, leiden ze
| |
| |
gemakkelijk tot vergissingen of niet. Op dit punt is de nieuwe spelling geen verbetering, want via de omweg van s-meervouden moet de schrijver beslissen over het schrijven van en. Dat maakt de beregeling minder logisch dan de voorgaande, want wat is het verband tussen s-meervouden en de n in samenstellingen? Het enige argument om deze regel te gebruiken is dat zo het verschil met de voorheen gangbare spelling niet al te drastisch hoefde te worden.
Vergelijken we tot slot de regeling van 1995 en de bijbehorende lijst uitzonderingen met het ontwerp van de Spellingcommissie uit 1994. Wanneer dat ontwerp zou zijn gevolgd, was er een geringe groep versteende samenstellingen geweest die tegen de regels in met e geschreven zouden worden, want de commissie heeft zich uitgesproken tegen het opnemen van uitzonderingen. Alle herkenbare vormen zouden, of ze nu letterlijk bedoeld waren of niet, en krijgen als hun vorm daartoe aanleiding gaf.
De precieze inhoud van de lijst versteende vormen heeft de Spellingcommissie niet bepaald, omdat de werkzaamheden aan de woordenlijst werden afgebroken door het besluit van de Nederlandse Taalunie om de voorstellen grotendeels niet over te nemen. Het is dus ook niet zeker of de Spellingcommissie het verschil van kattebelletje in de betekenis ‘briefje’ en kattenbelletje voor ‘belletje van de kat’ door middel van de lijst versteende vormen zou hebben uitgedrukt. Grote kans van niet. In deze verbastering van het Italiaanse (s)cartabello is hoe dan ook het Nederlandse woord kat herkenbaar, en op basis daarvan is te bepalen wat de spelling moet zijn. Daarin verschilt kattebelletje van flierefluiten en klerestreek, met een geheel onherkenbaar flier en een klere dat niet meer als variant van cholera, maar als bijvoeglijk naamwoord wordt gezien en ‘rot’ betekent.
Het enige wat ons rest, is net zo te doen als vóór 1995: wel proberen om samenstellingen volgens de regels te spellen, maar er vooral niet al te lang bij stilstaan wanneer dat af en toe niet lukt.
Er is sinds eind vorige eeuw tweemaal een wijziging geweest in de officiële beregeling van de spelling van de tussenletter e(n) in samenstellingen. De wijzigingen zijn beide keren niet geheel succesvol geweest en de wil om de spelling opnieuw te wijzigen zal niet groot zijn. Het enige wat ons rest, is net zo te doen als vóór 1995: wel proberen om samenstellingen volgens de regels te spellen, maar er vooral niet al te lang bij stilstaan wanneer dat af en toe niet lukt. Het inconsistente gebruik is immers het gevolg van een inconsistente beregeling.
|
|