Battus
Even de waarheid zeggen
Ik hou ervan mijn studenten, die in Parijs Nederlands leren, voor de gek te houden. Maar dat betekent nog niet dat ik het goed vind dat anderen het doen. Neem nu de ANS, het boek van 1800 pagina's dat bedoeld is voor buitenlanders die Nederlandse grammatica willen leren. Het is ook wel voor Nederlanders en Vlamingen, maar die lezen het niet, want die kennen de Nederlandse taal al.
Op pagina 1640 komt aan de orde dat je aan een zin het woord niet kunt toevoegen. In de 1639 pagina's ervoor werden al heel wat zinnen met dat woordje niet versierd, want de niet-dichtheid is in de strenge ANS nog groter dan in het Wetboek van Strafrecht of de folder van een nietmachinefabriek; maar nu zal de werking van niet toegelicht worden...
Het hoofdstuk over negatie begint met een zin die klinkt als een klok en die zo waar is als een wekker:
1 De inhoud van een zin kan ontkend worden.
Dit geldt voor elke mij bekende taal. Na deze volstrekt ware zin komen drie zinnen waarvan ik de eerste niet begrijp en waarvan de tweede en derde mijn wenkbrauwen ver boven mijn pet doen rijzen:
2 Een zin waarvan de inhoud ontkend wordt, noemen we een negatieve zin.
3 Is de zin die ontkend wordt waar, dan leidt ontkenning tot onwaarheid.
4 Gaat het daarentegen om een zin die onwaar is, dan leidt zinsontkenning tot waarheid.
Laat ik mijn bedenkingen over dit trio zinnen onmiddel-, heuse- en duidelijk uiten.
Zin 2 is een raadsel verpakt in een paradox met een strikje waanzin eromheen. Een zin ‘waarvan de inhoud ontkend wordt’, dat moet een kunststukje zijn als
5 Deze zin is een leugen.
Als zin 5 een leugen is, dan is zin 5 geen leugen, en zo voort tot opname in het provinciale gekkenhuis. Bedoeld wordt hope-, waarschonen kennelijk dat de zin waarin de inhoud van een ándere zin (de positieve zin) ontkend wordt, zelf een negatieve zin is. Dus de positieve zin heeft als negatieve tegenhanger:
6 Bartje wou bonen eten
7 Bartje wou geen bonen eten.
Zin 2 is dus uitzonder-, le- en kwalijk geformuleerd, maar kan vervangen worden door
2a Een zin die de ontkenning is van een andere, positieve zin, noemen we een negatieve zin.
Bij de zinnen 3 en 4 is mijn verbazing van geheel andere aard. We hebben 1639 bladzijden vol grammaticale wijsheid gelezen, maar nooit is daarbij ook maar één woord gezegd over de vraag hoe we de waarheid van een zin zouden kunnen bepalen. Misschien dat de gezamenlijke krachten van filosofie en theologie nog eens zover zullen komen, maar de grammatica kan dat niet. Dit valt gemakkelijk te bewijzen. De zin was waar in 876 (Karel de Kale regeerde tot 877), onwaar in 887 (Karel de Dikke regeerde, met bos haar, tot 888) en is zinloos in 1999 (Frankrijk heeft dit jaar geen koning. Zelfs de kale keeper van Frankrijk heeft niet de bijnaam De Koning). Terwijl het toch in al die jaren om dezelfde grammaticale zin ging. Het is alsof je in een kookboek ineens leest ‘Is de hutspot onwaar, dan maakt een snuifje zout hem waar.’
8 De koning van Frankrijk is kaal
‘Ik begrijp’, zo sprak ik donderdag, de jaardag van St. Hugues, tot mijn studenten, ‘heel goed waarom de schrijvers van de ANS zo in de war zijn. Ze naderen hier immers het bestbewaarde geheim van de Nederlandse taal. Iedereen die Nederlands heeft gestudeerd, moet bij zijn laatste examen zweren dat hij dit geheim nooit zal doorvertellen. Ik vormde bij die plechtige eed met mijn vingers op mijn rug het doventeken voor “niet” en ik zal jullie het geheim verklappen.
Je hebt talen waarin alle klinkers in een zin tot één bepaalde categorie behoren (de klankharmonische talen; de vieze man van Kees van Kooten deed dat: “Geurtje heur heur geurt keurig”). Je hebt talen waarin de zinnen altijd het omgekeerde bedoelen van wat ze zeggen (de Ironische talen). Je hebt talen waarin men fluistert wat wij uitschreeuwen en andersom. Je hebt de gekste talen. Maar geen taal ter wereld heeft een even simpel middel als het Nederlands om negatieve en positieve zinnen van elkaar te onderscheiden. Jullie zouden het zelf moeten kunnen ontdekken wanneer je de volgende zinnen leest zonder op hun betekenissen te letten. Ik noem eerst vijf positieve zinnen:
1 De inhoud van een zin kan ontkend worden.
6 Bartje wou bonen eten.
8 De koning van Frankrijk is kaal.
9 Ik leef.
10 !
Zin 10 is de woordloze zin, waarbij de spreker slechts een blij gezicht trekt. Het gaat niet om de waarheid van die zinnen, maar om hun positivité. Plaatsen wij nu hiernaast vijf negatieve zinnen:
1a De inhoud van een zin kan nooit ontkend worden.
6a Bartje wou geen bonen eten.
8a De koning van Frankrijk is niet kaal.9a Ik leef geenszins.
10 Nee!
Het gaat niet om hun onwaarheid maar om hun negativité. Ziet u hoe het onderscheid te maken is? Tel het aantal woorden van de positieve zinnen: 8, 4, 6, 2 en nul. Tel het aantal woorden van de negatieve zinnen: 9, 5, 7, 3 en 1. Zoals altijd is